Minnemeers

De Minnemeersgracht bevond zich ten westen van de Leie aan weerszijden van deze waterloop. Daar kon je o.a. een voorname linnenblekerij vinden.

gentfoto14 004

Verwijzingen naar de Minnemeers vinden we reeds in 1338 toen er werd gesproken over “in de Minnemersch”.  “Ter Minnenmersch” luidde het in 1353.

In zijn beschrijving van Gent geeft priester G. Celis volgende verklaring: “De Minne- of Paardenmeersch, ook Upstal genoemd, was een plaats waar buurtbewoners hun paarden “opstalden” en lieten weiden. Dit werd uit minne- of medeliefde aan deze personen gegund.”

Dit gebied was een “upstal”, een onbebouwd stuk grond langsheen het water, in 1213 door graaf Ferrand van Portugal aan de Gentenaren afgestaan. Mits het in acht nemen van bepaalde regels mocht iedereen deze meers gebruiken. Wat “Minnemeers” zou verklaren als “Gemeenenmeersch”.

Minnemeers en de Minnemeersbrug. Maar wat betekenen ze? Pré d’Amour, zoals nu nog op de prachtige brug af te lezen valt? Amour? Het eerste lid van de naam is wel degelijk afgeleid  van ‘min’, ‘meermin’ of verleidelijke en verderfelijke watergeest … of hoe deze betekenis bij het volk eeuwenlang bekend gebleven was.

In de Middeleeuwse Kerk, die de Meermin, net als zo veel andere oude heidense fenomenen recupereerde en recycleerde, werd de watergeest namelijk het symbool van de bedrieglijke aantrekkingskracht van de zinnelijkheid. De kwaadwillige geest werd daarmee bijna vanzelfsprekend vrouwelijk, of half vrouwelijk, en maakte uiteraard vooral onschuldige(?) mannen tot slachtoffer. Deze vrouwelijke vorm van de watergeest is uniek in het Vlaamse binnenland. Elders op het platteland bleven talloze verhalen bekend van waterduivels en nekkers, ook weilabbaarts en ossebaarts genoemd, die zich in of aan waterplassen ophielden. In de verhalen van hun weinig zachtzinnige exploten ontbreekt ieder spoor van vrouwelijke verleidingstechniek.

Reeds in 1941 was dat in het lang en het breed aangetoond geworden door Jozef Vermeulen, die aan de Minnemeers en aan de vele mogelijke betekenissen van die naam, een hele studie wijdde. Onder de kenners bleef echter onzekerheid bestaan. Dit is te verklaren doordat Vermeulen in een tweede bijdrage zijn eerdere bevindingen meende te moeten afzweren om uiteindelijk tot een verkeerde conclusie te komen. Hij was, zo bekende hij … ‘het slachtoffer geworden van die verderfelijke Waterminne. Ze heeft ons netjes door haar “interessantigheid” in ’t water en in de val gelokt’. Later zou echter blijken dat Vermeulen eerder het slachtoffer geworden was van slechte raadgevers.

De onbetwiste authoriteit terzake, Dr. Maurits Gysseling, kwam te laat met zijn glossarium van Gentse plaatsnamen, waarin Vermeulens oorspronkelijke uitleg bevestigd werd. Dat was jammer want Jos Vermeulen (Moerbeke-Waas 1894-Gent 1956), advocaat, verdienstelijke folklorist en schepen van de stad Gent (1947-1953), had het behoorlijk te pakken gekregen. Zo eindigde hij zijn eerste artikel over de Minnemeers met een lang (168 regels) gedicht “De Minnemeers-minne”, waaruit zijn fascinatie voor de Waterminne onverholen spreekt. Hierbij belichten we een artikel, ondertekend ‘Job’ in La Flandre Libérale uit 1929. Na een idyllische beschrijving van de Leie in een ter plaatse al eeuwen verdwenen pastorale omgeving, komt de dichter voor de dag met een boerenknaap, die wat verlaat, aan de Minnemeers was blijven dromen en …

Nergens was een mensch te speuren

Ook geen schuit lag daar omtrent

Toch was iemand aan ’t neuren

Een vreemd wijsjen onbekend.

