Wijk SIVI – Wondelgem

Oude Gentenaars zullen zich wellicht herinneren dat op school niet alleen “algemene geschiedenis” maar ook “lokale geschiedenis” werd onderricht, iets waar wij het beleid van toen nog altijd dankbaar voor zijn. Het is in die geest dat Raymond De Meyer in het jaar dat hij met pensioen ging een tekst opstelde over “de wijk van zijn school”, het stadskwartier ten noorden van het Verbindingskanaal. Naar persoonlijke herinneringen en die van een inwoner die voor meer dan 50 jaren de Nieuwe Kerkstraat (Maïsstraat) bewoonde, maakte ik een plan op : “Onze wijk rond 1900”.

BEKNOPT OVERZICHT

Dit stadskwartier is oud, eeuwen ouder dan de Wondelgemstraat en aanpalende straten die slechts dagtekenen van 1874. Op de plaats van de watertoren en de huisjes voor ouderen van dagen werd reeds vóór 1185 een kerk gebouwd omringd door een kerkhof. Dat grondgebied behoorde niet aan Gent maar maakte deel uit van Wondelgem en was eeuwenlang het centrum van de parochie. Een paar kleine hoeven werden in de nabijheid van de kerk gebouwd. Wondelgem strekte zich uit tot aan de stadswallen waar nu het Rabot staat en tot daar lagen de “Wondelgemse Meersen”. In 1269 groeven de Gentenaars een kanaal, de Lieve , tot Damme (het Zwin) dat toen evenals Brugge het centrum was van de overzeese handel. Het is dat smalle Lieveken dat wij nog zagen achter de nieuwe fabriek in de Maïsstraat, de “Congomeersen” en waarin de kinderen’s zomers ploeterden dichtbij Wondelgem. In de 13de eeuw was de Lieve breder en dieper. Zij werd bevaren door talrijke schepen beladen met koopwaren. De Brugse Vaart (1613) en het Verbindingskanaal (1863) bestonden nog niet. In 1369 deed de Graaf van Vlaanderen, Lodewijk van Male, nabij de Lieve een sterke burcht bouwen, omringd met grachten (waar eens de “nieuwe fabriek” stond in de Maïsstraat). De inwoners noemden die burcht “Het Kasteel”. Veiligheidshalve vestigden zich nog meer landbouwers in de nabijheid van de burcht. Langsheen de kerk liep een straat naar Gent richting de nabij gelegen stadspoort nl. de Brugse Poort. Naar het noorden leidde de straat naar de Stallendries (nu de Dries te Wondelgem). Op de Dries stond nog geen kerk. Deze werd slechts gebouwd in 1685. Die lange straat was de Kerkstraat en die naam zou ze houden tot ze Maïsstraat werd genoemd, toen in 1910 de Ryhovelaan werd ontworpen tot aan het Pauwken.

In de 16e eeuw woedden de godsdienstoorlogen. Te Gent waren de Calvinisten gedurende 6 jaren meester, met Ryhove aan het hoofd. In 1578 brak de beeldenstorm los. De beeldenstormers kwamen ook de kerk plunderen en de beelden vernietigen van de kerk en het omliggende kerkhof.

In die Kerkstraat (Maïsstraat), centrum van Wondelgem, steeg het aantal kleine hofsteden. Op het groot plan van Gent, opgemaakt door Jacques Horenbault in 1619, zijn er reeds 9 afgebeeld waaronder het “Pauwken”. Horenbault noemt die straat: “Kerkstrate naar Westergem” (De verlenging van de Gentse steenweg op Wondelgem heet nu nog Westergemstraat). Sinds 1619 veranderde het aspect van dit stadskwartier niet veel. Het was ver van de stad gelegen en afgezonderd door de uitgestrekte “Wondelgemse Meersen”. Vergelijk eens de plannen van 1619 en 1900. In een tijdspanne van bijna 3 eeuwen is er weinig of niks veranderd. Het verdwijnen van de kerk en van de burcht aan de Lieve had tot gevolg dat het centrum van Wondelgem, eens gevormd door de “Kerkstrate naar Westergem”, overging naar Wondelgemdries. Getuige daarvan in 1685 het bouwen van een nieuwe kerk op de Dries.

In 1793, onder de Franse overheersing, werd Gent uitgebreid met het grondgebied gelegen tussen de wallen van Rabot en de grensgracht. In 1874 werd de aflijning van de Wondelgemstraat en aanpalende straten in zijn geheel ontworpen, op voorstel van de gebroeders De Smet, de Hemptinne en andere eigenaars van die gronden. In 1907 drukte de Nationale Maatschappij der Buurtspoorwegen de wens uit een nieuwe lijn aan te leggen. De stoomtram zou over Evergem naar Bassevelde rijden. In de elleboog Wondelgembrug, Verbindingskanaal en Nieuwe Kerkstraat ( Magnoliastraat-Maïsstraat) was het onmogelijk een spoorbaan aan te leggen. Een nieuwe laan was dus noodzakelijk tussen de Wondelgembrug en de Nieuwe Kerkstraat, ter hoogte van de Roggestraat. Het stadsbestuur bracht een gunstig advies uit. In 1909 werden de nodige onteigeningen gedaan. In 1910 werd voor de eerste maal de naam Ryhovelaan gebruikt in een officieel stuk. Dit was de aanstoot tot de grondige wijzigingen die onze wijk zou ondergaan, na eeuwen lang bijna onveranderd te zijn gebleven.

DE WIJK ROND 1900

Deze wijk ten noorden van het Verbindingskanaal had rond 1900 een heel ander uitzicht. Zij beperkte zich tot enkele gekasseide straten en veldwegels. De hoofdstraat heette de Nieuwe Kerkstraat (Magnoliastraat-Maïsstraat). Zij begon aan de Nieuwevaart en werd gevormd door de huidige Magnoliastraat, de Ryhovelaan tot aan de Maïsstraat en omvatte de huidige Maïsstraat tot aan de Anjelierstraat. De Anjelierstraat was ook gekasseid. De straatweg liep voorbij het Pauwken langs de Beetwortelstraat (Veronicastraat) en verder over de gracht naar Wondelgem.

Het “PAUWKEN” was een eeuwenoude herberg en gewezen hoeve die dwars over het begin van de huidige Dracenastraat stond, toen tot op enkele meters van de tramrichels. Rechtover het “Pauwken” bevond zich “IN DEN OUDEN MAN”, meer dan 200 jaar oud! Links ervan werden 4 zeer bouwvallige huisjes afgebroken. De Fuchsiastraat en de Begoniastraat (Lavendelstraat) begonnen aan de Nieuwe Kerkstraat en eindigden in het veld, waar nu de Ryhovelaan zich bevindt. De Ryhovelaan, de Ferrerlaan, de Mimosastraat, de Poperingestraat en al hun zijstraten bestonden nog niet of waren smalle veldwegels voor de landbouwers. De naam Ryhovelaan komt voor de eerste maal voor (in een officieel stuk) in 1910. Waar nu talrijke straten zijn aangelegd, strekte zich dan het open veld uit, met aardappelvelden of golvende korenvelden, door aardewegen gescheiden. Het Guislaingesticht (1857) zag men van ver, met zijn hoge haag, die zijn gronden afbakende tot vlak bij de huidige Ryhovelaan.

De inwoners van de Nieuwe Kerkstraat hadden een lange “lochting”. De huizen aan de N.W. zijde der straat hadden “lochting” tot aan de huidige Ryhovelaan, die een gewone naamloze veldwegel was. Vanuit hun tuin zagen de inwoners het Guislaingesticht, de oude muur van het kerkhof en, aan de overzijde de “vier uitersten” (nu de huisjes nrs 60, 61, 62, 63 van de Grensstraat-Wondelgem, gebouwd in 1864). Zij zagen meer naar rechts, dicht bij de Gentse Aardeweg, de windmolen, wiens wieken bedrijvig draaiden. Op de achtergrond verhief zich de donkere massa der eeuwenoude eiken en beuken van “de Walle’s bos” met middenin, onzichtbaar van zo ver, het oude kasteel van de Ghellinck de Walle (opgetrokken rond 1774 in stijl Lodewijk XVI).

De Nieuwe Kerkstraat (Magnoliastraat-Maïsstraat)) werd door de inwoners ook de “Boerenkerkstraat” genoemd, en met reden. Daar stonden immers een twaalftal kleine hofsteden. Hun pachters bewerkten de omringende akkers en hun koeien graasden op de “Wondelgemse Meersen” zoals de nabije meersen sinds eeuwen genoemd werden. Boerekarren ratelden af en toe over de oneffen kasseien. De aangevoerde paardemest verspreidde zijn eigenaardige geur. Bij het vallen van de avond hoorde men het geloei der koeien die langs de eenzame Kerkstraat (Maïsstraat) door kleine koewachters naar hun stallen werden geleid. De varkens liepen knorrend op het hof.

