WATERSTAD

De naamgeving Gent is geëvolueerd uit het Keltische “Gond” over het Germaanse“Gand” naar de Latijnse benaming “Gandavum” en betekent zoveel als monding. Waterpanden waar binnen elk pand of riviervak dezelfde waterregeling gold bepaalden de waterstand in Gent. Het niveau van de Leie en de Opperschelde verbonden met grachten en andere waterlopen beïnvloedden grotendeels de stad.

Een lager peil ontstond vanaf de Braempoort (Braemgaten-Brabantdam) en de Rode Torenstuw (St-Joriskaai) via de Nederschelde richting Brusselse Poort (Keizerpoort) zo naar Gentbrugge. Zoals wij nu het Portus Ganda via de Visserij richting Vlaamse Kaai kennen.

Twee “hoofdsluizen” regelden samen met vele hulpsluizen het waterpeil in Gent.

De Braemstuw, aan de Brabantdam gelegen, is de oudste “spei” en kreeg vermoedelijk vorm in de 12e eeuw bij het graven van de Ketelvest. Ter hoogte van het bisdomplein wordt het niveau van de Opperschelde aangepast aan de Leie en dit tot aan de stuwsluis in Asper.

Gentsluizen

De Rode Torenstuw (Sticheleren Spei), ook nog als Passtuw gekend aan de nu verdwenen Pasbrug (St.-Jorisbrug), is vermoedelijk gerealiseerd begin 13de eeuw en werd in 1909 vervangen door de meer stroomopwaarts gelegen St.-Jorissluis aan de overzijde van de St.-Jorisbrug. Deze stuw regelde het waterniveau van de Leie in de Gentse binnenstad tot Astene nabij Deinze.

Capture d’écran (1091)

De Leie komende van het Gravensteen via Kraanlei, Oudburg, Achterleie, Huidevetterskaai, Blekersdijk, Baudelokaai en St.-Joriskaai eindigt bij de De Pauwvertakking (Portus Ganda) die de Leie aansluiting laat vinden met het Handelsdok. Vanaf de Schoolkaai richting Voorhoutkaai loopt de Schelde.

De Scaldissluis (Scaldis=Schelde) aan de Oude Beestenmarkt zorgt voor de waterregeling van de Opperschelde komende van de Brabantdam en de nieuw uitgegraven Nederschelde.

Gent 27.05.2013 005

Daarvoor worden drie nieuwe bruggen voorzien nl. de “Wijngaardbrug” voor de verbinding tussen het Bisdomplein en de Reep, “Nieuwbrug” tussen de St.-Jacobsnieuwstraat en de Keizer Karelstraat en de “St.-Bavobrug” tussen de Nieuwbrugkaai en de Veerkaai.

Verder, waar de Schelde zich opsplitst aan de Visserij is de westelijke loop, de Achtervisserij (kant centrum), de oorspronkelijke Schelde en de oostelijke loop, de Visserij zelf,  in 1752 gekanaliseerd om vervolgens zich opnieuw te verenigen aan de Vlaamse Kaai.

“De Visscherije” was eveneens een gehucht bestaande uit een aantal hofsteden en verbonden aan de abt van de Sint-Baafsabdij. De verstedelijking heeft alle wezenlijke herinneringen aan deze plaats weggewist.

Uit “Aardrijks-geschiedenis, beschrijving der stad Gent voor de jeugd” door P Jonglas :

Het Rommelwater of de Visscherij, gedeeltelijk gegraven in 1752, vloeit langs het Spaansch Kasteel,naar de Brusselschepoort, en is de weg voor de groote schepen, die de Schelde op- en afkomen. Deze vaart is aan haar einde van eene kom voorzien, waardoor de schepen van en naar de Nederschelde in- en uitgelaten kunnen worden.

Wat zich ten westen van de Visserij bevind wordt de Nederschelde genoemd. De Opperschelde loopt ten oosten van de Visserij. Aan het Gentbruggesas begint de Zeeschelde richting Antwerpen.

