Guinguette

“Het Patijntje … zoo lieflijk aan de boorden der Leie gelegen. Daar heeft onze vriend Collumbien, de gekende hofbouwkundige, een reeks schilderachtige Villas gebouwd, welke zich spiegelen in de wateren van de kronkelende rivier. ’t Is er heerlijk in het zomerseizoen: schilders, dichters, denkers, droomers hebben het daar gevonden!”

Een document dd 1709 uit het Gents Stadsarchief (reeks 533 nr. 228) refereert reeds naar “den meers achter het Pateynsen”. In 1832 is er de verwijzing naar een guinguette “Het Patijntje” buiten de Kortrijksepoort. Vervolgens is er in 1862 de “Réouverture du Patijntje, Guinguette admirablement située. Par Mr. D’Havé, traiteur en poissons et restaurateur.” Het oud-Patijntje gelegen “rechtover de oude bocht” verdween met de rechttrekking van de Leie tijdens de Eerste Wereldoorlog. In 1935 verrees er op de hoek van de Afsneelaan een nieuw “Patijntje”.

Weetje: het rechtgetrokken gedeelte van de Leie, en dus ook de Patijntjesstraat, volgt het tracé van een oude weg naar Deinze nl. de Deynse stroate. Voor die rechttrekking was het tuinarchitect Alfons Collumbien, die naast zijn eigen villa ”t Huis aan de Leie” negen zomerhuisjes liet bouwen, langs wat toen nog de Patijntjesstraat heette. Toen op 14 juni 1911 Oscar de Gruyter huwde met Adolphine Peuteman, huurden zij het 8e landhuisje aan de bocht nabij het oud-Patijntje, dat meer naar de stad toe was gelegen. Hier draaide de Leie naar de Overzet toe. Het deel tussen het oud-Patijntje en de Albertbrug was nog niet gegraven. De huisjes hadden nog geen naam en dhr. De Gruyter vroeg aan Alfons Collumbien of hij zijn huisje een eigen naam mocht geven. Daar had dhr. Collumbien totaal geen bezwaar tegen. Dhr. De Gruyter doopte zijn huisje “Aan De Bocht”, wat later een officïele straatnaam werd.

Guinguette wordt in 1858 vertaald als een kleine herberg buiten de stad waar het “gemeene” volk zich op feestdagen verlustigt. Guingette op zijn Gents verwijst dus naar de (boeren)herbergen die buiten het stadscentrum lagen met hovingen en paviljoentjes waar de Gentse families op feest- en zon(nige) dagen vertier zochten.

In die tijd dronken de leden der families geen “pinten” bier, maar vader of moeder bestelde één of twee liter (een stoop) bier. Glazen werden meegebracht om elkeen te gerieven en dan at men ofwel schol, die moeder met de nodige boterhammen had meegebracht, ofwel een “musch” hesp, die toen maar 9 centen kostte en dan was ieder goed bediend. Een bord hesp kostte 16 centen en menige huisvader vond dit te duur. Vooral de meer begoede lieden aten vis.

Guinguettes zoals “Het Maagdeken” aan de Dampoort, “De Hulstenboom” en “Het Maagdeken” aan de Brugse Poort, “Het Staaksken” tussen Wondelgem en Mariakerke, “Het Snepken” … , waren gekend voor hun hesp.

Andere guinguettes zoals “Het Strop” buiten de Heuvelpoort, “het Motje” en “De Zwaan” aan de Rooigem en “Het Patijntje” aan de Leie waren op hun beurt gekend voor gebakken blieken, paling, waterzooi, enz.

“Het Maagdeken” aan de Palingshuizen was ’s zondags de verzamelplaats van de onderwijzers, die er een partijtje gingen bollen. Op de dag van het “Zomerlief” stroomde het er van jeugdige paren. “Het Maagdeken” buiten de Dampoort was voor de wijk “op Bergenkruisen” wat “Het Maagdeken” der Palingshuizen voor het “Zomerlief” was.

