Savaanstraat (1893)

Drama uit jaloersheid in de Savaanstraat (1893)

In een statig herenhuis van de Savaanstraat woonde dokter Théodoor Jacquemin, 32 j. met zijn acht jaar jongere echtgenote, Emilie Van Hoecke. Zij was uit Gent afkomstig, hij was in 1861 geboren te Echternach, maar had geneeskunde gestudeerd te Gent waar hij zijn toekomstige vrouw had leren kennen. Als dokter genoot Jacquemin een goede faam, maar toch circuleerden er over het echtpaar allerlei geruchten in de stad. Het echtpaar, dat geen kinderen had, was van bij het begin niet gelukkig. Men vertelde dat de dokter geregeld zijn vrouw sloeg en dat hij een relatie had met Octavie, de meid. Een getuige had het ook over “onzedelijke feiten welke hij in zijn werkkabinet op vrouwen pleegde”. Als reactie op deze situatie zou de jonge echtgenote eveneens op zoek zijn gegaan naar een minnaar.

De gespannen verhouding tussen de dokter en zijn vrouw, en de geruchten die daarover in de stad verspreid werden, bleven niet zonder invloed op het patiëntenbestand. In het voorjaar van 1893 bereikten de huiselijke moeilijkheden een hoogtepunt gevolgd door een fatale ontknoping. Op 17 mei 1893 had Emilie de echtelijke woning verlaten. Enkele dagen nadien legde ze bij de politiecommissaris Van Dron tegen haar man klacht neer wegens mishandeling. De commissaris ging op onderzoek uit en de dokter bekende zijn vrouw geslagen te hebben. In een daarop georganiseerde verzoeningspoging bad hij haar om vergiffenis en smeekte haar om naar huis terug te keren. Ze weigerde, maar kort nadien, op zaterdag 3 juni, keerde ze toch bij haar echtgenoot terug. Daarmee leek een einde gekomen te zijn aan de problemen, maar dit bleek helemaal niet het geval.

Op een dag kwam Jacquemin onverwacht vroeg thuis. Hij verraste zijn vrouw terwijl die een brief schreef aan een zekere Jules Colpaert, wachtmeester van beroep. In die brief verklaarde Emilie, volgens een getuige, dat ze voor het ogenblik nog door haar huwelijk gebonden was, maar dat hij geduld moest oefenen en dat haar situatie wel spoedig zou veranderen. Hoe de dokter daarop reageerde weten we niet, maar veel goeds voorspelde dit voorval alvast niet voor de toekomst. En dat bleek ook al heel snel. Op 6 juni 1893 kwam de dokter’s middags thuis. Hij trof er zijn vrouw aan. De dokter beval de meid, tegen de gewoonte in, de tafel voor het middagmaal te dekken in het salon op de eerste verdieping. Terwijl de meid naar beneden ging om de eerste schotel naar boven te brengen en op te dienen, hoorde ze vier schoten lossen. Ze vermoedde dat er iets ergs gebeurd was en liep dadelijk het huis uit om de reeds genoemde politie-commissaris te halen. Toen deze in het salon kwam, zag hij de vrouw op haar rug liggen, badend in het bloed. Ze was reeds dood en boven op haar lag de dokter die de hand aan zichzelf geslagen had en er eveneens erg aan toe was. Hij leefde nog en had de kracht te zeggen dat hij ’s morgens zijn vrouw in de stad had gezien in het gezelschap van een jonge man. Dit was dan wel bedoeld als verklaring voor wat hij gedaan had. In de brief die hij bij zich had, liet hij weten dat hij wilde rusten in een graf, samen met zijn vrouw die, zo voegde hij eraan toe, “ik zo zeer bemin en met wie ik wil sterven”. Verder sprak hij in zijn afscheidsbrief een vervloeking uit over de persoon die hij ervan beschuldigde de minnaar van zijn vrouw te zijn.

De dokter overleefde zijn verwonding, was echter lam aan één zijde en poogde in de gevangenis herhaalde malen, maar steeds tevergeefs, zelfmoord te plegen. De zaak kwam voor het assissenhof te Gent op het einde van oktober 1893. Dr. Jacquemin werd veroordeeld tot tien jaar dwangarbeid, 300 fr (7.50€) boete en levenslange beroving van zijn burgerrechten. Spoedig nadien werd hem genade verleend. Hij emigreerde naar Amerika waar hij als dokter een nieuw leven begon.

Kort na de dag van de moord en zelfmoordpoging werd langs de Gentse straten reeds een treurlied gezongen op deze gebeurtenis die in de stad druk besproken werd. In de Gazette van Gent van 14 juni 1893 lezen we : “Gisteren (d.i. 11 juni) zong een liedjeszanger … het klaaglied van de wrede moord in de Savaanstraat. Er staan drie namen op van eigenaars van het lied.” Het gaat dus wel degelijk om het lied dat op een los blaadje werd verkocht en hierbij staat afgebeeld. De drie namen onderaan zijn die van bekende dichters van dergelijke liederen, Florent van Hulle, Emiel Verheye en Camiel Vande Velde. Wie echter de zanger was – één van deze drie ? -wordt niet vermeld.

———-

Bron:

Ghendtsche Tydinghen 2005 – Vol34 N°3