Het geheel gaf de indruk van een rustig, afgelegen dorp, ver van alle drukte en stadsgewoel. Het aantal inwoners van die enige straat was natuurlijk niet groot en scholen voor zo weinig kinderen bestonden er niet. Overigens bestond de schoolplicht nog niet (Die wet werd gestemd in 1914 en toegepast na de oorlog 1914-1918). De kinderen, die van hun ouders toelating kregen school te lopen, hadden de keus tussen de Jozef II straat (jongens 1897), de IJskelderstraat (meisjes 1886) wat de stadsscholen betreft of de vrije scholen (Vlotstraat jongens) en Elyzeese Velden (meisjes). Echter … niet alle kinderen waren zo gelukkig. Velen moesten reeds naar de fabriek of wachtten de koeien van de pachters der Nieuwe Kerkstraat.

Die arme kinderen. Stel U voor: tot 1890 gingen kindertjes van de leeftijd van het 2e studiejaar reeds werken. Rond 5 uur werden ze gewekt. Halfslapend, soms schreiend moesten zij de straat op, hangend aan de arm van vader of moeder. Hun klompen galmden door de straat en wekten hun kameraadjes die het geluk hadden nog een paar uren te mogen slapen vooraleer naar school te gaan. Tijdens de schafttijd aten ze hun weinige boterhammen met koude koffie. Na 11 of 12 uur werken keerden ze ’s avonds naar huis terug, hun klompen slepend, bleek en afgemat. En dan ’s winters, langs de spoorweg en voorbij de “kasteelmeers” (waar eertijds de burcht van Graaf Ladewijk van Male zich verhief), met hun klompjes in de sneeuw. Nauwelijks thuis gingen ze naar bed om ’s anderendaags te herbeginnen. Geen vrije zaterdagnamiddag. 66 of 72 uren per week werken in de ongezonde fabrieken van die tijd, voor nog geen frank per dag. Zo gingen ze als ongeletterde mensen het leven in, slachtoffers van het gebrek aan menselijke wetgeving. (Uit een officieel verslag : “des enfants de 6 à 12 ans sont employés dans les usines. Cela procure une grande économie et cela porte ces enfants à ignorer les charmes trompeurs de l’oisiveté” uit : Gand, sa vie et ses institutions, par Maurice Heins, Tome m, page 347.)

In 1867 drukte de Gemeenteraad van Gent de wens uit dat de wet de kinderarbeid zou regelen. Die wet op de regeling van de kinderarbeid werd in het parlement gestemd in 1899. In 1900 was het lot der kinderen dus wat verbeterd. Op 12-jarige leeftijd mochten zij voor halve dagen werken en vanaf hun 13e jaar voor volle dagen. Maar, zoals we hierboven reeds zeiden, was het tot 1890 afschuwelijk. Zij verdienden 7 centiemen per uur (5,04 fr voor een week van 72 uren werken). Een arbeider 0,20 fr per uur (14,40 fr per week), een spinster 13 fr per week, een paswerker in het werkhuis van de fabriek: 0,35 fr per uur (25,20 fr per week). Slechts zelden gingen de kinderen naar de middenstad. Zij hadden gebrek aan fatsoenlijke klederen. De meesten hadden in het geheel geen schoenen. Ook hadden de vaders, na een week van afmattende arbeid, weinig lust om met vrouw en kinderen zover naar de stad te gaan.

Wel reed sinds 1899 de eerste electrische tram, maar de arbeiders gebruikten dit vervoermiddel weinig. Voor een familie van 4 personen kostte een ritje 0,40 fr. Een som waarvoor een fabrieksarbeider 2 uren moest werken (Paardetrams reden in onze stad sinds 1874. Zij werden in 1899 vervangen door de “Electrische tramways” zoals deze toen genoemd werden.). In hun vrije tijd gingen de kinderen tussen de akkers spelen, of in de grondvesten van het oude kasteel, of in de kasteelmeers, of in het nabije Lieveken of aan de grensgracht nabij de “vier uitersten” waar zij hun vliegers oplieten. Net zoals nu raapten zij in de herfst beukennootjes aan “Walle’s bos” of speelden aan de voet van de eeuwenoude dikke boom (de meer dan 300 jaar oude linde).

Dikwijls gingen zij tot aan de molen rechts van de Gentse aardeweg en sloegen zijn draaiende wieken gade. Zij waagden zich wel eens tot aan de poort van de molen om de zware molenstenen te zien draaien (De molen was bekend als “de snuifmolen”. Nevens de molen staat nog een laag gebouwtje waar de snuif gemalen werd). Na verloop van tijd bleef enkel nog het onderste deel van de stenen molen over. Tot in 1918 werd er graan gemalen. Toen (1918) werd hij door granaten getroffen. Sindsdien lag hij stil om vervolgens grotendeels te worden afgebroken. In het lage molenaarshuisje kon men nog gekleurde afbeeldingen zien van de oude molen. Zoals wij hoger reeds zeiden, strekte rechts van de Nieuwe Kerkstraat (Magnoliastraat) zich de “Kasteelmeers” uit.

De mannen van de suikerfabriek “La Ruche”, de fabrieksarbeiders en arbeidsters van de Grasfabriek en van de “Gantoise” of de fabriek van Vercoutere namen de kortste weg langs de ringspoorweg van het Rabot. Niet zelden gebeurde het dat de vrouwen en de meisjes verschrikt bleven staan en begonnen te gillen bij het plotseling opduiken van reuzenratten die dan verdwenen in de grondvesten van de oude burcht. Om zich naar de stad te begeven reden de landbouwers der”Boerenkerkstraat” en van Wondelgem met hun karren langs de Nieuwe Kerkstraat. Aan de vaart gekomen sloegen ze links af naar de zeer smalle Wondelgembrug, een houten draaibrug, waarop twee karren elkaar moeilijk konden kruisen. Het Verbindingskanaai had nog geen gemetselde kaaien. De brug bewoog niet mechanisch, maar moest door een brugdraaier geopend en gesloten worden.

“Scheepstrekkes” trokken de schepen voort. Hun singel vóór de borst, in voorover gebogen houding, kwamen ze moeizaam vooruit Van waar kwamen ze reeds? Hoeveel uren lagen ze reeds in hun band, als moderne slaven? Vooraan nadert het schipperskind, jongen of meisje, ook reeds met de singel vóór de borst. Zo jong nog. Daar nadert nog een ander schip, getrokken door een paard, een “ketserspaard” geleid door een man, de “ketser” geheten.

De huidige Dracenastraat, waar in 1950 het speelplein werd ingehuldigd, was slechts een aardeweg, evenals de Kouterstraat en de Morekstraat tot aan de Vierweegse te Wondelgem. En de stoomtram naar Evergem en Bassevelde? Die reed slechts in 1911. De stoomtram naar Zomergem reed sinds enkele jaren vóór die naar Bassevelde. Zijn gewone baan was langs de Wondelgemstraat, de Wondelgembrug, de Nieuwe Vaart en de Palinghuizen.

Welke straten waren er bewoond behalve de Nieuwe Kerkstraat? Daarover licht het plan “Onze wijk in 1900” voldoende in. De huidige Nieuwe Vaart was gedeeltelijk bewoond. Rechtover de Wondelgembrug, aan de “Wondelgemse” zijde van het kanaal, woonde er o.a. een bloemist wiens huis werd afgebroken in 1909 om de Ryhovelaan te kunnen aanleggen. Verder stond een rij huizen naar de spoorbrug toe. Op het plan “Onze wijk rond 1900” komen de fabrieken voor die toen reeds bestonden. Reeds bewoonde straten waren : de Lorkenstraat (Lindestraat), de Haverstraat, de Guislainstraat (1899) en de Gezondheidstraat. Er stonden ook huizen langsheen de Palinghuizen tot eventjes voorbij het kerkhof met vage gronden er tussenin. Rechtover de Hamerstraat lag een smalle houten draaibrug nl. de Hamerbrug (vernield in 1944). De huidige mooie Guislainbrug werd gelegd in 1952. Ook de Verbindingsbrug was in 1900 een smalle houten draaibrug, niet mechanisch bewogen.