Ziehier de namen van vele guinguetten: “Het Motje” aan de Drongensteenweg; “De Karpel” aan de Dendermondesteenweg; er was “De Hazewind”; “De Zwaan” in de Nettestraat; “Het Maagdeken” aan de Palingshuizen en “Het Maagdeken” aan de Dendermondesteenweg vanwaar men de schieting van De Schelde zag; “De Gouden Poort” gelegen Antwerpse steenweg; “Bij Beirens” in de Schoolstraat te St-Amandsberg; “Het Pavillon des Glacis” in het Park; “De Hert” aan de Kortrijksesteenweg; “De Hulstenboom” op de Brugsesteenweg (velodroom); “Het Park St.-Cecilia” aan de Muinkmeersen (Benardstraat). “Het Pavillon de la Lys” in de Meersstraat; “De Vledermuis” aan de Bijlokekaai; “De Oude Barrière” in de Kortrijksesteenweg; “Het Snepke” aan Sneppebrug; “Het Patijntje” aan het einde der Patijntjestraat; “De Groene Staak” (Staakske) tussen Wondelgem en Mariakerke; “De Groene Boomgaard” te Drongen; “De Zwarte Hond”; “De Warande”; “De Snoek” te Gentbrugge; “De Groene Boomgaard” te Zwijnaarde, gekend voor zijn schilderijen; “De Groene Jager” tussen Destelbergen en Heusden en “Het Heilig Huizeken” te Drongen. Er waren de drie vishuizen-guinguettes in Heusden: “Het Brughuis, Café-Restaurant De Baets en De Schelde (Hier stroomt de Schelde)”. In het Park van het Citadel was er de “Belvédère”; “Trocadéro”, “Het Zwitsers Lusthuis” en “Matadi”; “De Lusthof” aan het uiteinde der St-Denijslaan; “De Hippodroom van Canada” tussen de Meersstraat en de Leie; “De Anker” te St-Denijs-Westrem; de “Nénuphar” te Afsnee; de “Derby” aan het St~De­nijsplein; “De Hazewind” in de Patijntjesstraat. “’t Rozenhof” halfweg Gent-Mariakerke langs de Brugse vaart (rechtover ’t klooster); De Guinguette-Hippodroom “Soepraes” op de Hundelgemsesteenweg, alwaar men op ezels kon rijden werd vervangen door een soortgelijke inrichting in de Bergstraat (Merelbeke-Bos). De “Groene Boomgaard”, beter gekend als “Bij boer ]anssens” tussen Heusden en Gentbrugge.

In al die buitenherbergen kan men op zon- en feestdagen steeds talrijke en vrolijke gezelschappen aantreffen, die er komen om vis, hesp, krentenbrood, rijstpap, … te eten.

De Gentse Guinguetten

We spreken 1913. Nu en dan ga ik de “Moedergazette” (1) lezen in den “Cercle”, op den hoek van den Nederkouter en de Bagattenstraat. Het bier is er lekker en de baas, Pierre Booggaerts, is zeer vriendelijk. Ik lees de “Gazette van Gent” geerne. Haar stadsnieuws, onder andere, is zeer verzorgd. Daarbij, ’t is een oude kennis. Thuis knipte men ze uit, ze werden weggelegd, gelezen en herlezen. Dat moet nog het geval zijn. Gazetten die ’t bewaren weerd zijn, zijn goede gazetten. Schooner lof kan ik van de “Gazette van Gent” niet maken. In den “Cercle” overigens, komt men oude trouwe vrienden tegen, met wie het aangenaam is soms een praatje te slaan. En overlest, sloegen wij zoo een praatje, à propos van mijn artikel over ‘”t Kroontje”, in ons Decembernummer verschenen, en waarin ik wees op het dreigend gevaar onze oude vlaamsche herbergen langzamerhand te zien verdwijnen.

Niet alleen, vele gekende gentsche staminees bestaan niet meer, maar hoevele onzer gekende en vroeger zoo druk bezochte “Guinguetten”, een ander karakteristiek gedeelte onzer stad, hebben niet hetzelfde lot ondergaan? Spreek eens aan de Gentenaars van over 30-40 jaar, van “Het Motje” van “De Zwaan” of van het ”Maagdeken” buiten de Brugschepoort, van “Den Karpel”, “De Bruiloft”, “Den Hazewind”, “De Drij Zwaantjes”, buiten de Keizerpoort, van het “Maagdeken” op den Dendermondsehen steenweg, “Den Hof van Plaisance” buiten de Dampoort, van “Den Zwarten Hond” te Gentbrugge, waar er op de vermaarde kermis dier gemeente zoo lustig gedanst en geflikkerd werd. Ze zijn weg, allen weg, weg gelijk weggevaagd. Gelukkiglijk, zijn er eenige andere blijven bestaan, en enkele nieuwe werden in de laatste tijden geopend. Een bewijs dat, ondanks de grillen der hedendaagsche beschaving, men nog altijd ondervindt dat de oude liedjes de beste zijn. Nu, dat er, ter gelegenheid van de Wereldtentoonstelling, zooveel vreemdelingen Gent zullen komen bezoeken, nu dat iedereen een beetje “overkomst” zal krijgen, is ’t misschien niet ongepast aan onze lezers die “Guinguetten” te herinneren, waar men, na een frisch en gezond wandelingsken, een goed glaaske kan drinken en eens “lekker peuzelen”, aan een civiel prijsken.

