Wie is die enigmatieke Josse Delehaye, hoe, in welke omstandigheden en waarom werd hij burgemeester van Gent ? Toen in 1948 de Heer René de Ie Court het Gents stadsbestuur een portret van zijn overgrootvader, Josse Joseph Delehaye, schonk, portret dat sindsdien, menen wij, in de verzamelingen van het Museum van de Bijloke belandde, zullen heel wat mensen op het stadhuis, zich diezelfde vraag hebben gesteld : “Wie is die burgemeester wiens naam ons niet eens is bijgebleven?”
Delehaye is de eerste burgemeester van de stad die in de XIXe eeuw werd geboren, juist aan de tijdsgrens, in 1800. Als schoolknaap zal hij dus nog een kort broekje hebben gedragen, wanneer de Franse bezetting een einde nam. Ten tijde van het Hollands Bewind, studeerde hij rechten en behaalde op 28 februari 1824 zijn universiteitsdiploma. In een of andere openbare biblioteek, o.m. in de Gentse Boekentoren, zult ge nog een eksemplaar van zijn doktoraal proefschrift kunnen raadplegen : “De donationibus inter virum et uxorem sedundum ius romanurn et hodiernum. Gandae, J .N. Houdin, 1824, 4°”.
Hij laat zich inschrijven aan de Gentse Balie. In 1828, op het ogenblik dat de oppositie tegen de politiek van koning Willem een scherpere vorm aanneemt en men dan ook de burgerwacht versterkt, vinden wij Josse Delehaye op de lijst van de officieren van de “Schutterij”. Wanneer in 1830 de Omwenteling losbreekt, vervoegt de jonge advokaat, zonder aarzelen, de rangen van de patriotten. Zijn onderscheiding met het IJzeren Kruis bewijst dat hij tijdens en na de gebeurtenissen van 1830 een aktieve rol moet hebben gespeeld.
Wanneer ten andere het kiezerskorps op 4 november de leden voor het Nationaal Kongres moet aanduiden, is Josse-Joseph Delehaye bij de gelukkige verkozenen. In 1831 zetelt hij in de Kamer van Volksvertegenwoordigers, echter slechts tot 1832. Zal hij zijn politieke loopbaan, zo schitterend ingezet, vaarwel zeggen en opofferen aan een vaste benoeming als magistraat? Delehaye wordt immers, bij de rechterlijke herinrichting, Prokureur des Konings benoemd te Gent, doch in die jaren bestond er, hoe vreemd zulks ons tegenwoordig mag voorkomen, nog geen onverenigbaarheid tussen het ambt van magistraat en een politiek mandaat, zodat, wanneer in 1839, tot de verkiezing van vijf leden van de Kamer van Volksvertegenwoordigers moet worden overgegaan, Josse Delehaye zich kandidaat stelt, met naast zijn naam zijn officiële titel : “Prokureur des Konings”.
Die verkiezingen van 1839 blijven in de plaatselijke annalen geboekt bij de eigenaardigste die onze stad sedert 1830 hebben gekend. De Orangisten of Liberalen hadden laten weten dat zij geen lijst zouden voordragen. Sterk op lokaal plan, waren zij uiterst zwak en kansloos in het arrondissement waar, althans voor wetgevende verkiezingen, de buitengemeenten steeds katoliek stemden. Drie dagen vóór de verkiezingen, greep nog geheel onverwachts een hevig incident plaats dat de kiesstrijd een nieuwe wending gaf. Josse Delehaye, prokureur des konings en kandidaat op de lijst van het Joumal des Flandres, werd te Brussel bij baron Nothomb, de dd. minister van Justitie van het Unionistisch ministerie de Theux ontboden. De diskussie tussen de minister en de magistraat was weinig protokolair en minzaam. Nothomb eiste de intrekking van de kandidatuur van Delehaye omdat, zo beweerde hij, een openbaar ambtenaar niet anders mag denken dan de regering en niets mag doen dat de regering niet aanstaat.
Bij zijn terugkeer in Gent, gaf Delehaye een geweldige publiciteit aan dit onderhoud, dat door alle bladen druk werd besproken. Het Constitutionnel des Flandres keurde de houding van de minister goed, de overige bladen kozen partij voor Delehaye. Het orangistische Messager de Gand zette de liberalen aan voor hem te stemmen : “11 faut voter pour Delehaye”. Groter nog was de opwinding toen op 10 juni vernomen werd dat Delehaye als prokureur des konings was afgezet geworden. Hij liet zich ten andere onmiddellijk terug aan de balie inschrijven.
Op 11 juni 1839 hadden de verkiezingen plaats. 1.578 van de 2. 717 ingeschreven kiezers namen er aan deel : vier kandidaten van de lijst van het Constitutionnel des Flandres, Desmaisières, Kervyn, Hye en De Potter-Soenens werden verkozen, samen met Delehaye, kandidaat van het Joumal des Flandres, die 867 stemmen behaalde. Josse-Joseph Delehaye deed aldus, voor de tweede maal, zijn intrede in de Kamer, ditmaal echter met de steun van de liberale en orangistische stemmen, steun welke hij ten andere vrij vlug vergat. Hij werd later herkozen en werd in 1840 ondervoorzitter van de Kamer, tot in 1852. Op 28 september 1852 wordt hij door de katolieke oppositie voorgedragen voor het voorzitterschap van de Kamer tegen Teodoor Verhaegen, kandidaat van de regering Rogier. Verhaegen wordt verslagen, Rogier dient ontslag in, de Kamers worden door de koning tot 26 oktober verdaagd. Bij de heropening wordt Delehaye slechts bij de tweede stemronde, met 54 tegen 49 stemmen verslagen door Delfosse, kandidaat van het nieuwe ministerie de Brouckère.
