Kaproenen

Wat is een kaproen?

Een kaproen is geen muts, ook geen hoed. Het is wel een hoofddeksel dat nogal gelijkenis heeft met de capeline, die rond 1935 te Gent door veel jonge meisjes werd gedragen, maar de kraag die van het hoofd op de schouders valt, is zowel vooraan als achteraan toe. Achter de schedel eindigt het hoofddeksel in een puntvormige lange zak, die tot op den rug hing of ook wel op het hoofd werd geleid. Reeds door zijn vorm was de kaproen een herkenningsteken, maar daarbij was hij doorgaans wit, soms rood.

Wat waren de Witte Kaproenen?

De Witte Kaproenen waren de gendarmen der stad Gent. Als herkenningsteken droegen die middeleeuwse gendarmen een wit kaproen.

Te Gent waren de gendarmen dus Witte Kaproenen, te Brugge waren het “Rode Kaproenen” en te Ieper “Blauwe Kaproenen”.

Begin en einde van de Witte Kaproenen

Bij gebrek aan volledige stadsrekeningen vóór 1314-1315 is het niet mogelijk op te geven wanneer de Witte Kaproenen voor het eerst door de stad werden aangesteld, maar wij vinden ze in de eerste bestaande rekening 1314-1315 reeds vermeld.

Een eerste maal werden ze door Philips den Goede in de Vrede van Gaver ( 10 Juli 1453) afgeschaft. De Gentenaars richtten ze weer in ten jare 1476 en 20 Juli 1492 werden ze in den Vrede van Kadzand voorgoed afgeschaft.

Alhoewel door Olivier de la Marche en andere kroniekschrijvers het tegenovergestelde wordt beweerd, waren er nooit meer dan 100 Witte Kaproenen. Hun hoofdman kreeg in de 14e eeuw de titel van meester, overkoningstavel (aanvoerder van 100 man) of leidsman en in de 15e eeuw deken. Het getal 100 ontmoet men enkel in de 14e eeuw terwijl in de 15e eeuw er nog slechs een 10-tal en enkele keren een 55-tal witte kaproenen met deken vermeld staan.

Alleen de hoofdman werd door de stad als bediende aangenomen en kreeg als dusdanig een jaarwedde. Naargelang het te verrichten werk werfde de hoofdman het nodige personeel aan dat per dag werd vergoed.

De mindere Witte Kaproenen waren menschen, die handenarbeid verrichtten en den dienst van gendarme als een bijverdienste uitoefenden. Het werk van de Witte Kaproenen in de “Vrede van Gaver” waarbij Philips den Goede zijn zwaard in een weegschaal wierp, beval de hertog de afschaffing van de Witte Kaproenen, van wie de Gentenaars misbruik hebben gemaakt onder het mom van de uitvoering der vonnissen en ander gerechtelijk bedrijf. Toch erkent hij, dat het gerecht door gewapende mannen moet geholpen worden en hij vertrouwt de zaak toe aan zijn baljuw. In de “Vrede van Kadzand” waarbij de Witte Kaproenen voorgoed werden afgeschaft, staat te lezen: “Maar indien die van Gent om den heer en de wet bij te staan, tien of twaalf gezellen onderhouden willen onder den hoogbaljuw, zo zullen zij het mogen”.

Wat hadden de Witte Kaproenen dan zooal te verrichten? Men merke op, dat ze niet alleen in Gent, maar in geheel de kasselrij van Gent, het arrondissement, te handelen hadden. Ze zoeken de bannelingen op, die zonder toelating, weer in ’t land gekomen zijn. Ze houden orde bij vergadering van volk, bij de processie van Sint-Geerolf te Drongen, bij voorbeeld. Ze bezetten steden en sterkten, die door den vijand bedreigd zijn. Ze gaan het huis verbranden van iemand die tot die straf veroordeeld werd. Ze gaan dieven en moordenaars halen. Ze doen, bij schaarste koren naar Gent brengen. Ze leiden ter dood veroordeelden naar het schavot ter Vrijdagmarkt. Ze bewaken alle toegangen tot het hof van Maximiliaan te Brugge, nadat deze op de eis van de Gentse afvaardiging had ingestemd dat deuren en vensters werden uitgenomen om een overval gedurende het verhoor af te weren. Ze dienen tot lijfwacht van den deken, van de neringen en van Philips den Schoone.

Afbeeldingen en bewapening

Een mooi beeldhouwwerk dd 18e-eeuw in het Museum van Oudheden in de Bijloke laat ons een man met een kaproen zien. Ook in diezelfde verzameling vindt men op een kopie van een muurschildering in de Leugemeete van het jaar 1346 nl. de afbeelding van de Witte Kaproenen, aan het hoofd van het Gents leger. De hoofdman zit te paard, zooals de stadsrekeningen beschreven, en de mannen zijn gewapend met handbogen, gepinde staven of glaviën (lansen). Ze dragen een maliënkolder waarboven een lijnwaden wapenrok is getrokken.

Slechte faam

Aanvang 15e eeuw rezen klachten over misbruik vanwege de Witte Kaproenen. Zo werd in 1406 een verbod uitgevaardigd: “dat negen Witcapmen buten der stede trekke ome sinen Kerstavond te haelne, up den ban van drien jaren”. Er moeten dus Witte Kaproenen de landlieden verplicht hebben op Kerstdag geld te geven. In 1415 werden dan ook drie Witte Kaproenen voor zulk feit drie jaar uit het land gebannen en een andere in 1415 voor tien jaar. In voorboden van 1423 en 1428 lezen we dat mensen zich als Witte Kaproenen aanstelden en van de landlieden geld, juwelen en andere zaken eisten. Voor die misdaad werden in 1432 lieden gestraft. In 1478 werden drie kerels voor hetzelfde feit tien jaar gebannen: één in 1480 drie jaar; een in 1483 tien jaar.

Daar “Witte Kaproenen” geen vaste stadsbedienden waren, was het niet moeilijk zich voor te doen als Witte Kaproenen. En verkregen de echte Witte Kaproenen een slechte naam.

———-

Bron:

Gentsche Tydinghen 1995 – Vol24 N°5