St.-Baafsabdij – Spanjaardenkasteel

In ’t kort

In de Middeleeuwen was de Sint-Baafsabdij een populaire bedevaartplaats. Men bewaarde er o.a. de relieken van de H. Bavo, de H. Livinus, beschermelingen van de stad Gent en de H. Macharius, aangeroepen tegen de pest.

Rond de abdij ontstond een dorp (Sint-Baafsdorp), waar de abt heer en meester was. De imposante abdijgebouwen, vooral de refter, en de indrukwekkende abdijkerk getuigden van de macht en de rijkdom van de abdij. Op het einde van de XVe eeuw kende de Sint-Baafsabdij een laatste bloeitijd tijdens het bestuur van abt Rafaël de Mercatel.

In 1539 kwamen de Gentenaars in opstand tegen keizer Karel. Stedelijke voorrechten werden nietig verklaard en de goederen van de stad en neringen aangeslagen. Met de bouw van het Spanjaardenkasteel (1540) verdween de macht van de voormalige abdij, maar haar uitgebreide bezittingen werden geplaatst onder de bescherming van de H. Bavo (Sint-Janskerk, later Sint-Baafskathedraal).

11 November 1576. Het Spaans garnizoen in de Citadel hijst de witte vlag. Iedereen weet dat Keizer Karel na de opstand van 1539 praktisch heel de St-Baafsabdij deed afbreken en in de vrijgekomen vierhoek van bij de 15 ha. een citadel liet bouwen die de Gentenaars nu eindelijk maar eens in bedwang moest houden. Met man en macht werd er gedurende 5 jaar aan gewerkt en toen was de versterking als militair bolwerk klaar. Wel zal het nog 9 jaren duren om alle details af te werken.

De citadel was oninneembaar. Doch nauwelijks 30 jaar later werd de Citadel ingenomen door de Gentenaars. Het waren troebele tijden in 1576. Spaanse troepen, waarvan sommigen in bijna 2 jaar geen soldij hadden ontvangen, waren aan het muiten geslagen en gaven zich over aan rooftochten, plunderingen, brandstichtingen, etc. Een troep die Aalst grondig vernield had was op weg naar Gent om de Citadel te vervoegen. Verdedigingswerken werden in de haast uitgevoerd en de Antwerpse- en Dendermondsesteenweg werden versperd. De Gentenaars kwamen tot het besluit dat het de hoogste tijd werd de Spanjaarden het land uit te drijven maar tevergeefs.

De Spanjaarden lieten trouwens duidelijk hun afkeuring blijken voor de Gentse plannen door een uitval te doen vanuit de Citadel en enkele huizen in brand te gaan steken “op d’ Heirnisse staende”. Vanuit hun belegerd kasteel begonnen zij kanonballen af te vuren op de stad. Een projectiel vernielde de steunbalken van de werkklok in het Belfort. Ook de toren van St-Baafskerk werd beschadigd en de Vrijdagmarkt kreeg zijn deel.

Maar de Gentenaars kregen versterking van Willem van Oranje. In troepen en in artillerie en na een beleg van een paar maanden kwam er een einde aan de hardnekkige en verbeten weerstand der Spanjaarden. Toen het garnizoen zich overgaf was het voor de Gentenaren, met een verlies van 1500 manschappen, een grote verrassing te bemerken dat het legertje Spanjaarden bestond uit nauwelijks 140 man, zieken en gekwetsten inbegrepen.

Tussen 1827 en 1834 werd het Spanjaardenkasteel afgebroken, maar de ruïnes gered dank zij de tussenkomst van de oudheidkundige August Van Lokeren. In 1882 richtte het gemeentebestuur van Gent in de voormalige refter het “Museum voor stenen voorwerpen” in. Het belang van de collectie is buitengewoon groot en vooral rijk aan grafzerken. Een bezoek aan dit “stenen museum” is aanbevolen. Het geeft een duidelijk beeld van de kostbare schatten die werden behouden in de loop der eeuwen en van de rijkdom van het Gents patrimonium.