Wilt gij eens dit wandelingsken met mij medemaken? Ik doe tegenwoordig liefst een toertje langs de nieuwe Albrechtlaan en de Albrechtkaai, naar het Patijntje. Van aan de Godshuizenlaan (Bijlokenhof) tot aan de nieuwe statie St-Pieters-Aalst, is men daar eene nieuwe wijk aan ’t bouwen, met eene monumentale brug over de Leie, die prachtig belooft te zijn en niet weinig zal bijdragen, om aan Gent meer en meer het uitzicht eener groote stad te geven. Van de Albrechtkaai leidt eene nieuwe straat, de Riemstraat gedoopt, U links naar de schilderachtige Patijntjesstraat, welke eerstdaags gaat verbreed worden. Zal zij er bij winnen. In de Patijntjesstraat kunt gij uitrusten, ’t zij in den ”Trianon” bij den vriend Follman, waar de “kleinen” in ’t gras kunnen spelen, terwijl de “grooten” hunnen dorst verslaan, ’t zij in “den Hazewind”, waar ’t zoo frisch is onder de boomkens en waar gij een lekker glaasje Oudenaarsch proeft, dat smaakt als Bourgognewijn. Vader Lenssens heeft er ’t handje van om bier op flesschen te trekken (niet zijn kalanten, wel te verstaan). Wij zetten onze wandeling voort en komen aan ’t oude vermaarde “Patijntje”, zoo lieflijk aan de boorden der Leie gelegen. Daar heeft onze vriend Collumbien, de gekende hofbouwkundige, een reeks schilderachtige Villas gebouwd, welke zich spiegelen in de wateren van de kronkelende rivier. ’t Is er heerlijk in het zomerseizoen: schilders, dichters, denkers, droomers, hebben het daar gevonden!

Wat verder, nog steeds langs de Leie, vinden wij het meer rustieke “Snepken”; waar gij, evenals in ’t Patijntje een “muschken hesp” of een “portie paling” kunt verkrijgen. Wie telt de liefde-eeden, hier in de lommerrijke prieeltjes, onder de glorieëtjes, gezworen, wie telt de liefdezoenen er door de vrijende paarkens, in den valavond, gewisseld? Gespijsd en gelaafd, gaan wij vooruit en komen tusschen weelderige land-ouwen, aan de Leie, te Afsnee. Eene andere guinguette, de “Nenuphar”, lokt U aan: gij laat U overzetten en gij rust hier uit, in een der schilderachtigste hoekskens van ons Vlaanderen. Het werd, op meesterlijke wijze, bezongen door Cyriel Buysse, die te Afsnee zijn buitenverblijf heeft en er zijne schoonste werken schreef. Indien gij niet te vermoeid zijt-maar neen, uwe beenen zijn nog jong-trekt gij, dwars door het stille, kalme dorpje, naar “Den Anker” te St-Denijs, waar gij altijd zeker zijt goed gezelschap, lekker eten en drinken te vinden. “Een kwartierken repos, om een beetje te rusten”, zooals, in zijnen tijd, de President van “De Lochte Genteneirs” zei, en dan vooruit, langs de Meerschstraat, den terugtocht naar Gent ondernomen.

Mooie wandeling, langs groene weiden heen. Halverwege leidt een landweg U over het Koersplein, naar den “Derby”, die eveneens een bezoek verdient. Ge kuiert zoo een klein half uurken voort, om te landen aan “Den Lusthof’, een nieuwerwetsche guinguette, dicht bij de St-Denijslaan, zeer smaakvol ingericht, en waar het aan vermakelijkheden voorgrootenen kleinen niet ontbreekt. Kortrijkschepoort: rechts kunt gij de werken der expositie nog eens gaan bekijken, links wacht U de tram, die U terug in Gent brengt, niet zonder uwe eerbiedige groeten te hebben gebracht aan het “Pavillon de la Lys” en aan de “Vledermuis”, waar drie gekende en gevierde plats door alle lekkerbekken geproefd en bezongen: gerooste paling, matelote en waterzooi van visch, de faam der gentsche keuken gansch de beschaafde wereld door hebben verspreid, en die gij niet moogt nalaten aan magen en vrienden, die U tijdens de Wereldtentoonstelling komen bespringen, eens te laten proeven. Zij zullen er U nieuws weten van te vertellen! Ik mag dit kort overzicht onzer “Gentsche Guinguetten” niet sluiten, zonder U den welgemeenden raad te geven -Wij zijn toch “op tournée”-nog een laatste “kapelleken” te bezoeken, vooraleer de stad binnen te trekken.

———-

(1) De “Gazette van Gent, gesticht in 1667” is het oudste Gents dagblad, de “Moeder” onzer gazetten.

———-

Bronnen:

Ghendtsche Tydinghen – Juli-Augustus 2004 (33e jaargang nr.4: Bovenvermeld artikeltje “De Gentse Guinguetten” verscheen in 1913 in “Gent XXe eeuw-Gand XXe siècle”, één van de vele bladen die opgericht werden door Lodewijk De Vriese. Dit weekblad verscheen vanaf 1910, maar hield op te bestaan bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog.)

Ghendtsche Tydinghen 2017 – Jg46 Nr3

Stadsarcheologie – Guido Deseyn, jg 16 nr. 3, pg 8-20 (1992)

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.