Miljoenenkwartier

De St.-Pieters-Aalstwijk heeft een eeuwenlange geschiedenis en was aanvankelijk een Frankische nederzetting. In de 7e eeuw schonk koning Dagobert I het gebied aan de St.-Pietersabdij. Tot 1795 maakte het deel uit van het St.-Pietersdorp-extra-muros. Door de ligging buiten de stadsomwalling op 2 belangrijke routes richting de stadspoorten Overpoort/Heuvelpoort en de Kortrijkse Poort gaat de wijk dan ook prat op een bewogen geschiedenis. Uiteindelijk kwam de St.-Pieters-Aalstwijk onder de bevoegdheid van de Stad Gent tijdens de Franse overheersing (1795-1815). Het miljoenenkwartier maakt vandaag deel uit van de sector Stationsbuurt-Zuid: De Smet-De Naeyer.

Vóór 1926 bevolkten voornamelijk arme plattelandsmensen de wijk die hun inkomen haalden uit de verkoop van groenten. De snelle industriële ontwikkeling in de 19e eeuw zorgde voor een bevolkingsaangroei in het Gentse stadscentrum. Waar de industrie zijn activiteiten geleidelijk aan verlegde naar het oosten en het noorden van de stad, zocht de burgerij zijn toevlucht naar huisvesting in het zuiden.

Militairenkwartier wordt Miljoenenkwartier

De echte aanzet tot urbanisatie van het zuiddeel van de hier besproken buurt werd niet door de Stad Gent gegeven. De voor 1913 geplande Wereldtententoonstelling zat daar evenmin voor iets tussen. Het was een Brussels ministerie, toen nog onverhuld het Ministerie van Oorlog genoemd, dat instond voor de plannen. Dat had te maken met de voorgenomen oprichting van kazernes op de ‘Galgenkouter’, op en rond het vroegere galgenveld van de heerlijkheid Sint-Pieters, tussen het vroegere spoor naar Kortrijk, de “De Pintelaan”, en een nieuwe brede weg die er toepasselijk Krijgslaan genoemd werd (avenue Militaire). Uiteindelijk resulteerde dat plan in niet veel meer dan een oefenterrein met enkele grote hangars voor materiaal en een schietstand. Oudere Gentenaars herinneren zich wellicht nog de piotten die er willens nillens in openlucht achter kunstmatige heuveltjes en bermen soldaatje speelden. In de jaren 1970 werd het terrein door de militairen verlaten. De naar uitbreiding snakkende universiteit bouwde er haar Campus Sterre.

Begin jaren 1900 werd een overeenkomst getekend door de Stad en de Belgische Staat, vertegenwoordigd door de minister van Oorlog en de minister van Financiën en Openbare Werken nl. de Gentenaar Paul de Smet de Naeyer (1843-1913). Niet toevallig dus dat het mooie groene plein, centraal in dit gebied gelegen, zijn naam draagt. In publikaties over de wijk wordt hij soms verward met zijn neef, de liberale ondernemer Maurice de Smet de Naeyer. Die was samen met een katholiek (Casier) en een socialist (Coppieters) directeur van de wereldtentoonstelling. Hun namen prijken op een herdenkingsmonumentje op het St.-Veerlepleintje.

Paul de Smet, tijdens de voorbereiding van de Wereldtentoonstelling aan het einde van zijn carrière, was wel de belangrijkste figuur achter de schermen. Het is ook niet toevallig dat nogal wat straatnamen rond het centrale plein vaderlandslievend en krijgshaftig klinken of refereren naar veldslagen. Naast de al vermelde Krijgslaan heb je er de Guldensporenlaan, de Fleurus-, Waterloo-, Jemappe-, Onafhankelijkheids-, Congres- en Vaderlandstraat. Misschien verrast dat wel maar de namen, in het bijzonder die van de belangrijkste en bekendste straat de Krijgslaan, verraden de militaire origine van de plannen.

André Coene schrijft in een studie (2010) over de ontwikkeling van deze wijk dat de Stad, eigenaar geworden van de gronden, blijkbaar geen haast maakte met de verkoop voor bebouwing. Toen in 1911 beslist werd de terreinen te gebruiken voor de al eerder geplande Wereldtentoonstelling, stonden er nog geen huizen. De ‘Expositie’ veegde het militaire concept van de kaart. De namen bleven. In de naoorlogsjaren, het Interbellum, kwam hier het welbekende ‘Miljoenenkwartier’ tot stand.

