Veerleplein

Het Veerleplein kent een unieke ligging tussen het Gravensteen, de Vismijn en het Patershol.

Na de inval van de Noormannen in 879-883 vestigde graaf Boudewijn II eind 9e eeuw hier een castrum (Romeins legerkamp) op de linkeroever van de Leie in de buurt van het Gravensteen.

Rond dit castrum begonnen mensen zich te groeperen en huisvesten en zo kwam een tweede portus (nederzetting) tot ontwikkeling.

Het Veerleplein maakte deel uit van het grafelijk voorhof. Hier stonden gebouwen van de grafelijke residentie zoals scholen, een hallegebouw en de St.-Veerlekerk (1216). Deze bidplaats deed dienst als hofkapel voor het grafelijke gevolg en was toegewijd aan St.-Pharaïldis, tot ze werd afgebroken door de Calvinisten om plaats te ruimen voor woningbouw.

Capture d’écran (3444)

Het Wenemaersgodshuis draagt de naam van zijn stichter Willem Wenemaer. Hij was een Gents poorter en was schepen in 1312 en 1315. In 1323 kocht hij het huis “Het Paradijs” op het Veerleplein en bestemde het voor een godshuis.

In de 16de eeuw is het St.-Veerlekapittel van de St.Veerlekerk naar de St.-Niklaaskerk overgebracht. De St.-Veerlecultus, vooral bekend van de verering van de stenen broden, beoefende men zeer levendig in de middeleeuwen. De viering greep ieder jaar plaats op 4 januari, Sint-Veerledag. Ook na de overbrenging naar de Sint-Niklaaskerk kende de viering nog heel wat bijval. In 1784 verhuisde het kapittel naar de Jezuïeten-kerk in de Volderstraat De verering van de stenen broden bleef echter nog verder in de Sint-Niklaaskerk doorgaan tot in de dertiger jaren van deze eeuw toen ze werd stopgezet wegens het vermeend heidens karakter. 

gent-kerkvanst-pharac3aflde

Bij opgravingswerken zijn een 50-tal skeletten van kinderen en volwassenen teruggevonden. Dit op de plaats van het toenmalige kerkhof naast de parochiekerk van St.-Veerle, herbouwd na het Calvinistische bewind om definitief te verdwijnen in 1734.

Tussen de 15e en 18e eeuw hadden op dit plein vele terechtstellingen plaats, vanop het Gravensteen aanschouwd door de graaf met zijn schepenen.

capture-decran-6554

Zo wordt Jan De Vos op 6 september 1460, als leider van de tegenstanders van de grafelijke politiek, terechtgesteld en gevierendeeld op het Veerleplein. Zijn lichaam werd in een zak gebonden en buiten de Muidepoort aan de galg gehangen, zijn hoofd wordt op een staak aan de Peterceliepoort geplaatst en de overige lichaamsdelen aan de andere stadspoorten. 

6 maart 1697. De valsemunter Isaac de Longueville wordt met de ketel ter dood gebracht op het St.-Veerleplein. De ketel bevat kokende olie en water. Het is de laatste maal dat een dergelijke straf wordt toegepast.  

gentveerlepleingravensteen

Deze plaats werd door de Franse revolutionairen Place d’Epicure genoemd naar Epicurus, de Romeinse filosoof van levensgenietingen. De link lag met de vele eetzaken aan het plein en de plaatselijke kermis met smulpartijen. Tot 1897 was er een jaarlijkse foor.

Gentveerlepleinjverplancken2

Vanaf eind 18e eeuw tot begin 20e eeuw vond hier de groentenmarkt plaats.

7 juli 1847. Op het Veerleplein verkocht een boerin aardappelen tegen 26 cent per steen. Een aantal werklieden betuigden hun ontevredenheid. De politie kwam tussen om verdere onregelmatigheden te voorkomen. De boerin werd verplicht de aardappelen te verkopen tegen 18 cent. ’s Anderendaags waren er opnieuw moeilijkheden. De politie heeft de beslissing genomen de aardappelen tegen 15 cent per steen te verkopen.  