Dat was het uitzicht van onze wijk rond 1900 nl. één lange straat met een 12-tal hofsteden, de Nieuwe Kerkstraat (Magnoliastraat-Maïsstraat), verlengd door de Anjelierstraat en Veronicastraat. Met twee korte zijstraten zijnde Fuchsia-en Begoniastraat (Lavendelstraat), een groepje huizen aan het “Pauwken” en tussen de Nieuwe Kerkstraat en de voorhaven de Wondelgemse Meersen met de Limbastraat. Naar de grensgracht (Grensstraat) toe lagen akkers met hun rogge-, haver-of aardappelvelden. De windmolen aan de Gentse Aardeweg, de “dikke boom” en het “Walle’s bos” met over de gracht de “vier uitersten”, de Dracenastraat, de Kouterstraat en de Morekstraat … één lange aardeweg. Zoals reeds vermeld was de wijk als een afgezonderd dorp. ’s Avonds was de Nieuwe Kerkstraat (Magnoliastraat-Maïsstraat) stil en verlaten. Een paar petroleumlantaarns verspreidden een zwak licht Achter vooruitspringende huizen inktzwarte vlekken. Zelden waagden de kleine kinderen zich buiten en na zonsondergang waren ook “de grote mensen” op hun hoede. Zij grendelden de deuren af en verlieten zelden hun huis. Eens de avond aangebroken was de Boerenkerkstraat (Magnoliastraat-Maïsstraat) berucht om haar onveiligheid.

Maar er kwam verandering. In 1907 had de Nationale Maatschappij van Belgische Buurtspoorwegen de wens uitgedrukt een nieuwe lijn aan te leggen via Evergem naar Bassevelde. Langs de elleboog tussen de Wondelgembrug, de Nijverheidslaan (Nieuwe Vaart) en de Nieuwe Kerkstraat (Magnoliastraat-Maïsstraat) kon onmogelijk een spoorlijn aangelegd worden. Een nieuwe laan was noodzakelijk, rechtstreeks van de Wondelgembrug naar de Nieuwe Kerkstraat (Magnoliastraat) op de hoogte van de Roggestraat. De Gemeenteraad gaf zijn toestemming op 1.7.1907 en maakte een plan op met de noodzakelijke onteigeningen. Dit werd goedgekeurd door een Koninklijk Besluit van 13.1.1908. Percelen grond en woningen werden onteigend nl. 3 op de Nieuwevaart en 12 in de Nieuwe Kerkstraat, die in 1909 werden afgebroken.

In 1910 werd de “Filature du Rabot” gebouwd. Dat was nog maar een begin. De grote stoot zou weldra volgen. De Gemeenteraad, in zitting van 2.10.1911, besloot tot verdere stratenaflijning van de wijk. Een nieuw plan werd opgemaakt met aanduiding (deze maal tot aan het Pauwken) van de Ryhovelaan, het Van Beverenplein en een paar van de huidige zijstraten (echter niet: Ferrerlaan, Jan Lampensstraat, Gambrinusstraat, Poperingestraat, Hopstraat, Grensstraat, Mimosatraat). Tot dan toe was de Ryhovelaan een korte laan van de Wondelgembrug tot aan de Roggestraat. Nu werden er uitgestrekte gronden onteigend (4 fr (0,10€) per m2). Akkers met hun gouden korenvelden moesten plaats maken voor straten en een plein nl. het Van Beverenplein. Laag gelegen gronden moesten opgehoogd worden. In vele van de nieuwe straten begon men huizen te bouwen.

Helaas,augustus 1914 brak de oorlog uit en alle bouwwerken werden stopgezet. Ook de nieuwe kerk in de Maïsstraat, waarvan de eerste steen werd gelegd in 1914. De toren was slechts tot halve hoogte opgetrokken. Na 1918 zou de wijk een belangrijk stadskwartier worden. Geen sprake meer van “ons kerkhof’ zoals de inwoners zich vroeger uitdrukten. De Nieuwe Kerkstraat (Magnoliastraat-Maïsstraat), sinds eeuwen de hoofdstraat, werd verbrokkeld en een deel verviel tot de rang van een gewone zijstraat, de Maïsstraat. De korenvelden verdwenen één voor één, de hofsteden verloren hun akkers en kregen een andere bestemming of werden afgebroken. Het Van Beverenplein in die tijd met zijn talrijke wilgetronken werden geveld en het plein werd opgehoogd. In 1912 verrees er het eerste huis (het huidig nr. 11). In 1918 stonden er nog maar 8 huizen nl. de nummers 6, 7, 11, 12, 13 op het plein zelf en de nrs. 210,212,214 op de Ryhovelaan rechtover het plein. Het Van Beverenplein werd het centrum van de wijk.

Het Verbindingskanaal (1863) had verscheidene fabrieken aangetrokken (gemakkelijk en goedkoop vervoer der grondstoffen). Dit had tot gevolg dat het merendeel van de opgetrokken huizen werkmanshuizen zijn. Burgerhuizen zijn zeldzaam in de wijk. Burgers laten zich slechts zelden een huis bouwen midden een arbeiderswijk. In 1912 werd de Ferrerlaan afgelijnd tot aan de Gezondheidsstraat. De talrijke noodwoningen staan er sinds 1925. Slechts in 1925 vonden er verdere onteigeningen plaats om de laan door te trekken tot aan de Palinghuizen (Medo). De “blok” gevormd door de Gambrinusstraat, de Hopstraat, een deel der Grensstraat, Radijsstraat en Poperingestraat was reeds bewoond in 1923. De oude lieden werden niet vergeten. Huisjes werden gebouwd voor hen in de Geraniumstraat. In 1925 de huizen nrs. 4 tot 16 en 1 tot 15; in 1939 de nrs. 19 tot 51 en in 1949 de nrs. 18 tot 50. Eindelijk in 1953, de 22 huisjes aan de hoek van de Maïsstraat en Anjelierstraat, achter de watertoren (Plataandries). In 1934 waren reeds enkele huizen bewoond van het complex Cliviastraat, Narcisstraat, Mimosastraat. In 1951 en 1952 werden nog een tiental huizenblokken opgetrokken in de Grensstraat en Geraniumstraat, aan het westelijke uiteinde van de Grensstraat. Ook in de Grensstraat begonnen huizen te verrijzen. De “vier uitersten” zouden talrijke buren krijgen. Na de “blok” in de Hopstraat (1923) werden de eerste huizen in de Grensstraat (Nr. 24) gebouwd en in 1924 (de nrs. 70 en 72) aan de Gentse zijde van de gracht. Einde juli 1930 begon men de school op te trekken op de akkers, waar een paar weken vroeger het koren voor de laatste maal werd geoogst. In 1938 werden leidingen aangelegd in de gracht en werd de straat gekasseid. Gedaan met de beruchte modderstraat.

De Lisbloemstraat veranderde in 25 jaar van zandweg tot een aantrekkelijke straat. In 1930 stonden er slechts noodwoningen. In 1938 werd het eerste stenen huis opgetrokken en is de straat gekasseid. Rond 1950 verrees een ganse rij (van nr. 33 tot nr. 63) en in 1954 verdween het laatste perceel vage grond (apotheek). De houten noodwoningen staan er in juni 1955 nog. In de lente van 1954 begon de aanbouw van de watertoren, ongeveer op de plaats waar de kerk van Wondelgem eertijds stond. Die toren, voltooid in 1955, wijzigde het beeld van de wijk opvallend. Onze wijk vertoont geen smalle straten, zoals de middenstad met haar talrijke stegen van 4m breed. De aanleg van zulke straten is in onze huidige tijd niet meer denkbaar. Denk aan het verkeer en de hygiëne.

Het Van Beverenplein en het speelplein Jan Yoens milderen, weliswaar in zeer geringe mate, het gebrek aan open plaatsen en “groen” binnen de bebouwde kom van Gent. Dat gebrek is een typisch kenmerk van Gent. Zelfs Brussel, de dichtst bebouwde agglomeratie, heeft meer open ruimtes die zonneschijn en luchtverversing toelaten (zie: Dumont). Geen beluiken (cités) mogen nog opgetrokken worden. Op onze wijk zijn er nog 4 : Palinghuizen (2), Wissenhagestraat en de Limbastraat. Beluiken, waarvan de meeste huizen krotwoningen zijn, moeten verdwijnen.