De parlementaire aktiviteit van Delehaye, zijn drukke advokatenpraktijk, beletten hem nochtans niet, ook in de gemeentelijke politiek, een rol te spelen. De liberalen zijn echter rotsvast aan het bewind en zijn rol is dan ook tamelijk bescheiden. Voor 1854 heeft hij het niet verder dan gemeenteraadslid gebracht. De verkiezingen van 1854 zouden hem eindelijk de gelegenheid bieden op het voorplan te treden.
De strijd was, zoals gewoonlijk te Gent, hard, ruw, vuil. De kandidaten werden door modder gehaald, niet het minst Delehaye, “Dokske” zoals zijn tegenstrevers hem noemden. De liberalen, woedend omdat het met hun stemmen was geweest dat hij zijn politieke loopbaan een schitterende wending had kunnen geven, hadden het in hun pers en spotschriften, speciaal op hem gemunt : “Wat is Delehaye? Een dier mannen die alles vertegenwoordigen, een man die keert volgens de wind, een man die ja en neen zegt op dezelfde kwestie, volgens tijd en omstandigheden … . In de Kamer zegt hij dat men het oktrooi moet afschaffen, in de gemeenteraad dat men het moet behouden.”
Er werd op 31 oktober 1854 gestemd en voor de allereerste maal leden de liberalen een volledige nederlaag. Burgemeester de Kerchove de Denterghem, de liberale schepenen de Pauw en Van Lokeren, werden niet eens herkozen.
Ofschoon de liberale regering de Brouckère aan het bewind was, kon er geen ogenblik geaarzeld worden. De voorman van de katolieke partij in Gent zou burgemeester worden.
Op 28 december 1854 verscheen het Koninklijk Besluit waardoor Josse Joseph Delehaye burgemeester van Gent werd benoemd. Onbeschrijfelijk was de geestdrift van de katolieke kiezers, even onbeschrijfelijk de woede van de liberale partij : “Dokske” Delehaye, heer en meester op het stadhuis!
Veel potten heeft hij nochtans als burgemeester niet gebroken. Hij wou enkel een symbolisch gebaar stellen, maar zijn ambitie lag elders en hoger nl. het voorzitterschap van de Kamer. Het geluk lachte hem in die jaren toe. Het liberaal zakenkabinet de Brouckère werd ten val gebracht en op 30 maart 1855 kwam de katolieke Unionist Pieter de Decker aan het bewind. Nog geen maand later, op 25 april, werd Delehaye voorzitter van de Kamer van Volksvertegenwoordigers. Zijn levensdroom ging in vervulling.
De Gentse liberalen konden de pil maar niet slikken; Oswald de Kerchove schreef : “Des chefs ambitieux allaient jusqu’à la défection. Pour devenir bourgmestre de Gand et Président de la Chambre, un ancien Procureur du roi, autrefois révoqué pour ses tendances libérales par un ministre catholique, recherchait I’ alliance du parti clérical et devenait l’äme de la coalition qui renversait l’administration liberale”.
Aan gemeentelijke politiek werd in die jaren niet veel gedaan, nog veel minder aan een noodzakelijke sociale politiek. Men deed aan politiek tout court, d.w.z. dat men op lokaal plan, al het venijn, de kleingeestigheid en de passie van de debatten in het Parlement overbracht. In die jaren betekende zulks het vermaarde wetsontwerp op de liefdadige stichtingen, door de liberalen “la loi sur les couvents” genoemd. “De oude wetgeving uit de Franse tijd, schrijft Prof. Luyckx, die bepaalde dat de goederen van de armen uitsluitend door de Openbare Onderstand werden beheerd, was praktisch in onbruik geraakt. Men had sedert lang in feite toegestaan dat priesters of kloosters, die bij testament als beheerders waren aangeduid, deze goederen beheerden. Het wetsontwerp de Decker wenste aan deze feitelijke toestand een wettelijke bekrachteging te geven”. Er was eten en drinken in dit ontwerp dat wij in de tijdsgeest moeten kunnen situeren. De wet werd nooit gestemd, doch de liberale oppositie wist de toestand handig uit te baten.
Bij de gemeenteverkiezingen van 28 oktober 1857, boekten de liberalen overal, ook te Gent, na de schandaligste campagne uit onze politieke geschiedenis, aanzienlijke vooruitgang. De algemene verkiezingen van 10 december, nadat de koning het Parlement had ontbonden, kwamen die tendens bevestigen. Josse Delehaye werd niet eens herkozen. Zijn ontmoediging en ontgoocheling waren zo groot, dat hij ontslag indiende als burgemeester en gemeenteraadslid van Gent. Dezelfde maand nog, op 21 december 1857, werd hij als burgemeester opgevolgd door Karel de Kerchove.
Politiek is een ziekte, een ongeneesbare kwaal : dertien jaar later, deed Delehaye voor een derde en laatste maal zijn intrede in de Kamer, maar hij speelde er geen aktieve rol meer : nieuwe tijden waren aangebroken, er heerste een andere geest in het Parlement.
Josse-Joseph Delehaye stierf in 1888 na een lange, bewogen en inegale politieke loopbaan.
PIERRE KLUYSKENS
Bron :
https://openjournals.ugent.be/ – Ghendtsche Tydinghen – Kluyskens, P., (1988) “Josse Delehaye.”, Ghendtsche Tydinghen 17(4). doi: https://doi.org/10.21825/gt.v17i4.6929