Edward Anseeleplein

Sinds de 15e eeuw vond hier de garenmarkt plaats en werd deze locatie ook zo genoemd nl. ” ’t Gaerenplaetsken” of gewoon ” ’t Plaetsken”. Nu herinnert enkel de “Garensteeg” links in de hoek van het pleintje nog aan die vervlogen tijd.

Daarvoor was dit pleintje gekend als de Plasch (plas, poel). Bronnen gaan terug tot 1316 toen deze plaats beschreven stond als “ten Plassche waert”. In 1339 werd er gesproken “over den Plasch” en in 1371 over “an  tplaetskijn over de Maerct”.

Een gekend handelaar in lijnwaden nl. Judocus Clemmen was hier sinds 1765 gevestigd . Hij was de eerste Gentse katoendrukker die zijn  werknemers het katoen clandestien liet kleuren.  Immers, tot 1778 had de Antwerpse familie Beerenbroek het monopolie gekregen van de overheid. Doch door geluidshinder van zijn katoendrukkerij zag Judocus zich verplicht te verhuizen richting Brugse Poort.

Ook de thuis van Lieven Bauwens (1769-1822) was hier in de Waaistraat gevestigd. Hij was de zoon van een welstellend Gents leerlooier en ‘importeur’ van de automatische spinmolen ‘Mule Jenny’ die aan de basis lag van de industriële omwenteling in Vlaanderen.

Het plein verkreeg in 1918 de benaming van de socialistische voorman en journalist Edward Anseele, geboren in de Penitentenstraat 6-12a in 1856 .

Wat Edward Anseele betreft:

Edmond Van Beveren was uitgeweken naar Nederland. Pol De Witte beproefde zijn geluk in Amerika en Pol Verbauwen was voorzitter van de Weversmaatschappij Vooruit. Gezien hij nergens werk kon krijgen vestigde hij zich als herbergier in de Belgradostraat 32.

Op initiatief van Pol Verbauwen werd begin 1874 de samenwerkende bakkerij “De Vrije Bakkers” opgericht. Wat later zal de bakkerij verhuizen naar herberg “De Vossenstaart” in de St.-Kathelijnestraat. De derde zondag van september 1874 hield de Internationale een meeting in de zaal Polka in de Vanderdoncktdoorgang, waar Van Beveren, Paul De Witte en P. Verbauwen het woord hadden gevoerd over vrouwen- en kinderarbeid. Deze meeting werd bijgewoond door Edward Anseele, die toen achttien jaar was (Gent, 1856-1938). Na de meeting ging E. Anseele mee naar het huis van Pol Verbauwen en liet zich lid maken van de Internationale. Alras wordt Anseele een vurig propagandist.

Op initiatief van Louis Bertrand werd op 10 december 1876 te Brussel een congres gehouden met twee punten op de dagorde nl. de regeling van de kinderarbeid en stichting van een “Union Ouvrière”. Van Beveren zat de vergadering voor, terwijl Anseele fungeerde als tolk. Op het congres kreeg de Gentse afvaardiging opdracht een programma tot stichting van een socialistische werkliedenpartij op te stellen en een congres voor te bereiden, dat op Pasen 1877 te Gent zou worden gehouden.

Edward Anseele richtte in 1877 samen met Edmond Van Beveren en Louis Bertrand de Vlaamse Socialistische Partij op, een aftakking van de Belgische Werkliedenpartij. Hun sociaal-democratische instelling leidde ondermeer naar de oprichting van de coöperatieve beweging en in 1900 naar het eerste gemeentefonds voor werklozen.

Links van het Raffindarijstraatje was een industrieel complex gevestigd dat in 1857 dienst deed als rijstpellerij, in 1873 als katoenspinnerij, in 1879 (stichting Socialistische Partij) als magazijn om vervolgens in 1892 tot stoombroodbakkerij van het Volksbelang te transformeren.

In 1880 kwam er ruzie in de in 1873 gestichte “Vrije Bakkers” omdat de socialistische leden er te weinig in de pap te brokken hadden. 150 leden verlieten de “Vrije Bakkers” en stichtten een eigen coöperatieve bakkerij. Het eerste baksel kwam in 1881 uit de oven van “Zacheus” in het St-Gillisstraatje. In 1883 werd verhuisd naar het Garenplaatske waar een jaar nadien de bakkerij in gebruik genomen werd. Op 21 April 1889 verhuist de bakkerij van de “Vooruit” van het Garenplaatske naar de Nijverheidslaan.

Op de hoek met de “Garensteeg” werd in 1885 de eerste Volksapotheek geopend als reactie op de hoge prijzen voor medicamenten. Het Garensteegje zelf was gekend voor prostitutie tot aan de tweede wereldoorlog.

