Burggravenstroom (10e eeuw)

Sinds de oprichting in de 7e eeuw van de St.-Baafsabdij en de St.-Pietersabdij nam de bedrijvigheid rondom deze abdijen toe. Door de vele waterlopen was het transport te water de voordeligste manier goederen of mensen ter plaatse te krijgen.

In de 10e eeuw was er slechts 1 waterloop die rechtstreeks uitmondde in zee nl. “Le Torrent des Châtelains”. Richting Braakman splitste dit kanaal zich op om via Boechoute en Assenede zijn eindpunt te bereiken tegenover Biervliet.

Er was ook nog een vertakking bestemd voor kleinere boten  die naar de “Kale” liep, een oude Durmearm die zich in de Honte  liet uitvloeien.

In Kluizen was er een laatste vertakking die via het “Leiken” in Sleidinge door Lembeke tot in Kaprijke liep. Bargieën of trekschuiten vervoerden groeninge appelen, hout, laken, turf en zout (gewonnen uit turfverbranding) richting Gent.

Overstromingen waren aanleiding tot het verzanden van de Bruggravenstroom. Om het turf uit de “Zelzater moer” tot in Gent te krijgen kwam de “waterganc” tot stand tussen Zelzate en Rodenhuize. Verder voerden de boten via een deel van de Kale over het traject van de bedding van de oude Burggravenstroom (Schipgracht) richting Gent.