In ’t lang

gent St.-Baafsabdij 1534
gentdeabdijkerkvanst-baafs

Geboren uit een adellijke familie rond 594 in de buurt van Nantes (Fr.) werd Amandus op vroege leeftijd monnik op het eiland d’Yeu (Fr.). Nadien leefde hij 15 jaar lang als kluizenaar te Bourges (Fr.). Op zijn 33ste levensjaar ondernam Amandus een pelgrimstocht naar Rome waar hij tot Bissschop werd gewijd zonder vaste zetel.

Rond 629 zal hij in opdracht van Dagobert I, koning van Austrasië en Neustrië, het evangelie gaan prediken in de omgeving van de samenvloeiing van Schelde en Leie. In eerste instantie met weinig succes want door de heidense bewoners wordt hij uitgescholden, geslagen en zelfs in de Schelde geworpen.

capture-decran-3113-1
Gentgezichtoplucasd'heere1560 blz9

Maar Amandus week niet, wist geleidelijk de inwoners te bekeren en rond 630 stichtte hij aan de oevers van de Schelde de St.-Petrusabdij en de St.-Pietersabdij waarrond een religieuze gemeenschap zich vestigde.

Allowin was een niet te onderschatten rijk edelman. Na de dood van zijn vrouw bekeerde hij zich tot het christendom  en trad in 651 als Bavo in het klooster. Hij leidde vervolgens een kluizenaarsbestaan om in 653 in het klooster te overlijden. Bavo zal zalig worden verklaard en de abdij in 864 onder zijn patroonschap gesteld. De St.-Petrusabdij heette voortaan de St.-Baafsabdij.

capture-decran-3105

Na de invallen in 851 en 879-883 van de Noormannen waren beide Gentse abdijen herleid tot een puinhoop. Onder het bewind van Arnulf I De Grote, rijk en machtig graaf van Vlaanderen, begon in 940 de heropbouw van de abdijen en vonden de kloosterhervormingen plaats (Geeraard van Brogne) wat leidde tot een opbloei van de kerk.

In 1369 vond hier het huwelijk plaats tussen de hertog van Bourgondië Filips den Stoute met Margaretha van Male, dochter van Lodewijk van Male, graaf van Vlaanderen. De eerste vrouw van Filips den Goede, Michelle van Valois, ligt er begraven en zijn bastaardzoon Rafaël de Mercatel was abt van het klooster.

gent20 003
ruïne St.-Baafsabdij

17 September 1457. Geboorte van Lieven Huguenois. Hij werd geboren in het St-Baafsdorp en vanaf zijn prille jeugd werd hij opgevoed in de Abdij. Deze 61e Abt van de St-Baafsabdij werd verkozen tot Abt op de dag dat zijn voorganger Egidius overleed. Keizer Karel hechtte zijn goedkeuring aan deze keus en verleende hem het volle recht om de wereldlijke goederen van de abdij te beheren. Hij werd benoemd op het ogenblik dat het lichaam van zijn voorganger nog niet koud was. Men kan zich afvragen of daar nu werkelijk zo veel haast bij was. Men deed dit om de Paus te vlug af te zijn, want Leo X benoemde een knaap van nauwelijks 16 jaar uit Kamerijk tot nieuwe abt. Paus of geen paus, het pauselijk initiatief  werd hier niet aanvaard en het bleef bij Huguenois.

Hij was een minnaar van “Schone Kunsten” en moedigde de glasschilderkunst aan. Ook liet hij verschillende glasramen maken voor kerken die onder de bescherming stonden van de Abdij. Van hem is een zeer rijk versierde kazuifel bewaard gebleven te bezichtigen op de één of andere tentoonstelling. Het is een toppunt van broderiekunst. Zes verschillende delen stellen scènes voor uit het leven van de Maagd. Dit uniek stuk werd op een perfekte manier uitgevoerd naar tekeningen van Gerard Horenbaut. Karel van Mander weet te vertellen dat Hughenois verschillende schilderijen heeft laten maken door Horenbaut.