Voor de wereldtentoonstelling van 1913 werden alle gebouwen dit pleintje omvattend opgekalefaterd. Het “Leeuwke” uit 1926 verwijst trouwens naar de “Expo 1913”. Dit monument is een schenking van de Vrienden van Oud-Gent en is opgericht “ter herinnering aan Joseph Casier, Maurice de Smet de Naeyer en Emiel Coppieters.”

grapkannibaalschoonm
065

De visverkopers verhuisden in 1689 van de Groentenmarkt naar de Vismarkt aan het Veerleplein. Maar de Vismarkt werd te klein en op 26 maart 1866 keurde de gemeenteraad een ruiling goed. De stad ontving 428m² grond betreffende het Wenemaersgesticht van de Burgerlijke Godshuizen die op zijn beurt 2141 m² grond ontving op de Blaisantvest na demping van de oude stadsgracht. Uiteindelijk kan de Vismarkt vergroot worden en een overdekte markt worden gebouwd. Dit alles op de gronden van het Wenemaersgesticht. 

Capture d’écran (3861)

In 1566 werd het Godshuis geplunderd om vervolgens in 1588 weer te worden opgebouwd door toedoen van de Gentse mecenas Laureins Van den Haute. De nieuwe kapel werd in 1989 ingewijd aan de H. Laurentius en sindsdien was het Wenemaers Hospice ook gekend als het St.-Laurentiusgodshuis. Toen onder het Franse bewind het Bestuur der Burgerlijke Godshuizen werd opgericht, kwam het Wenemaersgodshuis dan ook in het bezit van de Burgerlijke Godshuizen. Op 20 oktober 1873 wordt de akte getekend, waarbij het Bestuur der Burgerlijke Godshuizen aan de stad Gent het Wenemaersbeluik plus zeven huizen gelegen op het St.-Veerleplein en in de Hoge Zonnestraat (de huidige Rekelingestraat) verkoopt voor 200000 fr (4958€).

Weetje: 23 februari 1591. Laurent Van den Haute maakt al zijn roerend en onroerend goed over aan het Wenemaersgodshuis op het Sint-Veerleplein in ruil voor levenslang onderhoud in het godshuis. Hij stierf er op 24 december 1604 en werd, zijn wens indachtig, in de kapel van het godshuis begraven. Elke maandag, woensdag en vrijdag werd, ook volgens zijn wens, voortaan een mis ter zijner nagedachtenis opgedragen. Als  jaargetijde werd voortaan op zijn sterfdag een sermoen gehouden en een pint “pitantiewijn” aan 24 armen uitgedeeld. (Het was vroeger gebruikelijk dat weldaden eigenlijk betalingen waren voor het eigen zieleheiL Een schenking doen zonder zelfbelang was toen gewoon ondenkbaar.)

Capture d’écran (3572)
Capture d’écran (2544)

De aanbesteding voor de afbraak van het gesticht werd goedgekeurd op 8 maart 1875 voor 1800 fr (45€). Op 45 september 1875 zal de aanbesteding van de bouw van de overdekte markt worden goedgekeurd voor een bedrag van 230 000 fr (5702€). De overdekte markt, voorlopig gebruikt als bergplaats voor auto’s, werd geen succes. De gevel van de Vismarkt,
die uitgeeft in de Rekelingestraat, werd herbouwd in 1912 naar de plannen van architect Janssens.

De Vismijn, met barokke toegangspoort Neptunus (zee) ondersteunend geflankeerd door man (Schelde) en vrouw (Leie), heerst over het Veerleplein. In 1963 werd er de laatste vis verkocht. Nu is er horeca in ondergebracht, is de toeristische dienst er actief, zijn er 2 multifunctionele zalen en een jaagpad met voetgangersbrugje voorzien.

graphoorapparaat

14 april 1873. De Volkskeuken op het Sint-Veerleplein kende succes. Van 3 tot 31 december 1872 (29 dagen) werden verkocht: 31804 volledige eetmalen, 711560 liter soep plus nog 78930 liter soep verkocht per halve liter, 135030 eetmalen (vlees, groenten, aardappelen), 67850 porties brood en 45580 liter bier. De totale ontvangsten bedroegen 141237 frank (3502 €).  

31 juli 1878. Uit het stadsmagazijn op de Lindenlei is het groot beeld gehaald, gemaakt door K. De Kezel en dat moet dienen om de ingang van de Vismarkt te versieren. Dit beeld stelt Neptunus voor. Het is uit Tercesteen gehouwen.

Het plein is nog steeds een lust voor het oog en een waardevolle, toeristische trekpleister.

De Belg als Bourgondiër, liefhebber van een glaasje wijn of een fris biertje terwijl de laatste restjes vis of vlees oppeuzelend, zich vermakend aan de vele, kleurrijke toeristen en historische gebouwen, denkend aan de dessert die zal volgen met mogelijks nog een degustiefje, zal zich zeker verheugen bij zijn bezoek aan één van de vele gezellige, uitnodigende restaurants met overheerlijke spijzen en dranken.