Daar ging ’t water plots aan ’t wielen,

Draaide al kolkend, ziedend rond.

“Groote God! Red nu mijn ziele

In deez’ hachelijken stond!”

En daar hoorde hij duidlijk naren

Dwarsch door ’t lisch en ’t oeverriet,

Bij gestreel van harpesnaren,

’t Schoonste, ’t zachtste en ’t zoetste lied.

Lachend, lokkend, goud van haren,

Was hij nu maar weg geweest

Reeds voor hem daar uit de baren

Met heur slanke, blanke leest

Plots de Minne van deze oorden

Sprak hem met heur glimlach aan

En met woorden die bekoorden

D’onervaren jongeman.

Door heur listen en heur lagen

Door heur lokkend smachtend lied

Door het jokken en het plagen

Dat haar boosheid niet verried,

Tot, door ’t steeds meer dwingend vragen

Dat, als zot van minnepijn

Hij besloot den sprong te wagen

Om bij ’t schoone lief te zijn.

Ai, toen schoot ze mij waarachtig

In een wreeden schaterlach

Als ze ’t menschkind, schoon en krachtig

In haar duivelsklauwen zag!

Hare lange, gouden lokken:

’t Werd een kluwen, slijmig groen

Al van adders; en de schrokke

Gaf een doodsbeet hem tot zoen.

Waarop de ‘looze, booze kwene,

’t onmeedoogend waterwijf haar vangst

meesleurt naar haar ‘donker slijkverblijf.

En de dichter-advokaat besloot (na nog een fors aantal versregels):

Moest ge soms te Gent

de Leie Dweerschen langs de Min’meerschbrug

Denkt dan aan die oude tij’ en

Bij geval, nog eens terug.

Hoe daar niets dan weiden waren,

Wiedauwlanden en moeras,

Hoe de weg er vol gevaren,

Zoo voor lijf als ziele was.

Je merkt het: al moest de juiste Franse vertaling van Minnemeers “Pré de la Sirène” geweest zijn, er is wel degelijk één van de vele varianten van het verschijnsel Minne = Liefde mee gemoeid.

Een ander maar even bloedstollend verhaal dat zich afspeelde in en aan het water van de Leie aan de Minnemeersbrug is een passage uit de historische roman “Jacob Van Artevelde” door Hendrik Conscience. Er was een authentieke Romeo en·Julia geschiedenis waarin Lieven, de zoon van Jacobs bloedvijand en latere moordenaar Geeraert Denys, verliefd werd op Veerle, Jacobs dochter. De brave Veerle, die in het Groot Begijnhof verbleef, kreeg een rake klap toegediend van een door de sinistere Denys senior als moordenaar ingehuurde ribaud en ze werd voor dood achtergelaten in een bootje. Het bootje dreef af naar de Minnemeersbrug, waarop zich, als bij toeval, een ‘onbekende nachtwandelaar’ bevond.

Degene, die op dit eenzaem uur van boven de brugge in het water blikte, ofschoon er in de duisternis nauwelyks enige dof glinsterode rimpelen op den vloed zich vertoonden, was niemand minder dan Lieven Denys, die, door eene onzeglyke smart vervolgd, zyne bedsponde was ontvlugt om aen den koelen nacht eenige verkalming zyne brandende hersenen te vragen. Wat hy daer deed wis hy zelf niet; hem ontbrak tot het bewustzyn zyner daden. Onder de donkere hemel zoo wel als in zyne wooning bleef hy steeds verslonden in akelige droomen, welke hem zyne arme Veerle voorschetsten worstelende tegen onteering en moord; by haren laetsten snik nog zynen naem als eenen hulpkreet roepende. Hy zag haer lyk, bebloed en verminkt daer onder in de duisternis voor zich liggen, en weende in zyn binnenste tranen der wanhoop en der razerny.

