Clemmen Jos – Arnold Van der Haeghen

7 September 1712. Geboorte van Josse Clemmen, zoon van de burgemeester van Welden Pierre Clemmen en van Anna Van Poucke. Ze bewoonden (of hadden minstens in eigendom) de aloude versterkte burcht van Petegem, genaamd het “Oud Kasteel”. In 1789-1790 zal in opdracht van Josse Clemmen, die op het punt stond geadeld te worden, een nieuw kasteel verrijzen op de gronden van het Oud Kasteel, wellicht ontworpen door architect David ’t Kindt.

Josse Clemmen legde in Gent de grondslag voor de katoenindustrie alsook de katoendrukkerij. De man was zéér dynamisch, ondernemend en productief. Hij trouwde in 1744 met Anna Barbara Theeus, dochter van een Gentse koopman en samen waren zij de trotse ouders van 7 kinderen.

Dynamisch als echtgenoot, is Clemmen even ondernemend als zakenman. Gewaagde en geslaagde speculaties als handige investeringen in het textielbedrijf doen geleidelijk zijn kapitaal toenemen en zo kan hij zijn eigen bedrijf, een katoendrukkerij en -ververij, oprichten in zijn woning bij Baudelo waar hij dra een zeventigtal arbeiders te werk stelt. Wegens zijn belang voor de tewerkstelling krijgt hij in 1766 vrijstelling van stadsrechten op de “ustensilen ende ingredienten noodigh tot sijne fonctie van schilderen en illumineren van cathoenen.” Na enkele jaren moet hij zijn zaak uitbreiden en in de Garenstraat een groot gebouw in huur nemen.

Gent en Clemmen waren echter op gebied van katoenindustrie ten zeerste benadeeld want de Oostenrijkse regering had in 1753 voor het bedrukken en schilderen van stoffen aan een Antwerpse firma “Jan Beerenbroeck en Compagnie” een exclusief monopolie verleend om gedurende 25 jaar deze nijverheid te Antwerpen te vestigen, met absoluut verbod voor de concurrenten elders in Vlaanderen een dergelijk bedrijf op te trekken.

Zich bij een dergelijke wettelijke en feitelijke toestand neerleggen had de ondergang van Gent betekend. Clemmen komt dan ook tegen dit exclusief octrooi op, spant een proces in, weet de Gentse en gewestelijke overheden voor zijn zaak te winnen en wanneer in 1778 het monopolie van de Antwerpse firma een einde neemt, is het proces nog steeds aan de gang en heeft men gans die tijd een feitelijke toestand moeten dulden in afwachting van een definitieve uitspraak die nooit kwam!

In 1767 kocht hij als buitenverblijf het Braemkasteel in Gentbrugge aan.

In 1771 koopt hij een huis in de Veldstraat waar hij onmiddellijks ateliers laat bouwen langs de kant van de Leie. Alhoewel het een gebouw van 3 verdiepingen wordt met een gevelbreedte van 30 m. is het bij de afwerking reeds te klein voor zijn 500 werklieden.

In 1777 richt hij vlak nabij de Brugse Poort een enorm bedrijf op, daar waar later de “Lys” zal komen. Deze fabriek wordt verder uitgebreid in 1780. Met 5 van zijn zonen laat hij het bedrijf op volle toeren draaien.

Ook de politiek laat deze rusteloze geest niet los en op 27 januari 1780 wordt hij schepen van de Keure, vermoedelijk niet volledig gedesinteresseerd, want als nijveraar die gunsten vroeg en …. bekwam, was de aanwezigheid op het stadhuis geen te onderschatten voordeel. Hij werd in 1789 door keizer Jozef II in de adel opgenomen als “heer van Petegem”. In 1791 kreeg hij van keizer Leopold II, samen met zijn oudste zoon, de titel baron. De eerste katoenbaronnen uit het Gentse. Op 23 januari 1802 komt Judocus/Josse Clemmen te overlijden.

Dat het huis Clemmen over het nodige aanzien bleek te beschikken getuigt Generaal Wellington, de held van Waterloo, die bij zijn vele visites aan Gent veelal het hotel Clemmen als logeerplaats prefereerde. Zoals op 8 April 1815, toen hij de verdedigingswerken in ogenschouw kwam nemen en afstapte in de Veldstraat in het huis Clemmen, rechtover het hotel D’Hane Steenhuyze, waar koning Louis XVIll verbleef. “Louis die zweet”, zeiden de Gentenaars, en waarvan de Parijzenaars al zingende de afwezigheid betreurden: “Rendez-nous-notre père, notre père de Gand!” (paire de gants).

Op 19 januari 1869 is er de geboorte van Arnold Van der Haeghen. De Van der Haeghens vormden een familie die veel betekend heeft voor Gent.

Het begon met Désiré die geboren werd in 1797 en stichter was van de voornaamste drukkersfamilie uit de 19e eeuw in Gent. Na het overlijden van zijn nonkel Frans Bogaert neemt hij in 1827 diens drukkerij over en blijft hij ze verder uitbaten in de Onderstraat. In 1836 komt hij in het bezit van het “Hotel Clemmen” in de Veldstraat en vanaf 1841 is het daar dat hij “De Gazette van Gent” drukt.

Désiré sterft in 1850 en zijn weduwe zet de zaak verder, samen met de twee zonen Eugène en Ferdinand. Drie jaar later neemt zoon Eugène de zaak over. Zijn broer Ferdinand zou vermaardheid verwerven als historicus en bibliofiel. Hij was bibliothecaris van de Universiteitsbibliotheek en schonk zijn verzameling van meer 10.000 Gentse drukken aan de Universiteit. Zijn zoon Victor zou gedurende 34 jaar onze Stadsarchivaris zijn. Hij was ondervoorzitter van de “Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent” en secretaris van de “Commissie voor Monumenten en Stadsgezichten”.