Besef: in 1900 bestonden er te Gent 600 beluiken met 7.500 woningen. Vele werden afgebroken, maar in 1948 bleven er nog 423 over met 5.782 woningen. In 1951 bedroeg het aantal krotwoningen in onze stad nog 10 % (Zie Dumont). Ons stadskwartier is nog voor uitbreiding vatbaar. Tussen de Ryhovelaan en de Dracenastraal enerzijds, de Voorhaven en de Wiedauwkaai anderzijds, liggen nog uitgestrekte meersen die men stilaan ophoogt. Zo zal de tijd komen dat de Limbastraat met de Dracenastraat of de Maïsstraat zal verbonden worden. Daar waar in de 13e eeuw talrijke schepen naar Damme of naar Gent voeren langs de Lieve, zullen straten en pleinen verrijzen die zullen toelaten dat men zal kunnen overgaan tot het slopen van een groot aantal der talrijke krotwoningen die de stad nu, in 1955, nog ontsieren.

1. RYHOVELAAN

Vóór 1909 is er van de Ryhovelaan geen sprake. De Nieuwe Kerkstraat (Magnoliastraat-Maïsstraat) was de hoofdstraat. Vanaf het begin van de huidige Maïsstraat liep een aardeweg. Waar later het Van Beverenplein zou worden aangelegd, kwam die aardeweg samen met 3 andere aardewegen die later Mimosastraat, Poperingestraat en Klaverstraat zouden worden. De aardewegen waarvan sprake liepen midden de akkers. De landbouwers, die meestal in de “Boerenkerkstraat” woonden (de huidige Maïsstraat) voerden, langs die aardewegen, hun veldvruchten naar hun schuren. De latere Ryhovelaan stond op de plannen eenvoudig vermeld als “weg nr. 30”. De gemengde school, die in 1906 haar poorten opende, heette “School Begoniastraat”, alhoewel de kinderen binnen gingen langs de huidige Ryhovelaan (De voorzaal der school zal slechts later gebouwd worden). Maar het uitzicht van het stadskwartier zou grondig gewijzigd worden, en in een betrekkelijk vlug tempo, zoals de hierna volgende data aantonen.

17.4.1907. De Buurtspoorwegen vragen een nieuwe lijn te mogen aanleggen naar Bassevelde. Om dit mogelijk te maken was een brede laan noodzakelijk tussen de Wondelgembrug en de Nieuwe Kerkstraat(Maisstraat).

29.4.1907. Een plan wordt opgemaakt.

8.5.1907. Een aanplakbrief “commodo en incommodo” (getekend Burgemeester E. Braun) werd uitgehangen. De aanplakbrief was tweetalig.

1.7.1907. De Gemeenteraad keurt de aflijning goed (opgemaakt tot aan de Roggestraat).

13 .1.1908. Een Koninklijk Besluit (Leopold 11) keurt de aflijning goed tot aan de Roggestraat (Het deel Ryhovelaan, vanaf de Maïsstraat naar het noorden toe, heette toen Hoppestraat – In 1908 had het huis nr. 44 als adres: Hoppestraat nr. 8).

Juni tot November 1909. De eigenaars der onteigende huizen worden door de deurwaarders verwittigd, dat zij hun huizen moeten verlaten om met de afbraak te kunnen aanvangen.

1910. De “Filature du Rabot” is gebouwd (zie jaartal op fabrieksschouw).

2.10 .1911. De Gemeenteraad keurt de aflijning van de Ryhovelaan goed, tot aan het Pauwken.

25.12.1912. Een Koninklijk Besluit keurt de plannen goed, alsook de onteigeningen der gronden, waarvoor 4 fr de m2 wordt betaald.

1912. Het Van Beverenplein werd opgehoogd. Het eerste huis wordt er opgetrokken (nr. 11 ).

1910. De buurtspoorweg naar Bassevelde is in aanleg.

De 10 huizekens, de “hovekens” genoemd (nrs 12 tot 30 en het nr. 32 dat omgebouwd werd) behoren tot de oudste huisjes van de Ryhovelaan (“In den Ouden Man”, het laatste huis van de Ryhovelaan (onpare nummers), is ouder. Die 10 huisjes ontleenden hun naam aan de hofjes vóór de huisjes aangelegd, tot waar nu de rijweg is. In 1955 noemen de oudste inwoners ze nog “de hovekens”. Deze werden in 1873 gebouwd met stenen voortkomende van de afbraak van het St-Elisabeth Begijnhof. (Het begijnhof is opgericht in de 13e eeuw. In 1873 moesten de begijntjes het begijnhof verlaten. Het begijnhof was door grachten omringd en belette de uitbreiding der stad. Op het grondgebied van St.-Amandsberg is toen een nieuw begijnhof opgericht, waarvan de huisjes reeds in 1874 door de begijntjes werden betrokken.)

2. GRENSSTRAAT

De grensgracht werd gegraven in de 12e eeuw, om het gebied der Gentse rechtspraak buiten de muren af te bakenen (toen strekte Wondelgem zich uit tot aan het Rabot). Deze gracht noemde men de Rietgracht, Grietgracht of Bevrijtgracht. In 1793 breidde Gent zich uit tot aan de gracht (onder de Franse overheersing). In 1864 werden de “vier uitersten” gebouwd, de 4 lage huisjes.nrs. 60,61,62,63, Grensstraat, Wondelgem. Overal in de omgeving strekten zich de akkers uit met hun aardappel-of korenvelden afgebakend door knotwilgen. Hier en daar een hofstede, vooral in de Nieuwe Kerkstraat (Maïsstraat). De velden strekten zich ook uit waar nu Ryhovelaan, Van Beverenplein, Perredaan en hun zijstraten zich bevinden. De molen aan de Gentse Aardeweg was dagelijks aan het draaien. De gracht mondde uit in het westen in de Brugse Vaart en in het oosten in het Lieveken der “Congomeersen”. Op officiële plannen werd de Grensstraat eenvoudig als weg nr. 35 aangeduid. Zo bleef die straat, tot in 1923 een verlaten landweg, toen “de blok” werd gebouwd, gevormd door een deel der Grensstraat, de Hopstraat, de Gambrinusstraat, een deel van de Radijsstraat en de Poperingestraat. Maar de Grensstraat zelf bleef nog lang een modderweg, zonder verlichting.

In 1924 werden de eerste 2 huizen opgetrokken, de nrs. 70 en 72, te Gent. In 1921 echter was reeds nr. 47 te Wondelgem gebouwd. Toen in 1930 de school werd gebouwd was er geen gas, geen electriciteit en geen waterleiding. In elk der 2 klassen was één petroleumlamp voorzien. Rechtover de school, aan het huis nr. 24, werd de “schoolbrug” gelegd, een houten bruggetje, 1,50 m breed, met 2 leuningen. Voor kleine kinderen was het een gevaarlijke gracht. Stilaan werden huizen gebouwd: in 1927: het nr. 16; in 1928 :de nrs. 2 tot 15; in 1929 : het nr. 18, alle op Wondelgem. In 1935 de rij nrs. 74 tot 194 te Gent. In 1938 werden de Grensstraat en de Lisbloemstraat gekasseid. De gracht werd overwelfd (eigenlijk werden er buizen gelegd).

De Lisbloemstraat groeide snel: In 1930 was ze een zandweg met alleen noodwoningen. In 1938 werd er het eerste huis opgetrokken (nr. 82) en reeds in 1954 was er geen enkele vage grond meer. De apotheek werd in 1954 gebouwd en geopend. De Grensstraat was tot 1922 een modderige, onveilige straat, met geen andere huizen dan de “vier uitersten”. Onveilig was ze. Immers op 20.8.1906 stuurden de hoveniers en landbouwers, wier gronden aan de grensgracht paalden, een brief aan het Gents stadsbestuur, waarin ze schreven : “wij, hoveniers … langs de gemelde straat, moeten wel oppassen, dat wij gewapend zijn om naar ons land te gaan werken, teneinde ons te verdedigen tegen de vagebonden …”. Nu is ze een mooie, brede straat geworden, met bevolkte aanpalende straten en blokken. Immers, in 1951 en 1952 werden de complexen opgetrokken aan het westeinde van de straat. Geen wonder dat de school, die in 1930 met min dan 30 leerlingen opende, er na pasen 1954 meer dan 450 telde.

