Lieve (1251)

Gent-Damme-het Zwin

De Lieve kronkelt zich in alle eenzaamheid langsheen historische gebouwen en plaatsen richting het Rabot. De Vismijn, de houten gevel van meester-timmerman Jan Brouckaerd, de Onthoofdingsbrug, het Gravensteen, de versmalde haven aan de Lievekom, de “Donkere Poort” en de “Stroppendrager” aan het Prinsenhof … ja, Gent heeft veel te vertellen.

In de eerste helft van de 13e eeuw voelt Gent de nijpende nood aan een eigen rechtstreekse verbinding met de zee richting Engeland en Duitsland, als voornaamste handelsrelaties, waarin Engelse wol, Gents laken en Duitse wijnen de voornaamste koopwaren waren. Ook was het zo dat sedert 1241 te Brugge aan het Zwin de Duitse Hanza haar kantoren had opgericht. Uit deze economische bloei zou de Lieve ontstaan.

Na toestemming van Margaretha van Constantinopel, gravin van Vlaanderen en Henegouwen, werd in 1251 het Lievekanaal richting Aardenburg gegraven.  Aardenburg bood al snel weinig perspectief waardoor tien jaar na de aanleg een zijtak naar Damme werd gegraven; de scheepvaart door het kanaal naar Aardenburg raakte daardoor in verval. De Lieve naar Damme werd voltooid in 1269.

Het staat historisch vast dat op 30 september 1251 de kosten onder de belanghebbenden door de gravin werden verdeeld en dat op 20 oktober 1251 de door de schepenen van Gent te heffen rechten worden betaald.

Wat vervoerden die scheepjes allemaal? De eersten die wij in 1334 vermeld vinden zijn voornamelijk geladen met koren en wijn. De bijzonderste producten die door Gent ingevoerd werden waren haring, as, kolen of houtskool, boter en vreemde bieren. In kleinere hoeveelheden werden ook turf, hout, steen en huiden ingevoerd.

De “Nieuwe Leie”, zoals de Lieve ook wel werd genoemd, kon je bevaren over een lengte van 45 km lang en was zo’n 6 meter breed. Te Gent vertrok de Lieve in de vestinggrachten van het Gravenkasteel en volgde dan enkele honderden meter de “binnenste Oude Leie”. Van hieruit werd, de huidige St-Antoniuskaai volgend, een doorsteek gegraven naar de “buitenste Oude Leie”. Sluizen verdeelden de Lieve in verschillende compartimenten om de niveauverschillen te trotseren.

Het feit dat alles met de schop werd gegraven verduidelijkt de duurtijd van totstandkoming van dit kanaal. Het was amper een meter diep en voorzien voor kleinere schepen met een maximum gewicht van 5 ton. Tussen Damme en Gent werden vooral de plaatselijke specialiteiten verscheept nl. het graan van Gent en haring en wijn uit Damme.

Deze waterloop en aanpalende gronden waren eigendom van de Stad Gent, vastgelegd in de overeenkomst van 1251. Het was uitsluitend geschikt voor binnenscheepvaart betreffende boten met een lengte van 18 voet (1 voet = 30.48cm), een breedte van 8 voet en een diepte van 3 voet.

Rond 1758 had de Lieve door de verbreding en handelsactiviteiten aan de Lievekom het uitzicht van een kleine haven. Door de drukte was de kade zelfs van een kraan voorzien. Deze binnenhaven was ontstaan door schepen die van de Sassevaart via de vesten aan het Tolhuis richting Rabot vaarden, alwaar de naam Nieuwe Lieve was, om zo de Gentse hulphaven te bereiken.

De meeste mensen denken dat de Lieve begint aan de samenvloeiing met de Leie aan de Oude Vismijn. Historisch gezien is dit echter verkeerd gedacht. De in 1870 gedempte Plotersgracht, gegraven ca. 10e eeuw ter verdediging rondom het grafelijke gebied, met een doorsteek aan de Kraanlei, refereert naar de oorspronkelijke Leie. Eens de Lievebrug voorbij was er het Augustijnenvaardeken, een aftakking van de Leie. Aan de Augustijnenkaai is er zichtbaar een opening in de kaaimuur met gewelf tot waar het vaardeken liep. Vanaf die plaats mogen we aannemen dat de Lieve begint.

Toen in 1251 de delfwerken van de Lieve begonnen, namen de Gentenaars de Hoge Kale voor een klein gedeelte in de bedding van hun kanaal op. Daarna lieten ze de hoge Kale links liggen om hun werk in noordwestelijke richting verder te zetten. In Gent volgde de Lieve het traject voor een deel van de oude Leie richting Meulestede om naar het zuiden uit te zwenken langs de vallei van de Kale tot aan de Brugse Vaart te Vinderhoute  om in een grote bocht naar het noordwesten over Waarschoot, Balgerhoeke en Moerbeke in Damme aan te komen.