24 September 1858. De talrijke vaarten en kanalen die door de stad onderhouden worden stellen voortdurend problemen. Tijdens de periode 1846-1857 werden in totaal 70494,69 fr (1748€) uitgegeven voor het gewoon onderhoud en nog eens 72647,30 fr (1801€) voor buitengewoon onderhoud. Totaal : 143141,99 fr (3549€) of gemiddeld 11928 fr (296€) per jaar. Toch geeft de toestand geen voldoening.

Gent moet de volgende vaarten onderhouden: het Handelsdok, de Ottogracht, de Houtlei, de Lieve, het Meerhemkanaal, de gracht Dampoort tot Visserij, de gracht Dampoort-Sassepoort, een deel van de Schelde tot de Watermolen en nog een aantal kleine kanaaltjes. Opnieuw buigt de gemeenteraad zich over het probleem. Het verslag geeft ons een nauwkeurige beschrijving van de toestand.

Op de wijk Heilig Kerst zijn een drietal kanaaltjes, waaronder het kanaal van Stekene. Het kanaal begint aan de Minnemeersbrug en gaat langs het Nieuwland onder de Priesterstraat en achter de Sassepoortstraat met verschillende vertakkingen. Totalé lengte: ongeveer 1000 meter, breedte ongeveer drie meter. Het verslag zegt “het zijn slechts des eaux stagnantes et corrompues. Il sert de receptacle aux eaux ménagères et aux fossés d’aisance des riverains; il reçoit les eaux chaudes de dix condensateurs de machine à vapeur. Ces eaux dans un état de fermentation putride continue ne sont pas même propres. Aux usages grossiers des ménages et pourtant dans leur parcours elles deivent alimenter deux filätures de coton, quatre d’étoupes, un atelier de construction, une fabrique de produits chimiques, une teinturerie, quatre brasseries, six blanchisseries”. De situatie is ver van poëtisch. De toestand zal later verder worden besproken.

Cartkayakpalindroom

Alfons Van Werveke beschreef destijds hoe men omstreeks 1870 nog op meerdere plaatsen de bodem van de Gentse rivieren kon zien met talrijke vissen in het water. Niet enkel gelegenheidsvissers wierpen een lijntje, er waren ook beroepsvissers actief. Ze woonden niet zelden midden in de stad. Zo zag men de vissers van Klein Raamhof ’s avonds wegvaren door de Houtlei op hun vissersbootjes met grote netten beladen. Die werden onder één of andere brug neergelaten om de hele nacht door vis te vangen. En dat waren niet enkel kleine bliekskes.

Napoleon Destanberg noteerde in 1840 de vangst buiten de Keizerpoort van een steur van acht voet lengte (meer dan twee meter) en 67kg zwaar. Op warme zomerdagen genoten families van de avondzon op de tragel aan de waterkant achter hun huis of op een pont of een stevig vast gemeerd bootje. Heerlijk was de aanblik van onze rivieren: het heldere water waarin de blauwe lucht weerspiegelde en de waterplanten die langs den boord welig tierden gaven de indruk van een veelkleurig tapijt, ver over de vlakten uitgespreid.

Capture d’écran (5135)

In het vierde kwart van de 19e eeuw zag diezelfde Van Werveke dat idyllische beeld totaal veranderen. Meer en meer fabrieken, blekerijen, ververijen en allerhande nijverheden loosden hun afvalwater in de rivieren. Vaarwel vissen, vissers, waterplanten, zwemmers! Met de watertochtjes omwille de gezonde lucht is het gedaan! Kleurloos zijn nu de stadszichten langs de Leie. Onze rivieren zijn uitgestrekte vuilniskuilen geworden, waarop een drabbige korst zwemt en stinkgassen uit de opborrelende blazen breken.  

———-

Een vuile Gentse historische waterlolle: Waarom heeft een nijlpaard altijd seks onder water? Probeer maar eens een kut van 7 kilo nat te krijgen!

———-

Natuurlijke waterwegen

De Schelde

De Schelde ontspringt in Gouy-Le Câtelet (F) en mondt uit in de Noordzee (NL).