Een woordje uitleg over de grens. Tot in 1937 vormde de gracht de grens tussen Gent enerzijds en de gemeenten Mariakerke en Wondelgem anderzijds. Sinds 1937 is dit echter veranderd. Nu paalt Mariakerke niet meer aan de Grensstraat Van het westen beginnend, vormt de afgedankte spoorbaan de grens tussen Gent en Mariakerke. Beide zijden van de straat zijn dus Gents grondgebied. Aan de “vier uitersten” begint echter Wondelgems grondgebied. De huisjes zelf staan op Wondelgem. De greppel in de straat vormt naar het oosten toe de grens. De rijweg is dus Gent. Naar het oosten toe blijft de noordzijde van de straat Wondelgem, eveneens rechtover de school, eveneens gedeeltelijk de Korte Grensstraat. Ongeveer rechtover het huis Grensstraat nr. 236 – Gent, loopt de grens naar de zijgevel van de hofstede Buysse (het eerste gebouw links in de Kouterstraat, Wondelgem – de grensgracht is daar weer zichtbaar) tot aan de Lieve. Nu, in 1955, ligt de gracht droog. Drie aquaducts zijn nog zichtbaar nl. twee in de Grensstraat en één onder de straatweg, op het einde van de Dracenastraat. De grens volgt dan de spoorweg naar het N. toe. Het oostelijk uiteinde van de Grensstraat is dus ook volledig Gent over een lengte van ongeveer 60 m.

3. MAlSSTRAAT

Op het groot plan van Horenbault (1619), zichtbaar in de vestibule van het Stedelijk Archief, is dicht bij de Lieve de verdwenen burcht van Lodewijk van Male afgebeeld, ten oosten van de “Kerkstrate” zoals de huidige Maïsstraat toen reeds werd genoemd. Zelfs de huidige Gentse Steenweg (Wondelgem), verlenging van de Veronicastraat over de gracht, staat vermeld als : “Kerkstrate naar Westergem”. De Kerkstraat liep naar het Zuid-Westen tot aan de dichtste stadspoort, de Brugse Poort.

Bij het onderzoek van het plan Horenbault is men verwonderd door het feit dat in 3 eeuwen (tot 1900) de wijk niet veel veranderde. Het aspect werd vóór 1900 slechts gewijzigd door het Verbindingskanaal (1863), het Guislaingesticht (1857) en het Gemeentekerkhof (1873). Waarom werd de Maïsstraat vroeger Kerkstraat genoemd? Sinds omstreeks 1185 stond daar de kerk van Wondelgem door een kerkhof omringd, ongeveer waar nu de watertoren en de huisjes voor oude lieden zich bevinden. Landbouwers dolven daar dikwijls mensenschedels en beenderen op. Alsook de metselaars, die grondvesten of kelders groeven (o.a. van de woningen voor oude lieden). In 1580 werd de kerk van Wondelgem, in de Kerkstraat, door de Calvinisten van François de la Kethullede Ryhove geplunderd en verwoest (beeldenstorm). De ouders van Ryhove waren er begraven. In 1685 werd op de Dries de huidige kerk van Wondelgem gebouwd. De Nieuwe Kerkstraat werd tot rond 1909 (en nu nog door de oude inwoners) “Boerenkerkstraat” genoemd. Oorsprong van die naam : in die straat stonden, sinds eeuwen, een twaalftal hofsteden van kleine landbouwers, die de omliggende akkers bewerkten en hun koeien lieten grazen in de nabije “Wondelgemse Meersen”. Het feit dat daar de eerste kerk van Wondelgem werd gebouwd, duidt genoeg aan , dat rond die tijd daar de meeste inwoners van Wondelgem verbleven (zie plan Horenbault en plan “Onze Wijk rond 1900”). Tot in 1793 strekte het grondgebied van Wondelgem zich uit tot aan de stadswallen van het Rabot, ten N. van de Blaisantvest

Het kwartier van de huidige Wondelgemstraat was niet bebouwd. Daar strekten zich de laag gelegen Wondelgemse Meersen uit. Het stratennet van de Wondelgemstraat en aanpalende straten is geheel ontworpen in 1874. De meersen werden opgehoogd tot het huidige peil van de straten. De Lieve werd vanaf het Rabot overwelfd en met een “siphon” (duiker) onder het Verbindingskanaal gevoerd (De duiker bestaat niet meer). Het Franse bewind breidde het grondgebied van Gent uit tot aan de Grensgracht (1793). Waar eens de nieuwe fabriek “Emile-Jean Braun” zich bevond, lag de “Kasteelmeers”. Op die plaats verhief zich, dicht bij de Lieve, de burcht van Lodewijk van Male (gedurende de grote opstand der Gentenaars door Jan Yoens en zijn Witte Kaproenen verwoest in 1379). De grondvesten bestonden nog in 1909. Rond 1955 spraken de oude inwoners nog van de “kasteelmeers” en wisten nauwkeurig de plaats aan te wijzen waar de burcht zich verhief..

Huidige kerk der Maïsstraat: eerste steen in 1914. De bouw werd onderbroken van augustus 1914 tot 1918. De eerste eredienst in 1926.

“Cotonnière Emile-Jean Braun” werd ook de “nieuwe fabriek” genoemd. Zij maakt deel uit van de “Union Cotonnière” en was in bedrijf genomen in 1949. Zij beslaat een oppervlakte van 3.400 m2. De daken zijn vervaardigd in spanbeton. In 1950 omvatte de “Union cotonnière” : 9 spinnerijen, 7 weverijen; 5.847 werklieden arbeidden in haar fabrieken; 190.000.000 Frank lonen werden uitbetaald; de winst bedroeg datjaar: 45.847.276 fr. Produkten: katoenen garens, weefsels, Egypte peigné, zeildoek, canevas voor autobanden, draden voor netten.

Watertoren: de aanbouw werd begonnen in 1954. Hoogte: 48 m – Inhoud: 1.000.000 liter water. Werking: regelen van waterdruk over de wijk, Wondelgem en Mariakerke. Ook de bedeling van water in het havengebied, de nijverheidsinrichtingen langsheen het kanaal Gent-Zelzate en het spijzen van de watertoren en het grondgebied van de gemeente Zelzate.

4. SCHOOL GRENSSTRAAT

14.7.1930: De gemeenteraad beslist in de Grensstraat een terrein aan te kopen om er een school te bouwen, midden in het veld, in een straat waar slechts enkele huizen staan.

14.7.1930: In de geheime zitting wordt de Heer De Meyer Raymond directeur benoemd en enkele dagen nadien door Hoofdinspecteur, de Heer Georges Verbrugge als directeur aangeduid van de te bouwen school.

Einde juli 1930: De eerste steen wordt gelegd.

September 1930: De eerste noodwoningen in de Lisbloemstraat worden betrokken.

8.9.1930: De school opent met 2 klassen (1e en 2e studiejaar samen en 1 Fröbelklas). Ongeveer 30 leerlingen worden ingeschreven.

1934: De eerste twee klassen op de verdieping worden gebouwd (zuidzijde).

1936: Grondige veranderingen: keuken en bureau afgebroken, een nieuwe zaal, 2 klassen vervangen de vroegere zaal en nog 2 klassen op de verdieping.

1937: De nieuwe bovenvermelde lokalen worden ingehuldigd.

Februari 1938: De directeur wordt “Directeur zonder klas”.

1938: Grensstraat en Lisbloemstraat voor de eerste maal gekasseid.

1947: Stichting van de schoolclub “De 5 populieren”.

1949: Nieuwe trap en 2 nieuwe klassen op de verdieping (noordzijde).

1950: Speelplein Jan Yoens ingehuldigd.

1951: De scheidsmuur aan de westzijde der school wordt opgetrokken. Nieuwe ingang in de Lisbloemstraat.

1952: Het 4e studiejaar wordt ontdubbeld.

1953: Het 3e studiejaar wordt ontdubbeld.

1954: De Gemeenteraad beslist een nieuwe kindertuin te bouwen aan de oostzijde der speelplaats.

1954: De Heer De Meyer gaat met pensioen en wordt in september 1954 vervangen door de Heer Surmont Maurice.

Oorzaken van de snelle opgang van de school in de Grensstraat:

1. Het groot aantal jaren dat het personeel er bleef.

2. Grote speelplaats, ruime en luchtige lokalen (8 m. x 7 m.).

3. Door het feit, dat ze gemengd is, kunnen al de kinderen van eenzelfde huisgezin ze bezoeken.

4. Bij de kinderen werd de liefde tot hun school systematisch aangekweekt, op het randje af chauvinisme. (zonder andere scholen ooit te discrediteren) Immers, de latere liefde voor het officieel onderwijs in het algemeen, begint met de liefde voor de school onzer kinderjaren in het bijzonder.

5. De gezonde verstandhouding met de ouders.

6. De verre afstand van de “middenstad-scholen” die, ondanks alles nog aan-trekkingskracht uitoefenen. Bij alle gelegenheden werd de ouders op het hart gedrukt, dat de programma’s dezelfde zijn.

