CITY VIEW

Het architecturale erfgoed van Gent is ruim en van exceptionele waarde. Sinds Bavo in de 7e eeuw de St.-Baafs- en de St.-Pietersabdij liet optrekken is er eeuwenlang geconstrueerd en gecreëerd.

De textielsector en het graan hebben Gent geen windeieren bezorgd. De Gras- en Korenlei getuigen hierbij de weelderigheid die deze handel met zich meebracht.

Kolossale, ontzagwekkende creaties geven de stad een groots aanzien. De nodige restauraties en renovaties aan eeuwenoude gebouwen accentueren de aanblik van het straatbeeld. Achter elke straathoek zijn er resten aan te treffen van een glorierijke verleden.

De St.-Baafskathedraal, het Belfort, de Lakenhal, de St.-Niklaaskerk, het Stadhuis, de Gras- en Korenlei, het Gravensteen, het Geeraard de Duivelsteen, de St.-Jacobskerk, … ja, zelfs de Stadshal.

27 December 1823. Het Gents stadsbestuur richt de “Commissie voor Monumenten en Stadsgezichten” op. Op 14 juli van dit jaar hadden de Provinciale Staten van Oost-Vlaanderen een ordonnantie uitgevaardigd ter bescherming van historische en artistieke getuigen van het verleden. Deze eerste Commissie alhier bestond uit 7 leden: Graaf de Thiennes, Jean Schamp de Vaernewyck, Hye-Schoutheer, Paul Surmont,Louis Roelandt, Lieven De Bast en Jan d’Huyvetter. In 1832 werd het aantal leden verhoogd tot 12, in 1920 tot 25.

Het is pas later dat de Commissie de naam kreeg van “Monumenten en Stadsgezichten”. Verschillende andere benamingen gingen er aan vooraf, zoals“Commissie voor de bewaring van kunstvoorwerpen”, “Commissie tot bewaring der Kunst- en historiestukken te Gent”, “Plaatselijke Commissie voor Praalgebouwen” , “Commissie der Monumenten der Stad Gent.” Het is niet bekend wie er bij de oprichting voorzitter was. Misschien was er toen nog geen functieverdeling. In 1832 komt Warnkoenig in de Commissie en wordt onmiddellijk verkozen tot voorzitter. In 1835 verdween hij omdat hij professor benoemd was aan de universiteit van Freiburg. Hij werd in 1836 opgevolgd door Charles Vervier die die functie bleef vervullen tot in 1872. Er is vervolgens geen opvolger en de Commissie vervalt in lethargie tot in 1887. Het stadsbestuur voorziet dan in de vacatuur van 11 leden en benoemt Joseph De Waele, Baron Béthune, Paul Fredericq, Prosper Claeys, Louis Van Biesbroeck, Emile de Nève de Rode, Arthur Verhaergen, AugustVan Assche, Ernest Lacquet, Baron de Maere d’Aertrycke en Victor Van derHaeghen.

Zo wordt hij in 1896 opgevolgd door Ferdinand Van der Haeghen die voorzitter bleef tot in 1912. In 1913 werd hij vervangen door Joseph Casier. Wanneer wij lezen wie er destijds in deze commissie zetelden kan men niet anders dan onder de indruk komen van al die prestigieuze namen. Dit kan enkel verklaard worden door het feit dat er toen geen sprake was van politieke benoemingen, het belachelijk systeem bestond nog niet dat de samenstelling van de commissie gewijzigd werd na iedere gemeenteraadsverkiezingen met zoveel roden, zoveel blauwen, zoveel … . Men ging uitsluitend voort op competentie. Sommige leden zetelden meer dan 50 jaar. Enkele namen van mensen die er ooit lid van waren: Auguste van Lokeren,Philippe Blommaert, Pierre Jacques Goetghebuer, Charles Onghena, Jan-Frans Willems, Jules de Saint-Genois, Prudens Van Duyse, Edmond DeBusscher, Félix De Vigne, Graaf Thierry de Limbourg Stirum, Kervyn deVolkaersbeke, Julius Vuylsteke, Pierre Verhaegen, Henri Pirenne, C.P. Serrure,A. Pauli, L. Minard, Th. Canneel, Paul Bergmans, Armand Heins, Hulin de Loo, G. Van den Gheyn, A. Van Werveke, Valentin Vaerwyck, Victor Fris, Charles Van Rysselberghe, H. Geirnaert.