Het plein doet momenteel dienst als parking.

grapdoof

Ter info:

De Edward Anseelekaai in Oostende bevindt zich op de site van de vismijn-Oosteroever van de havengeul aan de Vuurtorenwijk. Het is gelegen naast de voormalige sprotmijn (sedert 1971 Eurohal), een typerend rond gebouwtje onder een koperen koepel met het monument “Eurovis”.

Waarom die kaai naar deze Gentenaar werd genoemd? Vermoedelijk omdat hij in juni 1921 als minister het lastenboek goedkeurde voor het graven van een nieuw visserijdok op de Oosteroever aldaar. De vismijn zelf werd plechtig ingehuldigd in 1934. Het was toen een modern complex met lange overdekte verkoophallen en een loskade, de Edward Anseelekaai, die plaats bood aan meerdere vaartuigen. De Oostendse vissersvloot telde toen 270 eenheden met een jaaromzet van ca. 20 duizend ton verse vis. De vismijn werd in mei 1940 zwaar beschadigd door Duitse luchtbombardementen en na de oorlog, in 1949-1951, heropgebouwd naar ontwerp van ingenieurarchitect A. Isaäcson in Nieuwe Zakelijke Stijl.

Anseele

Dat deze Gentse socialist in Oostende zijn naam gaf aan een kaai is niet los te zien van het feit dat dezelfde Edward Anseele daar tijdens de vissersopstand in 1887 stooibriefjes liet uitdelen waarin hij de vissers opriep om coöperatieven te starten naar het voorbeeld van de succesvolle Gentse coöperatieve bakkerijen, weverijen, bouwondernemingen, sigarenfabrieken e.a. Na WOI stelde de Bank van de Arbeid en enkele socialistische coöperatieven en vakbonden uit Antwerpen, Gent en Oostende kapitaal ter beschikking waarmee in 1920 twee werkloze Engelse marine kustvaartuigen werden aangekocht en volledig uitgerust voor de visvangst. De Engelse namen van de schepen werden veranderd in “Edmond van Beveren”(Gentse socialist) en “Theofiel Massart”(oprichter coöperatieve te Jolimont).

De socialistische “N.V. Oostendsche Reederij” werd opgericht in 1921 met Gent als maatschappelijke zetel en kantoren op de Vrijdagmarkt. Het werd gauw “de Rode Vloot” genoemd. De rederij werd een van de allergrootste uit de Belgische visserijgeschiedenis. In 1922 telde de Rode Vloot reeds 7 schepen. De 5 aanwinsten waren de stoomschepen “Edward Anseele”, “Filip Coenen”, “Cesar De Paepe”, “Emile Vandervelde” en “Jan Volders”. In 1926 telde de rederij 20 schepen en stelde 300 vissers te werk. Gedurende 30 jaar dat de rederij heeft bestaan, zijn er 82 schippers geweest die de schepen hebben gevoerd. De Rode Vloot verzekerde als eerste maatschappij haar bemanning tegen arbeidsrisico’s, zorgde voor een voortgezette opleiding van de bemanning, paste de lonen aan de index aan en rustte haar schepen uit met draadloze telegrafie. Toen de dokwerkers in Oostende staakten, kocht de rederij de eigen vis op om ze aan de stakers uit te delen.

Alles loopt goed tot de crisis van de jaren ’30 uitbreekt, die ook de visserij treft. Er werden door de beheerders van de rode rederij allerhande nevenactiviteiten ontwikkeld zoals een ijsfabriek, handel in visnetten en verwerking van visafval. Bij het uitbreken van de tweede wereldoorlog vertrekt de rode vloot naar Groot-Brittanië waar een deel ervan wordt ingezet voor de kustverdediging. Na de WO II blijkt de socialistische geest uit de rederij verdwenen. Deze rederij gaat in duistere omstandigheden ter ziele in de jaren ’50.

In Oostende kreeg Anseele dus een kaai naar hem genoemd. In Gent hebben we een Edward Anseeleplein en zijn monument aan het Frankrijkplein. In Astene bestond er een Home Edouard Anseele. Verder kregen ook elders straten zijn naam zoals in Moeskroen, La Louvière, Quaregnon en zelfs Roubaix.

———-

Bron:

Ghendtsche Tydinghen 1981 – Vol10 n°2

Ghendtsche Tydinghen 1999 – Vol28 N°4

Ghendtsche Tydinghen 2008 – Vol37 N°2

gentblogt-archief.stad.gent – Arthur De Decker (27.10.2014)

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.