Carels

Op 7 mei 1875 komt Charles Louis Carels te overlijden (geboren in 18l3). Begonnen als een eenvoudig werkman was hij er in geslaagd een groot metaalbedrijf , de firma “Carels”,op te richten. Een bedrijf dat wereldfaam verwierf met de bouw van allerlei stoommachines, transformatoren, turbines, motoren, locomotieven. Na zijn dood werd het bedrijf verder gezet door zijn 2 zonen Alphonse en Gustave.

Gedurende meer dan een eeuw was dit bedrijf een begrip in Gent en in de loop der tijden hebben vele tienduizenden Gentenaars er gewerkt. Het werd gesticht in 1838. Het was aanvankelijk op de Tichelrei maar verhuisde vrij vlug naar het Groot Meerhem (Quai du Grand-Marais 185). In 1863 verhuisde de fabriek naar het Dok waar de oude Gentenaars het nog zullen gekend hebben.

13 maart 1861. Carels, constructeur, zal met een locomotief aan de wereldtentoonstelling te Parijs deelnemen. De locomotief bezit 400 P.K. en weegt 27 000 kg.

In 1894 werd een licentiecontract afgesloten met Rudolf Diesel en van dan af werd Carels een van de grootste, zoniet de grootste, dieselspecialist van de wereld. De scheepsdiesels van Carels werden uitgevoerd naar alle delen van de wereld. Tussen 1874 en 1914 werden er 712 stoommachines gebouwd, d.w.z. 18 per jaar, en dat was nog maar een onderdeel van de produktie. Zo werd de grootste stoommachine ter wereld er gebouwd, evenals de grootste dieselmotor en de grootste gasturbine.

In 1920 werden de aandelen van Carels opgekocht door de Franse groep Thomson-Houston en de Amerikaanse General Electric. Zij veranderden de naam in “Société d’Electricité et de Mécanique”, afgekort S.E.M., maar in Gent bleef men vanzelfsprekend spreken over “Carels”. Geleidelijk zou Carels zijn identiteit verliezen en inboeten aan belang. Het tijdperk was gekomen waarin industriëlen vervangen werden door financiers. In 1960 kwam het tot een fusie met A.C.E.C. waarin Westinghouse in 1969 een meerderheidsparticipatie verwierf. Het glorietijdperk van Carels was voorbij. De Gentse afdeling werd stilgelegd in 1986 en in 2005 sloot het bedrijf definitief zijn deuren.

De waardevolle industrieel-archeologische documentatie is ondergebracht in het Rijksarchief in Beveren-Waes.

———-

Bron:

Ghendtsche Tydinghen 2001 – Vol30 N°1

Ghendtsche Tydinghen 1979 – Vol8 N°6