GentStbaafsabdijoudmarcelGent
St.-Baafsabdij – Marcelgent (Fb)

Er wordt ook al eens beweerd dat Hughenois aan hem de opdracht zou gegeven hebben om het fameus “Panoramisch Zicht” van 1534 te schilderen, maar dat is een pure hypothese die nooit kon bevestigd worden. Wel staat vast dat Horenbaut het portret geschilderd heeft van Hughenois. Deze voorlaatste abt stierf in 1535 en werd begraven in de abdijkerk. Zijn graf werd later geschonden door de Spanjaarden die de grafsteen stalen om hem om te vormen tot een grafsteen voor één van de officieren van het kasteel.

Lieven Hughenois werd opgevolgd door Lucas Munich die aldus de laatste abt werd van de St-Baafsabdij.

GentEmmyLegonStBaafsabdij18.11.2020
Gent13.01.2013receptiestbaafs 093

Na de huldiging van Keizer Karel als Graaf van Vlaanderen (1515) braken er er voortdurend onlusten uit omwille fiscale redenen. Toen de collatie (stadsbestuur aangevuld met vooraanstaanden van ambachten en burgerij) in 1537 weigerde een bede (overheidsbelasting) goed te keuren volgen drie jaren van toenemende spanning die zal leiden tot een opstand in 1539 van de Gentenaren en  de vastlegging van de “Carolijnse Concessie”.

Dit hield in dat de stad werd gestraft voor haar houding. Er worden 25 volksmenners ter dood veroordeeld. Vijftig “creesers” (losse arbeidskrachten behorend tot de armste sociale klasse geleid door enkele Gentse patriciërs), vijftig leden van de weverij, dertig poorters (geregistreerd inwoner met stadsrechten), zes leden van elke ambachtsgilde en de deken van de weverij dienden blootsvoets en in zwarte tabbaard (lang hemd) de Keizer om vergiffenis smeken. De creesers liepen als laatsten van de stoet in witte tabbaard met een strop om de hals.

Keizer Karel schafte prompt de abdij af en het kapittel werd overgebracht naar de Sint-Janskerk (St.-Baafskathedraal).

Bijgebouwen van de gewezen St-Baafsabdij

Capture d’écran (2740)

Het oud gebouw waarvan wij hier een schets geven bevindt zich in het centrum van de gewezen St-Baafsabdij. In de buurt van het uiteinde van de plaats waar de St-Machariuskerk is opgericht. Het staat een beetje schuin tegenover deze plaats en naar de St-Machariusstraat toe paalt het aan moderne huizen. De gevel op het voorplan van deze tekening geeft uit op de St-Jozefstraat. (In 1942 werd deze straat herdoopt in Buitenhof). Enkele vensteropeningen op de twee zichtbare gevels hebben hun Romaanse bogen bewaard. Onder talrijke lagen kalk laat zich Doornikse breuksteen raden.

Alles laat vermoeden dat wij in deze constructie een restant terugvinden van de brouwerij van de St-Baafsabdij. Dhr. Van Lokeren, historicus van de abdij, gebruikt deze benaming in al de geschriften, plans en platen die hij gepubliceerd heeft. Wat er ook van zij, het is zeker dat de restanten in kwestie afhingen van de bijgebouwen of van de kloosterhoeve. Zij dateren duidelijk van de eerste tijden en schijnen van dezelfde tijd te zijn als de grote zaal van de refter die er evenwijdig meeloopt langs de andere zijde van de nieuwe kerk.

Het gebouw, zonder de minste versiering, bevat een grote zaal, een oude fabriek, nu een magazijn. Enkele tussenschotten en, naar de St-Jozefstraat toe, een verdieping op een moderne kelder, hebben duidelijk de inwendige vorm veranderd.