Eugène, die de drukkerij overgenomen had, bracht ze tot grote bloei en het is onder zijn leiding dat “De Gazette van Gent” haar grootste oplage kende nl. 5.000 exemplaren in 1870. Eugène sterft in 1880 als zijn zoon Arnold nog maar 11 jaar oud is. Het is pas in1905 dat de dan 36-jarige Arnold de zaak gaat beheren.

Het was dan ook meer dan een aangename verrassing voor het stadsbe-stuur van Gent, toen het, kort na Wereldoorlog II vernam dat de heer Arnould vander Haeghen het mooie herenhuis in de Veldstraat, beter gekend als Hotel Clemmen of Hotel Vander Haeghen, bij testament aan onze stad had nagelaten. Zulke eieren laten zelfs de Paasklokken maar zelden in de korf vallen en de overheden zetten dan ook met veel geestdrift de herstelling van het huis in, dat, qua inwendige schikking, het nogal erg te verduren had gekregen van de smaak of wansmaak van sommige eigenaars en bewoners van de XIXe eeuw.

In 1953 was men zover gevorderd met het opknappen en opfrissen der zalen dat men er regelmatig tentoonstellingen mocht inrichten, doch zulks bleek maar ’n tijdelijke oplossing te zijn: het hotel was inderdaad beter geschikt om als museum te worden ingericht en in september 1964 werd het dan ook offi-cieel “het Museum van het Verdrag van Gent en zijn tijd”. Niet heellang bleef het echter toegankelijk voor het publiek want men had besloten het gebouw, dat inmiddels bij een Koninklijk Besluit dat in het Staatsblad van 4 oktober 1953 verscheen, werd geklasseerd (behalve de achtergebouwen) volledig te restaureren

Ook de “Diensten Cultuur en Kunsten” van de Stad Gent kreeg er in 1997 zijn onderkomen.

La Lys

Op 6 juli 1838 wordt “La Lys” opgericht. Verschillende prominenten uit de textielwereld en enkele financiers waren samengekomen in de studie van notaris Van Gendt om over te gaan tot de stichting van de “Société de la Lys”, met als doel het mechanisch spinnen van vlas en hennep. Bij de stichters waren o.m. de katoenbarons Félix de Hemptine, De Gandt, Pierre Rosseel, Jacob Van Caeneghem; personen die dus wel iets afwisten van het vak en hun ervaring ter beschikking stelden aan de nieuwe maatschappij.

Burelen, magazijnen en een eerste produktieeenheid werden ondergebracht in de oude katoendrukkerij van Josse Clemmen, gelegen op het schiereiland tussen de Leie en de oude vestingsgracht aan de Nieuwe Wandeling. Er werd ook een nieuw gebouw opgericht. Van het begin af moest alles modern zijn. Aanvankelijk werden 10.000 spillen geleverd door de Phenixfabrieken, stoommachines werden besteld in Engeland, stoomketels in Grivegnée. De directeur en de hogere kaderleden gingen een stage doen in Engeland.

Twee jaar na de stichting ging het slecht en men maakte verlies, maar vanaf het derde produktiejaar ging het goed en ging het steeds crescendo. De kwaliteit van de geproduceerde goederen was immers uitstekend en werd gewaardeerd door het uitgebreid buitenlands cliënteel. Steeds werden de nieuwste technieken toegepast.

Bij de opstart was slechts een deel van het eilandje, langs de kant van de Coupure, bebouwd. Op het andere deel, langs de kant van Einde Were, had de St-Jorisgilde haar Casino en haar schietstand, maar de “Lys” kon deze gronden verwerven in 1860 en aldus verder uitbreiden. Dit voor wat de positieve kant van de zaak betreft. Negatief waren natuurlijk de werkomstandigheden in deze sector in de 19e eeuw zoals lange arbeidstijden, kinderarbeid en onhygiënische omstandigheden. Vooral in de “natte continus”, waar het vlas behandeld werd met heet water, was de arbeid uitgevoerd door vrouwen zeer penibel.

Er moet nochtans gezegd worden dat de situatie in de “Lys” zeker niet slechter was dan in de andere textielfabrieken. Volgens oude werknemers zelfs aanzienlijk beter. Van de 3.000 personen die in 1919 in de ”Lys” werkten waren er 2.000 vrouwen. Oude Gentenaars die in de omgeving van de Nieuwe Wandeling woonden herinneren zich nog zeer goed een geluid uit hun kinderjaren: een beetje voor 5 uur ’s morgens trok een leger arbeiders, mannen, vrouwen en kinderen, op naar de fabriek. Aangezien zij allemaal klompen droegen veroorzaakte dit een oorverdovend gekletter op de kasseien.

In 1965 werden de gebouwen van de “Lys” volledig afgebroken om plaats te maken voor de appartementsblokken van de zogenaamde “Groene Vallei” die voordien, voor de oprichting van de imposante industriële gebouwen, veel groener was dan nu het geval is.

Bron:

———-

Ghendtsche Tydinghen 1992 – Vol21 N°6

Ghendtsche Tydinghen 2004- Vol33 N°4

Ghendtsche Tydinghen 2007 – Vol36 N°5

Ghendtsche Tydinghen 2014 – Vol43 N°3

http://www.dagvandearchitectuur.be

http://www.historischehuizen.stad.bent.nl