Directeur en personeel in 1954 – Dienstjaren (tot en met het schooljaar 1953-1954)

M. De Meyer R. 24 jaar

M. Colpaert G. 23 jaar

Mw Desmet-Parez 18 jaar

Mw Torreele 18 jaar

Mw Terrijn 16 jaar

Mw Baert-Ridet 15 jaar

Mj. Platerre S. 14 jaar

M. Vander Maelen 12 jaar

M. De Meyer Gilb. 6 jaar

Mj. Buguin L. 5 jaar

M. Omelis 5 jaar

M. Soetaert 4 jaar

Mw Verhamme 3 jaar

M. Deckers 2 jaar

Mw Vercauter 1 jaar

Mw Derck 1954

5. SCHOOL RYHOVELAAN-SCHOOL LAVENDELSTRAAT

20.7.1902: Het College van Burgemeester en Schepenen gelast het opmaken van plannen, bestekken en lastenkohiers voor het bouwen, in de Begoniastraat, van een bewaarschool voor meisjes en een school voor jongens. Men zal beginnen met een gebouw bevattende 3 klassen op het gelijkvloers en 4 op de verdieping. De titel van het project: “Ecoles à construire rue du Begonia”.

25.7.1904: De Gemeenteraad beslist een perceel grond aan te kopen “gelegen in de achtergrond der Kerkstraat en langs de Begoniastraat”. Die akkers werden tot dan toe bebouwd door de landbouwer Van Doorselaere, wiens hoeve zich bevond in de Nieuwe Kerkstraat (Maïsstraat). Die hoeve is nu vervormd tot de garage De Luycker, Ryhovelaan.

10.8.1904: Het materieel voor 5 klassen zal voorzien worden “parce que celles-ci suffiront probablement pour quelques années”.

2.12.1904: … “l’acquisition, par la ville, pour cause d’utilité publique, d’un terrain situé entre la rue du Begonia et la rue du Houblon (toenmalige naam van de Ryhovelaan).

21.12.1904: Datum van de verkoopakte (3638,82 m2 aan 4fr. de m2).

September 1906: De gemengde school Begoniastraat wordt geopend (ingang langs de huidige Ryhovelaan). De directrice was Mejuffer Urnpens Jeanette. De voorzaal der school Ryhovelaan bestond nog niet De Ryhovelaan was niet gekasseid en modderig. De laan zelf heette Hoppestraat tot in 1908.

13.10.1906: De gouverneur van Oost-Vlaanderen laat aan het stadsbestuur weten dat de school heeft gekost: voor de gronden: 14.555,28 fr, voor de bouw: 51.577,00 fr en voor het meubilair: 8.749,00 fr. Maakt in totaal: 74.881,28 fr. (1856,26€) De staat zal 1/3 der onkosten dragen.

1911: In 1911 was de school nog gemengd. In de Veronicastraat, rechts, ongeveer in het midden, stond een paviljoen afhangend van de school Ryhovelaan. Terwijl men de school in de Lavendelstraat bouwde, stonden er op de speelplaats 4 paviljoenen.

1912: De school wordt gesplitst in jongens- en meisjesschool. Ingang: Begoniastraat voor de jongens. Mijnheer Smeesters is de eerste directeur. Mijnheer Standaert Oscar fungeert in het 6e studiejaar.

1917: De Directrice Mejuffer Lirnpens ging met pensioen. Zij werd door ouders, kinders en personeel aanbeden en geëerbiedigd om haar vriendelijke doch vastberaden omgang en haar grote bevoegdheid. Zij is de grondlegster geweest van de goede faam die de school Ryhovelaan steeds genoten heeft. Een grootse en aandoenlijke hulde greep plaats.

1919: Een brand brak uit op de bovenverdieping der school in de Lavendelstraat. Het vuur tastte ook de gebouwen van de school in de Ryhovelaan aan.

1920: Gedurende de herstelling van beide scholen werden houten paviljoenen opgericht op het Van Beverenplein. Het plein werd door een houten afsluiting omringd. De kinderen ontvingen hun onderwijs in die paviljoenen.

1924: De Heer Smeesters, Directeur van de school in de Lavendelstraat gaat met pensioen en wordt gevierd. Hij bracht de school tot grote bloei.

1931: De school Ryhovelaan viert haar 25 jarig bestaan.

1940-1945: Gedurende de laatste oorlog werd de school in de Begoniastraat achtereenvolgens door Belgische, Duitse en Engelse soldaten bezet. De kinderen ontvingen onderwijs in de school aan de Groendreef met het gevolg dat de schoolbevolking gevoelig verminderde.

Directeurs van de school in de Lavendelstraat

Smeesters Leon 1912-1924

Standaert Oscar 1924-1934

Riessauw Karel 1934-1944

HegmanErnest 1944-1953

De Meyer Romain 1953

Directrices van de school in de Ryhovelaan

Mej. Limpens Jeanette 1906-1917

Mw. Van Vlaanderen 1917-1919

Mej. Van de Voorde 1919-1921

Mej. Houlengier Herniette 1921-1932

Mw. Van de Voorde-Clerens B. 1932-1950

Mw. De Groote-De Wispelaere R. 1950-1956

1952: De nieuwe kindertuin der Perredaan wordt ingehuldigd.

6. BEVRYTGRACHT (Rietgracht-Grietgracht)

Wanneer de school Grensstraat in 1930 werd gebouwd, was de Grensstraat een echte modderstraat met een gracht die aan de school de grens vormde tussen Gent en Wondelgem. Die gracht liep destijds van aan de Brugse Vaart tot in het Lieveken, in de “Congomeersen” genoemd en op de plannen vermeld als “Wondelgemse Meersen”. Op veel plannen wordt die gracht aangeduid als “Rietgracht”. Ook op andere plaatsen rond Gent zijn er Rietgrachten of Grietgrachten. Hoe komt dat? Reeds in de 12e eeuw werden bewoners van zekere gebieden rond Gent gevonnist door de schepenen van Gent. Om die rechtsgebieden goed af te bakenen en betwistingen te vermijden, werden rond het Gentse Vrije grachten gegraven, Bevrijtgracht genoemd. Soms was het een smalle gracht, soms met ronde gang, soms een bevaarbaar kanaal. Zij sloten op zekere punten aan met Leie en Schelde. Deze Rietgracht omsloot ook gronden, die nu geen deel meer uitmaken van Gent, o.a. een deel van Ledeberg, Gentbrugge, Zwijnaarde. De parochie Wondelgem (de kerk stond in de Kerkstraat, de huidige Maïsstraat, ongeveer waar de watertoren zich verheft) was door de Bevrijtgracht in 2 delen verdeeld, één binnen en één buiten het Vrije van Gent. Die gracht was de grensgracht der huidige Grensstraat Hij werd gegraven rond het jaar 1100.

In 1539, tijdens de onlusten, bevalen de schepenen van Gent het zuiveren en uitdiepen van de Rietgrachten om de stad in staat van verdediging te brengen. Karel V, na de onderwerping der Gentenaars, deed een deel ervan dempen maar dit gebeurde nooit volledig. Op het plan van Jacques Horenbault (1619) staat een straat aangeduid met de naam van “Strate naar de Cooleghemsche Veste” die de Kerkstraat (huidige Maïsstraat) met de gracht verbond.

In 1793, onder Frans bewind, werd Wondelgem een zelfstandige gemeente. In 1829 trachtte Wondelgem het verloren grondgebied der Kerkstraat terug te bekomen (dus een gebied zich uitstrekkend tot aan de wallen van het Rabat), maar kreeg geen voldoening. In 1938 werd de Grensstraat voor de eerste maal gekasseid en werd de gracht overwelfd. In 1955 was deze nog zichtbaar ten noorden van de Korte Grensstraat tot aan de Lieve in de meersen, genoemd “Congomeersen”.