Capture d’écran (2741)

Men bemerkt op dezelfde plaats een ander gebouw waarvan de façade zich uitstrekt naar de Prooststraat en dat ook deel uitmaakte van de oude bijgebouwen van de St-Baafsabdij. In het onderaardse gedeelte dat o.a. dienst deed als herberg, zijn interessante massieve gewelven te zien. Ook dààr wijzen grote rondbogen op een zeer oude constructie. In 1835 tekende A. Van Lokeren een zicht dat bewaard wordt in de atlas van de Stad in de Bibliotheek en waarvan men hierboven een reproductie ziet. Het schijnt genomen te zijn naar de gevel toe die nu weggestoken zit achter de huizen van het plein. Op de tekening ziet men dat men dan toegang had tot het gelijkvloers via een klein, stenen bordes. De muur van het gebouw, op de plaats, was toen gedegageerd.

gent-spanjaardenkasteel
Spanjaardenkasteel als opslagplaats voor ammunitie (munitie)
Aquarel Jan Joseph Wynants
Spanjaardenkasteel entree

Met instemming van de paus voor de afbraak van de St.-Baafsabdij liet Keizer Karel dd 1540, na de opstand van de Gentenaren, op dezelfde plaats een dwangburcht optrekken.

In 1545 heette de citadel het “Karelsteen”. Vervolgens kreeg het de naam “Spanjaardenkasteel” maar was het ook gekend als het “nieuw kasteel”, om zo onderscheid te maken met het ‘oud kasteel” nl. het Gravensteen.

In dit militair bastion, volledig afgewerkt in 1553, waren er 4 kazernes voorzien met in totaal een 2500 manschappen.

Ondertussen verbleef de keizer in het Prinsenhof en liet de stad bewaken door Duitse landknechten en Picardische ruiters.

gentoudbelegeringvanGent1616-Colin oorlog tegen Spanje

In 1752 wordt de Visserij gegraven die de verbinding verzorgt met de Nederschelde. Het Spaans Kasteel werd gesloopt tussen 1837 en 1860 op beslissing van Jozef II. Zo kwam er o.a. plaats vrij voor de Nieuwe Beestenmarkt, een slachthuis, de Sint-Machariuskerk, een verkavelingszone en de Gent-Zuid treinverbinding met het goederentransport van de Dampoort en de Gentse haven. Een industriële zone zal zich vormen langsheen de Visserij. Eind 19e eeuw verleggen de handelsactiviteiten zich meer naar de dokken en wordt plaatsgemaakt voor burgerwoningen.

1 september 1849. De stad Gent ontvangt het bericht dat de overeenkomst tussen de stad Gent en het ministerie van openbare werken in verband met de afstand van de gronden van het gewezen Spanjaardenkasteel aan de stad werd goedgekeurd. Hierdoor zal het mogelijk worden deze wijk te urbaniseren. 

Op 21 augustus 1852 heeft de Stad Gent aan het Ministerie van Openbare Werken een toelage van 6000 fr (149€) gevraagd voor herstellingswerken aan de Sint-Baafsabdij. Het ministerie heeft geantwoord dat de stad voor een deel moet tussenkomen. De gemeenteraad is van oordeel dat de stad Gent verplicht is belangstelling te betuigen voor zijn oude gebouwen en keurt een uitgave van 1500 fr (37€) goed. Het is dank aan schepen Van Lokeren dat de ruïnes van de Sint-Baafsabdij bewaard werden.

De ruïnes van de St.-Baafsabdij bleven dus bewaard en zijn nog steeds te bewonderen. In de refter werd het Museum voor Stenen Voorwerpen ondergebracht. Een gedenksteen aan het Spanjaardenkasteel is terug te vinden in de kaaimuur van de Napoleon De Pauwvertakking aan de Napoleon De Pauwbrug.

Graven in de Sint-Baafsabdij

Capture d’écran (2711)

De krocht van de O.L.V. is gebouwd op de plaats waar in 631 H. Amandus een kapel oprichtte, ingewijd door abt Everdeus en de bisschop van Doornik Anselmus in 1148.  Daar is in 1834 een getegelde vloer blootgelegd van de 13e eeuw en in 1845, bij het wegnemen van de vloer, zijn er op een diepte van 0.3m 21 graven ontdekt bestaande uit klinkers bedekt met een roodachtig cement. Het hoofd der graven is gericht naar het Westen. Ieder graf heeft een lengte van 1.88 à 2.05 m. en een diepte van 0.25 à 0.32 m. Op de ondergrond waren 2 gekruisde groefjes met, aan het snijpunt, een kleine opening om het vocht weg te laten lopen. De graven zijn het engste aan het voetpunt. Aan het hoofd heeft men aan het binnenste van het graf een ronde vorm gegeven om het hoofd van het lijk te omvatten.