Brugge liet in de 12de eeuw al een kanaal, de Reie, graven tot aan een dam (een nederzetting van vissers) die het Zwin afsloot en het achterland aldus beschermde tegen overstromingsgevaar. Aldus bekwam Brugge een voorhaven “de Dam”, later Damme genoemd, die zich situeert op de samenloop van de Reie en het Zwin. Nadat Damme door Filips van den Elzas tot een vrije stad verheven was, werd zij een heel belangrijke handelshaven.

De Lieve behoorde in volle onbetwiste eigendom aan Gent en alles wat maar enigszins in betrekking stond met het kanaal, werd door de schepenen van Gent beslist en behandeld. De Lieve bezorgde Gent veel rijkdom en weelde. De bruggen over de Lieve moesten eveneens door de Gentenaars gebouwd en onderhouden worden. Door de Gentenaars werden vijf bruggen over de Lieve geworpen: drie in West-Vlaanderen (één te Damme en twee te Moerkerke) en twee in Oost-Vlaanderen.

In 1470 was Sluis reeds verzand en in I520 was de haven van Damme verdwenen. Dit fenomeen veroorzaakte de economische ondergang van de Zwinstreek en had tevens een noodlottige invloed op de economie van de Lieve. De haven van Damme werd onbeduidend en de prachtige Lieve werd een kleine binnenvaart ten dienste van de oeverbewoners, bevaren met kleine vrachtschepen.

De terloorgang van de Lieve werd nog verder bewerkstelligd door het graven van een nieuw kanaal van Gent naar Brugge in 1613-1614. Naar het einde van de 17de eeuw toe verslechterde de toestand van de Gentse Lieve nog. Gent had ondertussen een uitweg naar de zee tot in Oostende gezocht via de “Suytleye” of Brugsevaart. Binnen Gent weliswaar bleef er nog de Lievehaven, die een drukke trafiek kende door de bloei van de handel met Zeeuws-Vlaanderen en Holland via de nieuw gegraven Sassevaart, de voorloper van het huidig zeekanaal Gent-Terneuzen.

A. Sanderus (1586-1664) beschrijft de Lieve in zijn boek “Verheerlijkt Vlaanderen”. “Daar het kanaal over een hoogte liep, was men verplicht het water kunstmatig hoog te houden. Dit werd verwezenlijkt met behulp van rabotten. Zonder deze rabotten zou de Lieve nooit bevaarbaar geworden zijn. Zij zou in de twee richtingen zowel in de richting van Gent als in de richting van de zee zijn drooggelopen. De Lieve liep ook dicht bij belangrijke historische monumenten (o.a. de abdij van Zoetendale), speelde een belangrijke rol in het agro-economisch leven van de streek en beheerste de volledige waterhuishouding in het noorden van de twee provincies. Uiteindelijk ligt de Lieve ook aan de oorsprong van oude historische woonkernen zoals bv. Moerkerkebrug.”

Een plan van het einde van de 18de eeuw toont ons de Lieve tussen Balgerhoeke en Damme als een kronkelend beekje in een tuin. De stad Gent behield het eigendomsrecht op de Lieve tot 1828. Aangezien de Lieve niet meer verzorgd werd, slibde ze stilaan dicht en raakte overgroeid met watergewassen. In 1872 stond ze bijna zonder water. Ze wordt door de aanpalende eigenaars stilaan opgevuld en ingepalmd.

Het graven van het Leopoldskanaal en het kanaal van Schipdonk vormden een belangrijke wijziging in de morfologie van het Lievekanaal. Bij de aanleg van het Schipdonkkanaal heeft men de bedding van De Lieve gevolgd van Zomergem (Stoktevijver) tot Maldegem. Het stuk van de Lieve op het grondgebied van Moerkerke en Damme (West-Vlaanderen) verloor zijn functie volledig. Het kanaal, toen al sterk verzand, werd uiteindelijk gedempt.

De “Brug der Keizerlijke Geneugten” of “Keizer Karelbrug” aan de St.-Antoniuskaai is het resultaat van een initiatief tot het aanleren van het ambacht van steenkapper onder leiding van ontwerper Walter De Buck en stadsbeeldhouwers José Mestdagh, Dirk van Hecke en Walter De Dauw. Het idee van de brug is er gekomen naar aanleiding van het Keizer Kareljaar in 2000. De 4 beelden stellen een legende voor waarin Keizer Karel een rol speelt.

Heden laat een boottochtje op de Lieve je kennismaken met schilderachtige plekjes en een ongewoon rustige omgeving in het centrum van de stad.

———-

Bron :

Ghendtsche Tydinghen 1982 – Vol11 N°4

Ghendtsche Tydinghen 1984

Ghendtsche Tydinghen 2002 – Vol31 N°4

https://encyclopedievanzeeland.nl/Lieve

http://www.zwinstreek.eu

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.