7. SPEELPLEIN JAN YOENS-DRACENASTRAAT

Ingehuldigd in 1950. Jan Yoens was de aanvoerder van de Witte Kaproenen. We spreken over de grote opstand van de Gentenaren (1379-1385). Lodewijk van Male, graaf van Vlaanderen, verkocht in 1379 aan de Bruggelingen het recht een kanaal te graven van de Leie (Deinze) naar Brugge. Ter info: De vaart Gent-Brugge werd slechts in 1613 gegraven! De granen zouden uit Frankrijk rechtstreeks naar Brugge vervoerd worden en Gent liep gevaar het monopolie op de verdeling te verliezen. Een groot deel van de vaart werd gegraven. Toen de Brugse aardewerkers Gent naderden, trok de deken van de schippers, Jan Yoens, met 120 kaproenen de Brugse Poort uit. De Brugse aardewerkers werden gedood of verjaagd (5.09.1379). Drie dagen later werd de sterke burcht van Lodewijk van Male te Wondelgem (gebouwd in 1369) door Jan Yoens en zijn mannen in brand gestoken. Want de Gentenaars vreesden dat de Graaf het slot als operatiebasis zou gebruiken. Jan Yoens trok toen door Vlaanderen met een sterk leger. Verscheidene steden, o.a. Ieper en Brugge, maakten gemene zaak met de Gentenaars. Jan Yoens stierf echter plotseling, vermoedelijk vergiftigd. De grote opstand der Gentenaren duurde van 1379 tot 1385. Frankrijk en Engeland waren in oorlog (100-jarige oorlog). Lodewijk trachtte alle wegen naar Gent af te sluiten om de ravitaillering in levensmiddelen te beletten. Maar de opstandelingen konden toch de wegen naar Aalst en Zeeland open houden. Onder Gentse gewapende geleide werden levensmiddelen aangevoerd. Om de graaf te tarten namen de Gentenaars de vleugels hunner stadspoorten uit.

In 1382 echter bedreigde een strenge blokkade de stad met hongersnood. In nood wendden de Gentenaars zich tot Filips van Artevelde, de zoon van de in 1345 vermoorde Ruwaart. Hij werd als eerste hoofdman aangesteld. Met een Gents leger van 5000 man trok hij naar Brugge, waar Lodewijk van Male zich bevond om de Heilige Bloedprocessie bij te wonen. De stad werd verrast, de Gentenaars trokken de poorten binnen. De graaf kon vermomd tot aan de wallen sluipen, de stadsgracht overzwemmen en ontsnappen. Hij ging hulp zoeken bij de koning van Frankrijk. De Gentenaars trokken het Franse leger tegemoet, maar werden te West-Rozebeke verslagen (1382). Filips van Artevelde sneuvelde. De stad bleef echter weerstand bieden onder leiding van Pieter Van den Bossche en Frans Ackerman. In 1384 stierf Lodewijk van Male. Zijn schoonzoon, Filips de Stoute van Bourgondië, volgde hem op. De strijd duurde voort tot in 1385. De nieuwe graaf trachtte te onderhandelen met zijn opstandige onderdanen. De vrede van Doornik werd gesloten (18.12.1385).

De Gentenaars behielden al hun voorrechten. Zij moesten echter hun verbond met Engeland opgeven en de koning van Frankrijk als dusdanig erkennen. (Aan de voorgevel van het huis der Borluutstraat nr. 4, kan men, in kleine nissen de borstbeelden zien van Jan Yoens, Frans Ackerman en PieterVan den Bossche.)

8. DE LIEVE (Eerste kunstmatige verbinding tussen Gent en de Zee)

Niet ver van de school in de Grensstraat vloeit het onbeduidend “Lieveken” een smalle gracht. In 1955 was het gelegen tussen de ingang van de “Nouvelle Orléans” en het kolenmagazijn “Vooruit” achter de fabriek Braun in de Maïsstraat. Rechts van de Maïsstraat, door de “Congomeersen”, vóór de nieuwe brug van Meulestede, links van het kanaal, buigt het af naar links; men ontdekt het weer dicht bij WondelgemDries en het loopt verder in de Brugse Vaart.

Deze Lieve was 6 eeuwen geleden een zeer voornaam kanaal met een levendige scheepvaart. Zij verbond de Leie, vanaf de Graslei, met Damme aan het Zwin. Langs het Rabot liep ze dwars door de wijk van de Wondelgemstraat, toen de “Wondelgemse Meersen”. Daar werd zij later overwelfd bij het aanleggen van het nieuwe Rabotkwartier in 1874. De Lieve was de eerste kunstmatige verbinding van Gent met de Zee. Waarom verbond men Gent met Danune?

Het schitterend handelscentrum langs het Zwin trok de aandacht der Gentse schepenen (Brugge, Damme, Monnikenreede, Aardenburg, Houcke, Mude). Veel uitheemse schepen legden er aan (13-14e eeuw). Duitse, Engelse, Spaanse, Franse en Italiaanse schepen brachten er de producten van vele landen. Daarbij was de productie van laken te Gent groter geworden dan het plaatselijk verbruik en nieuwe afzetgebieden moesten gevonden worden. In 1251 gaf Margareta van Constantinopel, door middel van een charter, aan Gent de toelating het kanaal te graven. In 1269 was het kanaal reeds gegraven met eindpunt in te Damme. Waarom eerst naar het noord-oosten graven en dan ten noorden van Wondelgem zo naar het noord-westen omhoog? Het zocht de lage gronden. Men wilde zoveel mogelijk rabotten (afdammingen) vermijden, waar men hoogten moest overwinnen. De breedte aan de waterspiegel was ongeveer 9 m., aan de bodem 5 m. Het was dus een kanaal voor binnenscheepvaart. Het reeds bestaande “rabot” van de Lieve aan de Sanderswalle werd in 1489 versterkt als herinnering van de weerstand door de Gentenaars geboden aan de legers van Maximiliaan van Oostenrijk. Op de ganse loop van de Lieve waren er 8 rabotten. De juridictie op het kanaal en op beide oevers, op een strook van 4 voet breed, behoorde aan de schepenen van Gent. De Gentenaars waren de eigenaars van het kanaal, van het water en van het gras der oevers. Langs die oevers kochten zij gronden, soms tot 200 m. diep. Te Damme bezaten zij een drietal huizen. Zij dulden niet de minste bevaarbare aansluiting met hun kanaal. Het eigendomsrecht der Gentenaars op de Lieve duurde tot 1828. Zij verkochten dan de laatste gronden.

Zonder de toestemming van de Gentenaars mocht nergens een nieuwe brug over het kanaal gelegd worden. De Lieve zelf werd door de Gentenaars verpacht voor 3, 6 of 9 jaar. De huurder had de opbrengst der Rabotgelden, de spuien van Gent tot Damme en het gebruik van de gronden die niet verpacht waren. Ook had hij recht op het gras en het kreupelhout langs de oevers. De bedrijvigheid op het kanaal was het grootst in de 14e eeuw. Door Gent werd uitgevoerd: haring, boter, vreemde bieren (vooral Duitse). Er was veel vervoer van graan (Gentse graanstapel), wijn (stapel van Damme), turf, hout, stenen en huiden.

Maar het Zwin verzandde. Ondanks de hardnekkige pogingen van de Bruggelingen was het Zwin in 1421 slechts een kronkelend kanaal vol ondiepten. Vanaf de 15e eeuw was het nog slechts een kleine verkeersweg tussen Gent en het vervallen Brugge, het stervende Damme, Eeklo, Maldegem enz. Later (in 1613) maakte het graven van de Brugsevaart de Lieve overbodig. Dit kanaal, eens genoemd “’t scoenste juweel dat de stad heeft” en eens geroepen om de welstand van onze voorouders te verhogen, dient op sommige plaatsen alleen nog om de wateren van de fabrieken te verspelen.

Deze gegevens werden ontleend aan het merkwaardig werk van J. Boes nl. “De Lieve, eerste kunstmatige verbinding tussen Gent en de Zee“. Oospronkelijk, na het graven van de V erbindingsvaart, liep de Lieve met een duiker (siphon) onder dat kanaal. Sedert meer dan 25 jaar is die duiker niet meer zichtbaar. Een deel van de Lieve was eveneens tot nut bij het graven van het kanaal van Schipdonk.

9. RYHOVE en de opstand van Gent tegen Spanje (1577-1584)

Frans de la Kethulle, Heer van Ryhove en van Assche werd in 1531 te Wondelgem geboren. De heerlijkheid van Ryhove was gelegen dicht bij Ninove. Zij werd ook genoemd “’t Goed de Riedeve” of “te Rieve”. Dit was de naam van een familie ridders die het kasteel bewoonden in de 13e eeuw. Deze heerlijkheid strekte zich uit over het grondgebied van Ninove, Parnel en Okegem. Wanneer deze bezitting overging aan de familie de la Kethulle is niet bekend. Men weet alleen dat ze tot 1502 toebehoorde aan Maria de la Kethulle. In de 16e eeuw was Frans de la Kethulle de Ryhove één der leiders van Vlaanderen in de strijd tegen Spanje (1577-1584). In 1577 stond hij met Hembyse aan het hoofd van de anti-katholieke groep.

