Eten en drinken

BIER

t Es moar een flèw bierke: ‘t Is van weinig belang.
‘t Es gîen klein bier: geen kleinigheid.
Hij es kwoad bier aan’t brèwe: van het goede pad afwijken.
Z’ hee’t bier ingedoan: ze gaat zwanger.
Bier gelijk wijn: hoe langer hoe erger worden.
Bier van neefest de wijnkelder: zeer lekker bier.
Zijn eigen een bitter bierke brêwe: zichzelf ongelukkig maken.

WIJN

De wijn smoakt altijd noar de stok: men kan zijn afkomst niet verloochenen.
We zullen nog tegoare wijn drinke: wanneer twee personen op hetzelfde ogenblik hetzelfde idee hebben of hetzelfde zeggen.
Woater in zijne wijn doen: toegeven.
Uit een olievoat keunde gîene wijn tappe: van iets minderwaardig kan je niets goeds maken.

KIRREMELK

De kirremelkzîekers: bijnaam der Wondelgemnaren.
‘t Es ne kirremelkzieker: iemand die er bedrukt en bleek uitziet.
Ge zij ne kirremelkdichter: je kent niets van dichten.
De soepe es zuu dunne of kirremelk: zeer dun.
Veel kirremelk bedirve mee in te schijte: veel door onhandigheid bederven.
Vrijdag kome de boeren mee kirremelk: gezegd om de kinderen te paaien.

BOTERHAM

Nen afgelekten boterham: een vuil en schunnig persoon.
Nen boterham in zijn hende: zonder beleg
Nen boterham mee muziek: met beleg.
Boterhamme mee bruud: een karig maal.
Frans spreken gelijk nen boterham ete: vloeiend spreken.
Legd dad op euwen boterham en smoakelijk!: wanneer iemand gekrenkt wordt in iets waarvoor hij zeer gevoelig is.
Spelen veur den boterham en de koas: voor de laatste en beslissende keer.
Uwen boterham es gesneeë: uw broodje is gebakken.
‘k Kan hem beter missen of zijnen boterham: Absoluut kunnen missen.
Den boterham stoat op ‘t spel: het is een levenskwestie.
Hij es zijnen boterham weerd: zijn brood kunnen verdiene.
Hij hee’t er zijnen boterham aan: goed verdienen.
Nen boterham en een woarm tongske: gez. tot kinderen die zich beklagen hun boterham droog te moeten eten. Er is immers een tongeteje (het hunne) bij.
Mee azuu ne vent hee’t da meins heuren boterham g’had: zij heeft veel afgezien door de schuld van haar man.
Dad es ne gulen boterham, zul!: zeer lang artikel of redevoering.
‘t Es van achter de boterkuipe!: eten of drinken dat bijzonder goed is.
Hij spreekt mee een botersijske (- boterspekke): lispelen.
Er zit gîen voerijngen op: – geen toespijs

KOAS

Mee de koas vangde de muize: met iets bijzonder lekkers lok je iemand.
Hij zal jij de koas van tussche zijnen boterhammen nie loate pakke: hij is zeer assertief, kan zijn mannetje staan.