Minder gekend is dat de Stad de plannen gedetailleerd liet uittekenen met de opzettelijke bedoeling hier een wijk voor welgestelden te creëren. Het hele ontwerp met veel groenvoorziening, de aanleg van de straten en alle stedenbouwkundige voorschriften waren daarop gericht. Zoals Leen Meganck (1995) aangeeft is het blijvende luxueuse karakter van de wijk, waarnaar de huidige bijnaam verwijst, in grote mate het resultaat van ‘streng gereglementeerde creativiteit’. Wanneer die sprekende onofficiële wijknaam “Miljoenenkwartier” ingeburgerd raakte, is niet bekend. Maar, zoals hierboven duidelijk gemaakt wordt, had de wijk eigenlijk‘Militair Kwartier’ of ‘Militairenkwartier’ moeten heten.

Na de wereldtentoonstelling van 1913 verrees op de vrijgekomen gronden het “Miljoenenkwartier”(Bfr). Zoals de naam het al aangeeft een omgeving bestemd voor de gegoede burgerij voor wie de niet-goedkope bouwgronden geen obstakel vormde. Een uniek concept gebaseerd op een doordacht aanlegplan en harmonieuze bebouwing. In 1905 was er reeds aanvang genomen betreffende de voltooiing van een urbanisatieplan dd. 1899 voor de St.-Pieters-Aalstwijk maar de wereldtentoonstelling gooide roet in het eten.

De inspiratie werd waarschijnlijk gevonden bij een eerdere project genaamd “Bloemenoord Prima Vera” dd. 1917, een verkaveling gelegen Kortrijksesteenweg, Krijgslaan en Pacificatielaan. Hierbij waren de gronden enkel voor alleenstaande of twee gekoppelde villa’s bestemd, met hagen als omheining. Er was geen plaats voorzien voor drankslijterijen, handelszaken, dancings, cinema’s, etc. Echter, de eerste wereldoorlog verhinderde dit bloemenoordproject door ondermeer een tekort aan bouwmaterialen en  werkkrachten.

In 1926 volgde de goedkeuring van de gemeenteraad voor de aanleg van een residentiële woonwijk met in de zone voor open-bebouwing percelen van minstens 800 m2. Het geheel is aangelegd met een centrale as waarop nevenassen loodrecht of parallel op de hoofdas aansluiten. De rationele opzet werd ook nog eens beklemtoond door de plaatsing van een park en bomenrijen.

Er werd gestreefd naar een continuïteit en eenheid in bebouwing en tuinaanleg. door voor elke straat de aard van de bebouwing vast te legggen met o.a. een max. hoogte van 10.5m, het vastleggen van de opp. van de woningen, diepte van de voortuin, verplichting van smeedijzeren hekken, …  De nadruk lag op het groene, het esthetische en het residentiële karakter. Het proces  van realisatie werd door de stad opgevolgd van begin tot einde. Voorname architecten kwamen er zich dan ook huisvesten.

De wijk is gerealiseerd tussen 1926 en 1940 en biedt een grote variatie aan diverse architectuurstijlen in het interbellum. Vergelijkbaar met het Patershol, weliswaar alle verschillen en omstandigheden in acht genomen, waar op een kleine oppervlakte een sterke concentratie van 17e eeuwse woningen is aan te treffen. Wat de ligging van het park (De Smet-De Naeyerplein) betreft was hier de hoofdingang gevestigd van de Wereldtentoonstelling 1913. De site is in 1994 terecht erkend als beschermd stadsgezicht omwille zijn artistieke, historische en documentaire waarde. Voor een 20-tal gebouwen werd destijds een beschermingsprocedure gestart.

In maart 2013 startte aannemer Jo Van Der Vorst in de Vossenberglaan met de bouw van een woning waarbij het dak en de gevel in koper is opgetrokken. Villa Cento Passi, een oud-revalidatiehotel, is verkocht geweest voor net geen 4 miljoen euro. Helaas worden ook flatgebouwen opgetrokken waardoor schitterende unieke constructies moeten wijken en geleidelijk aan de buurt zal moeten inboeten wat zijn historisch imago betreft.

——————–

Bron:

Ghendtsche Tydinghen 2012 – vol41 n°1

Ghendtsche Tydinghen 2018 – vol 47 n°3

Processen 1st Masteryear Jana Van der Hoeven, Tamara Dobbelaere en Elke Dolfen “Dossier langs tramlijnen” – P. de Decker 2013-2014

Home