Twee graven werden ontdekt onder de zuilen van de krocht en dagtekenen van vóór het jaar 1148. De vorm dezer graven ontmoet men reeds in de XI-XIV eeuw. Er wordt aangenomen dat deze graven uit de XIIe eeuw dagtekenen. De Heer A. Wauters en ook de H. de Vlaminck beweren dat men hier een Romeinse begraafplaats moet erkennen doch deze onderstelling schijnt ons niet gegrond. Zonder hier de hypothese te bespreken die aanneemt dat onze stad ten tijde van de Romeinen reeds bewoond zou geweest zijn, kunnen wij die graven niet als Romeins aanzien daar men deze bijzondere vorm niet aantreft vóór de XIe eeuw.

De put van de St-Baafsabdij

Capture d’écran (4189)

Men leest in de notulen van de zitting van de Stedelijke Commissie van Monumenten van 11 november 1860 : “M. Vander Meersch vraagt of de bekroning van de put die zich destijds bevond op de plaats vóór de St-Machariuskerk (oude abdijrefter) bewaard werd. Op het bevestigend antwoord van de secretaris (M. Ferd. Vander Haeghen) stelt M.Vander Meersch voor de stenen terug te verzamelen en de bekroning te plaatsen op de put die zich bevindt op de binnenplaats van de ruïnes van de St-Baafsabdij.

De brokstukken van het ogivaal gebouwtje dat afgebroken werd vóór 1860 werden neergelegd in een hoekje van de provisiekelder van de abdij. Ze waren vrijwel vergeten toen het Bestuurscomité van het Oudheidkundig Museum besloot de put te laten herbouwen boven de oude regenput gelegen in één van de omheiningen van de abdij, door A. Van Lokeren aangeduid als “tuin van de crypte, of martyrium van St-Gerardus”. Dit werk werd ondernomen in 1897 en tot een goed einde gebracht in 1898, dank zij een zeer nauwkeurige tekening van wijlen Emile De Rudder. De werken werden uitgevoerd door Emile Massart onder de leiding van M. Hermann Van Duyse.

Lang vóór de XVe eeuw was de bouw van putten het onderwerp van de speciale aandacht van architecten. Deze van de XVIe eeuw zijn bijzonder sierlijk. Het volstaat de put in gesmeed ijzer bij de kathedraal van Antwerpen in herinnering te brengen. Deze die herbouwd werd in de St-Baafsabdij is gemetseld in Balegemse steen. Hij vormt een vierkant en op de hoeken verheffen zich vier rechte voeten met gebeeldhouwde basissen en moulures tussen dewelke zich de aanzet van de waterput bevindt, met een hoogte van 0,85 m. en een breedte van 0,82 m. Vier zichtbare ijzeren ankers verbinden de rechte voeten met het begin van de spitsbogen. Boven het metselwerk zijn twee eiken balken geplaatst in de vorm van een St-Andrieskruis. In het midden van het kruis is de katrol bevestigd. Op de armen van het kruis die 0,40 m. buiten de hoeken van het gebouwtje uitsteken, rusteen brede houten kroonlijst. Boven het geheel staateen houten dak bedekt met leien en eindigend op een piek in verguld koper. 

———-

Bronnen:

Ghendtsche Tydinghen 1976 – Vol5 N°2

Ghendtsche Tydinghen 1977 – Vol6 N°1

Ghendtsche Tydinghen 1982 – Vol11 N°1

Ghendtsche Tydinghen 1991 – Vol20 N°4

Ghendtsche Tydinghen 2000 – Vol29 N°1/N°2

Ghendtsche Tydinghen 2008 – Vol37 N°2

Ghendtsche Tydinghen 2010 – Vol39 N°1

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.