Maar Conscience kon de arme Veerle niet op die manier naar de hemel der maagden schrijven en hij kon Lieven met zijn brandende hersenen niet zomaar alleen laten op de verlaten Minnemeersbrug:

Eensklaps werd hy uit zyne duistere mymering opgewekt door den schok van iets dat tegen de palen der brug aenstiet. Met meer aendacht in het water blikkende zag hy welhaest een boot onder zyn oog den stroom afdryven. Nauwelyks had hy aen het witte hoofdhulsel den vorm van een Beggynenkleed herkend, of een versmachte schreeuw ontvloog zyne borst en hy liep, van ontsteltenis sidderend( … ) den Minnemeersch op. Hier, by den lagen boord der Leije, staerde hy een oogenblik met uitgestrekte armen naer den boot en wandelde eenige malen met wanhopig ongeduld heen en weder, alsof hy naer een werktuig hadde uitgezien.

Welhaest liet hy zich in het water glyden en zwom met alle kracht door den stroom, totdat hy den boot bereikte. In zynen spoed toog hy zich zwemmend tot by den kant, klom uit den vloed en sleurde het levenlooze lichaam op de weide in het gras. Het water, dat hem van het hoofd lekte, verduisterde in den eerste zyn gezicht; maer niet zohaest had hy ondanks de nachtelyke donkerheid, door hand en oog, zyn geliefde herkend, of hy liet zich in de uiterste vertwyfeling by haer nedervallen en zuchtte, onder het storten van eenen tranenvloed, terwyl hy by poozen het ijskoude voorhoofd der maegd met zyne brandende lippen raekte: “Veerle, Veerle, Goede zuster, hoor my! Ik ben het: uw vriend, uw verloofde! Ontwaek, lieve, ach, nog een enkele blik uwer oogen, nog eenen klank uwer stemme …… en wy gaen te samen tot God. -Eilaes, eilaes, dood! Zy is dood!”

Hy rukte zich van wanhoop de haren uit het hoofd en wroette met de nagelen in het vleesch zyner borst, als wilde hy zich den boezem openscheuren. Weldra riep hy op nieuw, als iemand die tot een uiterst besluit is overgegaen: “Veerle, Veerle, leven zonder u? Neen, neen, de slag die u getroffen heeft moet ook mijn hart verbryzelen. Wereld, snoode, booze wereld, vaerwel!” Met deze woorden plaetste hy zyne lippen op den mond der maegd en drukte er eenen langen afscheidskus op. Eene voelbare rilling doorliep, by den gloeijenden zoen, de leden der maegd. “Zy leeft! zy leeft!” riep Lieven, van blydschap de handen ten hemel heffende. Gezegend moet gy zyn, o God!” En met driftige kracht de maegd op zyne schouder heffende, liep hy juichend den Minnemeersch af, als hadde hy den vyand eenen onschatbaren buit ontvoerd.

Het moest dus niet altijd verkeerd aflopen, daar aan de Minnemeersbrug. Het zekere voor het onzekere nemende, heeft het stadsbestuur (of de brandweer) daarom een reddingsboei geplaatst aan de kaai van de Minnemeers, niet meer dan enkele passen voorbij de plaats waar de Minnemeersbrug vroeger lag, bijna rechtover het uiteinde van de oude Minnestraat, de huidige Goudstraat in de Waterwijk.

En de meermin, waar zou die gebleven zijn? Toch zeker niet meer in hèt water: lang geleden eindigde Job (nom de plume van Jóseph de Smedt) zijn artikel in de “Flandre” met de klacht: “Hélas, les eaux gantoises ne sont plus habitables, et les poissons eux mêmes les ont désertées”. Alhoewel…, wanneer je langs de Minnemeers komt, denk dan eens aan die oude tijden, maar hou de boei in het oog. Het water wordt namelijk heel stilletjes aan terug proper en er komt waarachtig opnieuw leven in.

———-

Bron:

Ghendtsche Tydinghen 2000 – Vol29 N°3

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.