Deze rivier wordt opgesplitst in :

  • Bovenschelde (185km)

Begint bij de bron in Gouy-Le Câtelet en eindigt in Gent bij de samenvloeiing met de Leie

  • Zeeschelde (100km)

Het deel van Gent tot aan de Nederlandse grens

  • Westerschelde (60km)

Vanaf de Nederlandse grens via Terneuzen tot aan Vlissingen/Breskens alwaar ze uitmondt in de Noordzee

De Leie

De Leie ontspringt in Lisbourg (F) en mondt uit in de Schelde te Gent. De rivier strekt zich uit over een lengte van 202 km waarvan 109 in België. Zij functioneert eveneens als natuurlijke grens van Armentières tot in Wervik (24 km).

Het water van de Leie was arm aan kalk en ijzer, wat haar belangrijk maakte voor het roten van vlas. Door de kleurafzetting van het roten werd ze ook wel de “gouden rivier” genoemd.

Kanalen

Voor de Gentenaars was er maar één waterweg naar zee nl. de Schelde. Via Dendermonde, Antwerpen en Biervliet werd de zee bereikt mits betaling van veel tolgeld. De groeiende economische activiteiten zal leiden tot initiatieven voor uitbreiding van het waternet waardoor Gent tot een Europese grootmacht zal uitgroeien.

1251-1269 De Lieve : Gent-Damme-het Zwin

Na toestemming van Margaretha van Constantinopel, gravin van Vlaanderen en Henegouwen, werd in 1251 het Lievekanaal richting Aardenburg gegraven dat in 1269 was afgewerkt. De Lieve, in eerste instantie de Nieuwe Leie genoemd, was zo’n 45 km lang, eigendom van de Stad Gent en uitsluitend geschikt voor binnenscheepvaart betreffende boten met een lengte van 18 voet, een breedte van 8 voet en een diepte van 3 voet.

De verzanding van het Zwin verplichtte Gent in de 16e eeuw een nieuwe verbinding met de zee te zoeken.

1547-1549 Sassevaart : Gent-Sas van Gent

Gent zag zich door de verzanding van de Lieve verplicht werk te maken van een bijkomende waterweg naar de Noordzee. Ook wou het zijn bevoorrechte positie t.o.v. Antwerpen, samen met de rede van Walcheren (Vlissingen, Veere, Middelburg) de voornaamste handelsplaats binnen Europa, niet kwijtspelen. Het was evident dat de nieuwe verbindingsweg naar deze actieve handelsplaats aan de Westerschelde leiden zou.

De stormvloeden van 1375 en 1404 te Biervliet deed de “Zuidzee” ontstaan, wat later de “Dullaert” werd genoemd en vandaag onder de “Braakman” is gekend. Dorpen werden van de kaart geveegd en een diepe Scheldetong richting Gent, “ de Papegeule” of “Sasse Gat”, ontstond. Dit bood perspectief voor Gent.

De Schipgracht, gegraven voor de turfaanvoer als brandstof voor particulier en industrieel gebruik (turf=gedroogd veen), was het enige kanaal dat in zee uitgaf. Van de Leie via de Ottogracht, Krommewal, Sluizeken en ‘t  Meerhem vervolgde de Schipgracht zijn weg naar de Muide, Meulestede en Wondelgem tot in Langerbrugge. Eens Langerbrugge voorbij veranderde de naamgeving in Burggravenstroom die door Kluizen, Ertvelde en Boechoute te Biervliet in zee uitmondde.

Op 26 mei 1547 gaf  Keizer Karel de toelating om de “ Sasschevaart” te graven, deels in de bedding van de Schipgracht, van Roodenhuize (La Maison Rouge, verdwenen gehucht op de samenvloeiing van de Sassevaart en de Moervaart) naar de Braakman, een kreek in de Westerschelde, waardoor Gent een bijkomende uitweg naar zee verkreeg.