St.-Pharaïlde of St.-Veerle is de patrones of beschermheilige van Gent. Zij draagt de zachtheid en de goedheid in haar hart.

Capture d’écran (2106)
Drie verhalen typeren Veerle van Gent :
  • Ze werd door haar vader uitgehuwelijkt aan ene Guido, een wreed en jaloers man. Veerle zweerde echter bij haar maagdelijkheid en had zich aan God toevertrouwd waarbij zij elke nacht in de kerk bidden ging. Ondanks Guido’s vele woedeuitbarstingen bleef ze wel zorg dragen voor hem. Bij zijn dood was ze nog steeds maagd vasthoudend aan haar verheerlijking in God.
  • Pharaïldis was een groot dierenliefhebber en schonk er dan ook de nodige aandacht aan. Toen zij op een morgen de resten terugvond van een gans die zij reeds een hele poos voederde was haar verdriet groot. Zij raapte de pluimen op en de botjes, opende haar beide handen en de gans kwam weer tot leven. De gans wordt dikwijls met Pharaïldis afgebeeld.
  • Op een bepaald ogenblik zag Pharaïldis zich verplicht bij een vermogend persoon aan te kloppen voor een stukje brood. Deze wist haar echter te vertellen dat er geen brood in huis was. “Mocht er ergens brood in mijn woning zijn moge god het direct veranderen in steen”. En zo geschiedde het ook. Al het brood veranderde in steen.
grapolifantkameel

Wenemaersgodshuis – Willem Wenemaer

Willem Wenemaer sneuvelde in een gevecht aan de Rekelingenbrug te Deinze op 21 juli 1325. Deze rijke lakenhandelaar speelde een belangrijke rol in het Gents stadsleven van 1312 tot 1325. Hij was getrouwd met de schatrijke Margareta ’s Brunen. Het was in 1312 dat hij voor het eerst Schepen van de Keure wordt. In 1314 wordt hij benoemd tot Halleheer en in 1315 wordt hij Schepen van Ghedeele. Van 1318 tot 1319 is hij Voorschepen van de Keure, wat zo veel is als burgemeester. In 1321 wordt hij door Robrecht van Béthune benoemd tot één van de 5 Hoofdmannen. Hij stond goed aangeschreven bij Graaf Lodewijk van Nevers die hem in een document “mon bon ami et prudhomme” noemt.

Bij een conflict tussen de Graaf en de Bruggelingen schaart Gent zich aan de zijde van de Graaf. De Bruggelingen slagen er in Deinze te bezetten. Aan het hoofd van de Gentse milities rukt Wenemaer vanaf het Kasteel van Ooidonk op naar Deinze, maar hij zal er sneuvelen aan de Rekelingenbrug. Hij werd begraven in de kapel van het Godshuis dat hij in 1323 gesticht had met zijn vrouw. –> Toen de Tolhuissluis in 1864 herbouwd werd ontdekte men verschillende grafplaten. Daaronder bevonden zich ook deze van Willem Wenemaer en zijn vrouw. Zij berusten nu in het Bijlokemuseum.

Zijn vrouw Margaretha Sbrunen verkreeg alzo de leiding over het godshuis. In 1330 trad ze in het klooster. Wat later schonk ze al haar bezittingen aan het godshuis. Ze overleed op 7 september 1352 en werd naast haar echtgenoot in de kapel begraven.

Baron Jules de Saint-Genois geeft een beschrijving van het Wenernaersgodshuis in het midden van de l9e eeuw:

“Men treedt in het gesticht langs een kleine deur waarboven het beeld van den H. Laurentius in een nis geplaatst is. Een lange gang geeft uit op een hofken waar de reine huisjes van de bewoonsters zijn. Rechts is de kapel, tamelijk groot en wel versierd. Op het altaar den H. Laurentius toegewijd, hangt een schilderij door De Craeyer, den “Marteldood des Heiligen” voorstellende. Enige kleine schilderijen, schone kerkornamenten en de koperen gedenkplaten van des stichters graf maakten den rijkdom der kapel uit.