Op 28.10.1577 komt Ryhove (zoals zijn tijdgenoten hem kortweg noemden) van Antwerpen terug, waar hij een onderhoud had gehad met Willem van Oranje (de Zwijger). Hij hield diezelfde dag 5 grote heren aan, alsook de bisschoppen van Brugge en Ieper. Hij sloot ze allen op in zijn steen in de Onderstraat en leverde zo de stad over aan de Zwijger. Hij verraste Oudenaarde, Kortrijk, Hulst, Brugge. Zijn broeder nam Ieper in. Op 29.12.1577 kwam de Prins van Oranje naar Gent. Triomfbogen werden opgericht. Hij werd geestdriftig op een feestmaal ontvangen door de abt van St. Pieters. Dit alles gebeurde tijdens de landvoogdij van don Juan van Oostenrijk die sinds 3.11.1576 in België aangekomen was en slechts op 1.5.1577 zijn intrede deed te Brussel. Maar Gent was in oproer en hij kon de stad niet bereiken. Immers Hembyse en Ryhove hadden op de Vrijdagmarkt door het gewapende volk een “eed van haat aan de Spanjaarden” doen zweren. Het Calvinisme wordt weer gepredikt en heerst weldra.

In Mei 1578 breekt een nieuwe beeldenstorm los, nog erger dan die van 1566. De St.-Niklaaskerk diende als stal voor de cavalerie van Ryhove. Soldaten waren gelegerd in de St. Baafs- en de St. Pieterskerk. De Katholieke eredienst werd verboden, ondanks de wijze raad van de Zwijger, die er steeds op aandrong de godsdienstvrede te bewaren. Deze kon bekomen dat de protestanten te Gent 6 kerken aan de katholieken afstonden om hun erediensten te houden. Don Juan stierf op 1.10.1578 en werd vervangen door Alexander Famèse.

In november 1578 verandert Ryhove plots van houding. Hij wordt voorstander van de verdraagzaamheid en de vijand van Hembyse. Deze vlucht naar Duitsland.

15.2.1580. Weer werd de Katholieke Godsdienst te Gent verboden. Kerken werden geplunderd, o.a. die van Wondelgem (in de Nieuwe Kerkstraat = Maïsstraat, Gent) waar de ouders van Ryhove begraven waren. Ryhove is nu volledig meester van Gent. Hij verplicht de Raad van Vlaanderen Filips ll vervallen te verklaren van de troon. Maar Alexander Farnèse nadert. Hij neemt Oudenaarde in en komt met zijn troepen tot onder de muren van Gent. In Oktober 1583 kwam Hembyse weer te Gent en oefent een echte dictatuur uit Hij wordt van verraad beschuldigd en op 4.8.1584 op het Veerleplein ter dood gebracht. (Willem van Oranje was vermoord op 10.7.1584)

17.9.1584 Gent geeft zich over aan Alexander Farnèse na een verschrikkelijke hongersnood. De landvoogd toonde zich een behendig staatsman. Behalve dat hij 3 gijzelaars eiste en de stad een boete oplegde van 200.000 gouden kronen, verleende hij een volledige amnestie. Hij verleende aan de protestanten 2 jaar tijd om de stad te verlaten. Op 19.12.1584 hield de hervormde predikant Jan Spiegele zijn laatste sermoen in de St. Baafskerk. Hij verliet de stad met zijn geloofsgenoten, maar deze moesten eerst hun taksen betalen. Dat was het einde van de protestantse godsdienst te Gent.

Ryhove was uitgeweken naar Antwerpen. Tot het einde van zijn leven streed hij tegen Farnèse. Hij stierf te Utrecht op 15.6.1585, uitgeput en geruïneerd. De gevolgen van de opstand te Gent (1577-1584) waren rampspoedig:

1. De onverdraagzaamheidder Calvinisten en hun weigering de godsdienstvrede te eerbiedigen, had tweedracht tot gevolg in de Nederlanden. Die tweedracht werd door Farnèse behendig te baat genomen.

2. Veel hervormden verlieten Gent, waaronder het beste deel der inwoners nl. nijveraars, handelaars, bekwame ambachtslieden en kunstenaars die naar Holland uitweken.

3. Gent zal gedurende 2 eeuwen een gedweeë stad zijn, zonder initiatief noch wilskracht

10. FRANCISCO FERRER (1859-1909)

Francisco Ferrer werd geboren in de buurt van Barcelona. Hij genoot een goede opvoeding en werd ambtenaar bij de spoorwegen. Hij moest wegens zijn politieke opvattingen Spanje verlaten. Na een lang verblijf te Parijs kwam hij terug naar Barcelona waar hij een moderne school stichtte (de “Escuela Moderna”). Hij werkte ijverig mee aan de volksvoorlichting. In 1906 werd hij beschuldigd de hand te hebben gehad in een aanslag op de koning Alfonso XIII. Hij werd vrijgesproken.

Hij vestigde zich te Parijs en later te Brussel. In 1909 was hij terug in Spanje, tijdens de onlusten, die het gevolg waren van de Marokaanse politiek van de regering. Hij werd beschuldigd betrokken te zijn geweest in een oproer te Barcelona en aangehouden, ter dood veroordeeld en gefusilleerd (1909). In alle delen van de wereld steeg een geweldige verontwaardiging op. Veel steden vereerden zijn nagedachtenis en veel straten en pleinen dragen zijn naam. In 1912 besliste de gemeenteraad van Gent de pas afgelijnde laan Ferrerlaan te heten.

11. Dokter JOZEF GUISLAIN (1797-1860)

Dokter Jozef Guislain werd geboren te Gent in 1797. Op 31.7.1819 promoveerde hij aan de Gentse Hogeschool als dokter in de geneeskunde. Hij vestigde de aandacht op het droevige lot der waanzinnigen, die men geenszins trachtte te genezen doch op barbaarse wijze opsloot in hokken met dwangjuk en ijzers om ze uit de samenleving te houden en ze zo onschadelijk te maken. In 1825 verscheen zijn bekroond werk “Traité sur l’aliénation mentale” en drie jaar later werd hij hoofdgeneesheer der Gentse krankzinnigengestichten. Zijn boeken werden in verschillende talen overgezet en brachten een ware omwenteling teweeg in de behandeling van de waanzin. In 1835 deed professor Kluyskens hem benoemen tot leraar in de physiologie. In 1842 werd hij lid der Academie voor geneeskunde. In 1855 werd hij verheven tot officier in de Leopoldsorde. Verscheidene jaren maakte hij deel uit van de Gemeenteraad van Gent. Volgens zijn plannen werd een model-krankzinnigengesticht opgericht (van 1856 tot 1857). In 1857 werden er de eerste krankzinnigen verpleegd. Door ziekte moest hij in 1858 zijn lessen opgeven. Hij stierf op 63 jarige ouderdom (1.4.1860). In 1899 werd de straat aangelegd, die zijn naam draagt. In 1887 is zijn standbeeld onthuld (ontworpen door beeldhouwer Hambresin). De prachtige brug over de Brugse Vaart werd de Professor-Guislainbrug genoemd. Zij werd gebouwd in 1952.

12. EDMOND VAN BEVEREN

Edmond Van Beveren werd te Gent geboren op 23 augustus 1852. Hij was schilder van beroep. Gans zijn leven streed hij voor de verbetering van het lot van de werkman. Om dit doel te bereiken ijverde hij:

1. voor een loonsverhoging van de werklui.

2. het oprichten van samenwerkende maatschappijen van verbruik.

In 1880 werd de Coöperatieve bakkerij van “Vooruit” gesticht. In 1884, nadat Van Beveren een reis naar Nederland had ondernomen, werd de bakkerij omgevormd tot een mechanische bakkerij, die in 1889 werd overgebracht naar de Nieuwevaart alwaar zij in 1955 nog in werking was. Hierbij werkte hij steeds innig samen met Edward Anseele. Edmond Van Beveren stierf op 13.12.1897. Op zijn graf werd een mooi gedenkteken opgericht, alsook aan de ingang van het Citadelpark.(kant Overpoort)

13. WIEDAUWKAAI

De fabriek “La Liève” is gebouwd op een vroegere wissenkwekerij ( wiedauw = teenwilg- of wissenkwekerij). De fabriek is bij het volk gekend onder de naam van “De Wiedauwe”. Zij komt steeds voor op het stadsplan van rond 1870. Haar naam “La Liève” werd haar gegeven wegens de “Lieve” (het “Lieveken”) die dicht bij de fabriek vloeit.

———-

Bron:

Ghendtsche Tydinghen 1991 – Vol20 N°3 (Mei1955 – Raymond De Meyer)

Ghendtsche Tydinghen 1991 – Vol20 N°4 (Mei1955 – Raymond De Meyer)