In eerste instantie liep deze waterweg tot aan de Graaf Jansdijk, een versterkte landdijk aan de Braakman, alwaar overslag plaatsvond van zeeschepen naar binnenschepen. Toen men in 1551 startte met de bouw van een sluis ontstond er hier een kleine nederzetting die het Sas van Gent werd genoemd.

De Sassevaart, met slechts een diepte van 1.30m tot 1.60m en 15m tot 19m bodembreed, was  niet echt een zeekanaal te noemen maar was wel van groot economisch belang afgaande op bewaard gebleven “handelsrekeningen” uit die tijd.

Te Gent was er rechtstreeks de verbinding met de Leie en de haven aan de Graslei via de Schipgracht. Door de verbreding en verdieping van de Blaisantvest in 1645 was er ook verbinding met de Lieve.

Tijdens de Tachtigjarige oorlog en door de Vrede van Münster in 1648, waarbij het Sas werd afgescheiden van Gent,  werd de toegang tot de Westerschelde onmogelijk gemaakt. Het zou wachten zijn tot de hereniging van de Zuidelijke en Noordelijke Nederlanden in 1815 vooraleer Willem I het initiatief nam de Sassevaart door te trekken tot in Terneuzen (zie kanaal Gent-Terneuzen).

1613-1624 Brugsevaart : Gent – Brugge – Oostende

Na het Beleg van Oostende (1601-1604), waarbij de laatste zuidelijke protestanten werden verdreven, werd Oostende als nieuwe toegangspoort tot de Noordzee aangeduid. Aartshertogen Albrecht en Isabelle verleenden een octrooi voor de aanleg van het kanaal Gent-Brugge, dat tussen 1613 en 1624 werd gerealiseerd. Hierbij volstond het de Brugse Leie, een bovenloop van de Reie, te verbinden met de Hoge Kale, een bovenloop van de Durme.

Eerder had de aanleg van een kanaal tussen Brugge en Gent steeds geleid tot een bloedig treffen zoals in 1379, toen de Witte Kaproenen van Gent verschillende arbeiders ombrachten of tijdens de Slag op het Beverhoutsveld, waar ook de kanaalperikelen aan de basis lagen.

Na voltooiing van het kanaal werd de Gentse Barge ingelegd, een trekschuit die dagelijks tussen Gent en Brugge voer, getrokken door paarden. Ook vanuit Brugge vertrok er dagelijks zo’n “waterkoets”.

Zeeschepen kwamen via de Brugsevaart en legden aan in de zwaaikom voor de St.-Agnetebrug die toen de Lindenlei met de Verlorenkost verbond. Daar werden de goederen gelost om naar hun bestemming te worden gebracht.

1751-1753 Coupure : Brugsevaart – Leie

Om de Vlaamse handel die in verval was geraakt door de scheiding der Nederlanden te doen herleven werd tussen 1751 en 1753 op bevel van Maria-Theresia (1751) de Coupure gegraven op ’t “kolenland”, de akkers van ’t Bijlokeveld die door de “kolenkappers” van Ekkergem werden bewerkt. Dit kanaal zorgde voor de verbinding tussen de Brugsevaart en de Leie en lokte nieuwe nijverheden en inplantingen van fabrieken.

Eveneens liet men het kanaal naar Brugge en Oostende uitdiepen en verbreden. Het idyllisch zicht van de Coupure met zijn wandelpaden gaf aanleiding tot de oprichting van vele zomerverblijven en lusthuizen. Op 30.11.1969 maakte een laatste schip gebruik van het kanaal.

1823-1827 Gent-Terneuzen

Ten gevolge het verzanden en dichtslibben van de Sassevaart werd er naar een oplossing gezocht voor het toenemende waterverkeer door de vele handel. De regering onder Koning Willem I bracht in 1823 het plan ten uitvoer Gent tot een haven te maken door het met Terneuzen te verbinden. Uiteindelijk werd het kanaal Gent-Terneuzen (Westerschelde) in 1827 opengesteld.

Het Handelsdok, in 1829 door Willem I ingehuldigd, zou aan de basis liggen van de uitbouw van de Gentse Haven.