Om opgenomen te worden in het godshuis moesten de vrouwen minstens zestig jaar oud zijn, te Gent zijn geboren en behoeftig of gebrekkig zijn. Het bestuur was toevertrouwd aan vier zusters. Elke provenierster bewoonde een klein huisje en mocht de gemeenschappelijke tuin gebruiken. ’s Zomers ontving elke provenierster 27 centimes per dag, ’s Winters 32 centimes plus drie frank voor de verwarming. De zieke proveniersters werdenverpleegd in de infirmerie. Sommige vrouwtjes verdienden nog wat met naai- en breiwerk.”

Hier volgt het verslag van A. Moyson (1863):

“Bij mijn jaarlijkse inspectie van de gebouwen van het Bestuur der Burgerlijke Godshuizen werd mijn aandacht getrokken door de erge bouwvalligheid van het Wenemaersgodshuis. Deze bouwvalligheid is zo ernstig, dat het me onmogelijk lijkt het gebouw nog verder te gebruiken.

1. De woningen bestemd voor de oude vrouwen zijn zeer ongezond daar de kamers veel te klein zijn.
2. De kamertjes op de verdieping zijn erg klein en de lucht wordt er bedorven door de uitwasemingen van de latrines.
3. De infirmerie, waar thans 16 proveniersters verblijven, heeft slechts een inhoud van 395m² of 24,75m² per hoofd, terwijl het minimum volume 50m² zou moeten bedragen.
4. De nabijheid van de Lieve en van de vismijn, waarvan de afval een onaangename en ongezonde reuk verspreidt, zijn ook zeer nadelig.

De beschikbare ruimte voor de 34 proveniersters bedraagt 610m3 of ongeveer18m3 per inwoner, terwijl de vier zusters, die het godshuis besturen, beschikken over 1292m3.

Om de toestand te verbeteren zouden de woningen van de proveniersters beter moeten verlucht worden en de infirmerie worden vergroot, wat een uitgave zou vergen van ongeveer 25000fr (620€).

Het verschil in uitgave per inwoner en per dag van het Sint-Antoniusgesticht en het Wenemaersgodshuis bedraagt 0,57 fr. of voor 30 proveniersters 6156fr (153€) per jaar. In het St.-Antoniusgesticht is er voldoende plaats om de proveniersters van het Wenemaersgesticht op te nemen.

Het godshuis werd afgeschaft in 1866 en de aldaar verzorgde vrouwen werden vergebracht naar het St-Antoniushof. De gebouwen werden grotendeels afgebroken in 1875 om plaats te maken voor de nieuwe vlees- en vishalle.

Bij de afschaffing van het godshuis bewaarde één van de zusters, Thérèse Van den Berghe, het beeld van de H. Laurentius in haar huis. Zij woonde het laatst in het Oud Begijnhof alwaar de mensen de H. Laurentius kwamen aanroepen. Na haar dood werd het beeld in de kerk van St-Elisabeth geplaatst. Het tympaan van de ingangsdeur werd teruggevonden op 11 Januari 1908 tijdens werken uitgevoerd in een huis op het Veerleplein nr. 9. Het beeld van de H. Laurentius werd terug in de nis geplaatst in 1909. Het schilderachtig toegangspoortje is het enige wat nu nog overblijft van het Wenemaer’s Hospice

De nieuwe straat die in 1903 getrokken werd van de Terplatenkaai naar de Olifantstraat werd naar hem genoemd.

Emiel Coppieters (zie Leeuwke)

Deze overijverig en veelzijdig socialist werd geboren op 15 december1849. Hij was aannemer van openbare werken en directeur van een baggermaatschappij. Gemeenteraadslid van 1896 tot aan zijn dood in 1922. Schepen van 1916 tot 1922. Volksvertegenwoordiger, voorzitter van de socialistische senaatsgroep, Koninklijk Commissaris van de Verwoeste Gewesten, beheerder van de “Bank van de Arbeid”, Conseiller van Minister Anseele, de eerste voorzitter van de “Gymnastische Volksmaatschappij en één van de directeurs van de “Expositie van 1913”. Dhr. Coppieters komt te overlijden op 15 september 1922.

———-

Bronnen:

Ghendtsche Tydinghen 2008 – Vol37 N°1

Ghendtsche Tydinghen 2005 – Vol34 N°2

Ghendtsche Tydinghen 2004 – Vol33 N°3

Ghendtsche Tydinghen 1997 – Vol26 N°1

Ghendtsche Tydinghen 1996 – Vol25 N°4

Ghendtsche Tydinghen 1982 – Vol11 N°1

Ghendtsche Tydinghen 1981 – Vol10 N°1

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.