Weinigen realiseren zich welke enorme positieve invloed deze Commissie uitgeoefend heeft op het Gents stadsbeeld en wanneer Gent een historische stad is die miljoenen toeristen van over heel de wereld aantrekt, dan is dat te danken aan een kleine groep mensen met visie. Hun naam zou in gouden letters in een vitrine in het Stadhuis mogen hangen.In onze moderne, progressieve tijden achtte men het goed deze commissie af te schaffen. Zij durfde wel eens adviezen geven die niet overeenstemden met wat het stadsbestuur wenste te horen, vandaar …

Elk jaar worden meerdere  realisaties  verwezenlijkt naast onvermijdelijke verminkingen, gesloopte gevels, ongelukkige wijzigingen aan winkelpuien, poorten, dakkapellen, balkons en noem maar op. Zo werd in 1959 tot de afbraak besloten van twee prachtige gevels (waarvan één uit de XVIe eeuw) aan het Anseeleplein, van drie huizen uit de XVIIe eeuw in het Engelandgat, van de versieringsmotieven van een XVIII-eeuwse gevel in de Roskam-straat, van een gevel die deel uitmaakte van het architecturaal ensemble van het Sint-Pietersplein, van de winkelpui van een pracht exemplaar van een Lodewijk XVI-gevel in de Burgstraat, van het Empiregebouw genaamd “Hotel van Loo” op de Kouter, van één der oudste huizen van Gent op de Sint-Kwintensberg (dagtekenend XVe eeuw) en van de benedenverdieping van een merkwaardig specimen van de Gentse architectuur van de XVIIe eeuw in de Hoogpoort.

Zulks geschiedde bijna steeds tegen het advies in, uitgebracht door de “Commissie van Monumenten en Stadsgezichten”. Dergelijke aanslagen op het kunstpatrimonium van de stad wegen telkens zwaar door. Maar bij de eindbalans van het jaar moet worden uitgekeken naar hetgeen, vaak in extremis en tegen de wens in van sommige eigenaars, nog kan worden gered.

Veel erfgoed is eveneens verloren gegaan door omstandigheden van ontwikkeling en groei. Denken we maar aan de vele stadspoorten die de stad omringden. Indrukwekkende bouwsels die nog meer uitstraling konden geven aan de Gentse binnenstad.

Volgt een lijst van gesloopte bouwwerken zoals de Roode Toren, het Paddegat, de Braempoorte, de Steenpoorte, het Vijfwintgat, de Waelpoort, het Cuypgat, de Zantpoorte, de Posternepoorte, de Turrepoorte, de Grysepoorte, de Coepoorte, de Sint-Joorispoorte en de Ketelpoorte. Dat de Spitaelpoorte en de Dendermondschepoorte op de lijst niet voorkomen hoeft ons niet te verwonderen. Die poorten, de voornaamste toegangswegen tot de St.-Baafsabdij, konden niet anders dan hetzelfde lot ondergaan van de abdij die plaats moest maken voor de Citadel waarvan de eerste steen eigenhandig gelegd werd door Keizer Karel (12 mei). De Grauwe Poort is nog hetzelfde jaar (1540) afgebroken. Het volgende jaar de Steenpoort, of liever de Hooypoorte (de echte Steenpoorte was reeds in 1523 neergehaald) en de Koepoort. Al de andere bouwwerken zullen pas later met de sloophamer en breekijzer kennis maken. Ook Klokke Roeland zal niet behandeld worden als algemeen gevreesd. In 1543-44 werd ze weliswaar tijdelijk uit haar stoel gelicht maar niet om gebroken te worden. Dit breken gebeurde pas op 16 juni 1659 toen Pieter Hemony o.a. van haar spijs de beiaard goot die we nog steeds kunnen horen zingen. De Braempoort moest er in 1562 aan geloven. We geven grif toe dat ze feestelijk in de weg stond. In 1578 was het de Roode Toren en in 1583 het Paddegat die aan de beurt kwamen om waardevol materiaal te leveren voor het optrekken van andere bouwwerken. De Sint-Jorispoorte, ook Sint-Baefspoorte genoemd, beëindigde haar bestaan in 1586. Verspreid over verschillende decennia volgende de afbraak van vele bouwwerken. Hun laatste stuiptrekkingen beleefden de Walpoort en de Ketelpoort in 1788. De Vijfwintgaeten in 1796. De Posternepoorte en de Turrepoorte, alias Thorhoutpoorte, bliezen hun laatste adem uit in 1841. De Zantpoorte, die evenzeer bekend was als Zottepoort, was één der vele slachtoffers van de afschaffing der Octrooien. Obiit 1862.

Een beknopte voorstelling van deze historische bouwwerken legt een rijke, geschiedkundige ziel bloot van een geweldige stad.

———-

Bron:

Ghendtsche Tydinghen 1975 – Vol4 N°3

Ghendtsche Tydinghen 2005 – Vol34 N°1

Ghendtsche Tydinghen 2013 – Vol42 N°1

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.