Door de onafhankelijkheid van België was er van 1830 tot 1841 geen doorvaart mogelijk. Nederland verhinderde de toegang tot de Westerschelde en België plaatste palen in het water waardoor Nederlandse boten Gent niet konden bereiken. Pas na het verdrag van Londen in 1839, waarbij de onafhankelijkheid van België door de drie mogendheden werd erkend,  kon men opnieuw aan varen beginnen denken.

Met de bouw van het stapelhuis in 1844 en de aanleg van de Nieuwe Vaart in 1863 tussen het Tolhuis en de Brugse Vaart werd voorzien in een voortdurende uitbreiding van de haven. Tussen 1880-1882 voltooide men het Houtdok-Handelsdok en het Tolhuisdok met Voorhaven.

In 1896 kwam Gent met een groots uitbreidingsplan waardoor de capaciteit van de haven enorm kon toenemen nl. een groot dok van 2300m lang met 5 insteekdokken van 500m op de rechteroever. In 1912 werd dit plan teruggeschroefd tot 3 dokken nl.:

– het Noorddok (1908-1913)

– het Middendok (1910-1925)

– het Zuiddok (1927-1930)

Tegen 1930 kwam schepen Alphonse Siffer met het voorstel een dok van 2700m lang ten NO van de bestaande dokken aan te leggen. In 1931 werd begonnen aan het dok doch moest vroegtijdig worden stilgelegd wegens de economische crisis en de daaropvolgende tweede wereldoorlog.

Het Belgisch-Nederlands verdrag van 1960 (bouw sluizen en verbreden en uitdiepen van het kanaal) zorgde voor een impuls waarbij naarstig aan het dok werd verdergewerkt. In 1968 uiteindelijk werd het Sifferdok afgewerkt.

Door de komst van de olieraffinaderij Texaco Belgium werd in 1966 gestart met de aanleg van het Petroleumdok, het huidige Mercatordok,  dat in 1968 was voltooid.

Het Rodenhuizedok, genoemd naar het verdwenen gehucht Rodenhuyse, is gerealiseerd tussen 1970 en 1978 en zo’n 1125m lang.

Tenslotte werd in 2010, na in 1996 met de werken te zijn gestart, het Kluizendok gerealiseerd.  Zo’n 600 ha ligt klaar om door de industrie te worden ingepalmd.

1863 Nieuwe Vaart : Coupure/Brugse Vaart – Tolhuis

De aanleg in 1863 van het verbindingskanaal tussen de Brugse Vaart-Coupure en het Tolhuis op de gronden van de Wondelgemse Meersen zorgde eveneens voor een toename van industrie en huisvesting.

1950-1969 de Ringvaart : kanaal Gent-Terneuzen – Schelde in Melle

Dit kanaal is 21.6 km lang en loopt in een halve cirkel om Gent heen waardoor het alle waterlopen verbindt.

De Ringvaart bestaat uit 3 delen. Het Noordervak vangt aan bij het kanaal Gent-Terneuzen tot aan de sluizen van Evergem. Vervolgens hebben we het Westervak tot aan de sluizen van Merelbeke om te eindigen bij het Zuidervak  dat loopt tot aan de samenvloeiing in Melle.

Door het uitgraven van de Ringvaart fungeerde het ook als wachtbekken en werd de kans op wateroverlast in de Gentse binnenstad vermeden. Door het sluiten van de keersluizen die de binnenwateren scheiden van de Ringvaart wordt het overtollige water uit het centrum geweerd. Via het kanaal Gent-Terneuzen,  het kanaal Gent-Oostende of de Zeeschelde is er de mogelijkheid het water af te voeren.

De Ringvaart, die er trouwens ook voor zorgt dat een tijdrovende doorvaart  doorheen het stadsgedeelte wordt vermeden ten gevolge het draaien of ophalen van bruggen, maakte de Coupure overbodig.

———————-

Bron:

Ghendtsche Tydinghen 2007 – Vol7 N°1

Ghendtsche Tydinghen juli-augustus 2013 – Vol42 N°4/N°5

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.