
Op 21 januari 1909 komt Joseph de Hemptinne te overlijden. Een man die hier in de 19e eeuw een belangrijke rol gespeeld heeft. Hij ging tot zijn 14 jaar naar school en kwam dan met zijn broers in het vaderlijk textielbedrijf. Zijn vader sterft als Joseph 26 jaar is waardoor hij meer verantwoordelijkheid krijgt toebedeeld in het familiebedrijf.
Zijn nonkel, de gekende industrieel Ferdinand Lousbergs, sterft in 1859 en Joseph neemt de leiding over van het hoofdbedrijf dat gevestigd was op de Reep. Waar eens deze fabriek stond is nu het St.-Bavo-Instituut. Hij gaat wonen in het prachtig herenhuis van zijn overleden nonkel in de Keizer Karelstraat en ook het buitenverblijf van deze laatste komt in zijn bezit.
Joseph de Hemptinne zou hier een markante rol spelen op het politiek vlak. Zijn extremistisch, compromisloos katholicisme bezorgde hem veel vijanden. Hij was trouwens de onbetwiste leider van de Gentse Ultramontanen. Heel zijn leven zou door deze houding bepaald worden.
Het begon al vroeg, want toen hij trouwde ging hij op huwelijksreis naar Rome waar hij in privé-audiëntie ontvangen werd door Paus Pius IX. In 1853 was hij medestichter van het dagblad “Le Bien Public” dat het strijdblad werd van de Ultramontanen. In 1856 werd hij verkozen tot provincieraadslid, maar hij weigerde de grondwettelijke eed af te leggen omdat, volgens hem, de grondwet in strijd was met twee pauselijke encyclieken.
Dat Joseph de Hemptinne een katholiek was zoals er nu geen meer bestaan blijkt ondermeer uit het feit dat hij ieder jaar een reis naar Rome ondernam. Twee van zijn zonen werden Pauselijke Zouaaf en één ervan werd later de Abt van de Abdij van Maredsous. Zijn oudste dochter werd Carmelietes in Oudenaarde en zijn jongste dochter werd abdis in het klooster van Solesmes in Frankrijk.
Hij was één van de leidende figuren van het St-Vincentiusgenootschap. In 1863 kocht hij van het Bestuur der Burgerlijke Godshuizen de huizen van het Poortackercomplex en schonk ze aan de Zusters van de Aanbidding. Eveneens was hij één van de stichters van de St-Lucas Tekenschool en samen met zijn vriend Baron Béthune één van de promotors van de neo-gotiek.
20 oktober 1873. De Heer Jozef de Hemptinne heeft van de Paus de titel van Romeinse graaf ontvangen. Deze titel kan aan zijn kinderen worden overgedragen.
Joseph de Hemptinne overleed op 87-jarige leeftijd en werd begraven op het kerkhof van Mariakerke.
Weetje: Op 15 december 1865 beslissen Dhr. Felix de Hemptinne alias Dom Hildebrand de Hemptinne, oudste zoon van Jozef de Hemptinne, samen met Emest Kervyn, zoon van Kervyn de Volkaersbeke, dienst te nemen in het pauselijk leger. Ze zullen op 13 januari 1866 vertrekken. Beiden behaalden de graad van onderluitenant. In 1865 zelf vertrokken reeds vijf Gentenaars voor het pauselijk leger, nl. Callant Ad., Hogger L., Vaneenoghe Is., Fierlefyn Edm. en Peereboom Em. Even moeten we stilstaan bij Felix de Hemptinne. Geboren als zoon van Joseph de Hemptinne op 10 juni 1848 te Gent trad hij na zijn terugkeer uit Rome einde 1868 op 3 februari 1869 in het klooster van de Benedictijnen te Beuron (Duitsland) onder de naam van dom. Hildebrand.
19 juni 1872. Pater Benedictijn Dom Hildebrand, in de wereld Félix de Hemptinne, heeft zondag met veel plechtigheid zijn eerste mis opgedragen in de nieuwe kapel van het weeshuis van Sint-Jozef door zijn vader opgericht te Maaltebrugge.
Hij behoorde tot de stichters-monniken van de beroemde abdij van Maredsous. Het verwondert ons dan ook niet dat de abdij van Maredsous ontwerpen werd door baron Jean-Baptiste de Béthune, die te Gent in 1858 een atelier voor kerkelijke kunst had opgericht. Maredsous is de grootste abdij van de Benedictijnen. Dom Hildebrand werd abt van Maredsous in 1890 en zal dit blijven tot in 1909. In 1894 werd hij door paus Leo XIII benoemd tot primaat van de Benedictijnen. In deze functie zal hij de Benedictijner kloosters in de Verenigde Staten bezoeken. Dom Hildebrand overleed te Beuron op 13 augustus 1913.
Félix-Joseph de Hemptinne
Afkomstig van het Brabantse Jauche alwaar Félix het levenslicht zag op 20 februari 1783. Hij zou zich vervolgens in Gent vestigen om een katoenfabriek op te richten in de Molenaarstraat. In 1815 trouwde hij met Henriette, de dochter van Hubert Lousbergs. Zijn bedrijf bestond oorspronkelijk uit een spinnerij en een weverij, maar na de dood van zijn schoonvader in 1826 kwam ook de katoendrukkerij Lousbergs in zijn handen.
In 1830 stond zijn bedrijf, samen met dat van Voortman, aan de top van de Gentse katoenindustrie. Hij was bovendien actief in de politiek en zetelde in de gemeenteraad, de provincieraad en het parlement. Na zijn dood werd het bedrijf, dat in 1873 omgevormd werd tot de N.V. Florida, geleid door zijn zoon Charles.
Op 3 juli 1848 overleed Félix de Hemptinne. Hij werd begraven op het Campo Santo.
Kasteel Maaltebrugge
Het Maaltebrugpark met kasteel ligt aan de Kortrijksesteenweg, de rand van de stad Gent dus op de grens met de deelgemeente Sint-Denijs-Westrem recht tegenover Maria Middelares. Het kasteel in het park staat op de Ferrariskaart van 1771-1778 werd gebouwd in 1754. In 1771 heette het “Blauwe Poorte”. Sedert het begin vande 19e eeuw wordt het “Château de Maaltebrugghe” genoemd.

Het bestaat uit twee delen in verschillende stijlen opgetrokken. Het park is 12 ha groot. Kasteel en park werden in 1838 eigendom van Ferdinand Lousbergs (1799-1859), tevens eigenaar van de textielfabriek op de Reep, de grootste katoenspinnerij en weverij van Gent, sedert 1933 Sint-Bavo Humaniora van de Zusters van Liefde. F. Lousbergs schonk bij testament aan het Bestuur van de Burgerlijke Godshuizen een stuk grond en de som van 400.000 F voor de bouw van een gesticht Lousbergskaai (architect Pauli), bestemd voor gebrekkige en oude textielarbeiders. Hij liet het Maaltebruggekasteel inrichten als buitenverblijf. Hij schonk het aan zijn dochter Henriette toen ze huwde met Felix de Hemptinne.
In 1850 vormde Felix het kasteel om tot une maison de plaisance. In de 19e en de eerste helft van de 20ste eeuw diende het in de zomermaanden als buitenverblijf van de familie de Hemptinne. Merkwaardig is dat het kasteel met zijn achtergevel naar de Kortrijksesteenweg toe staat en daar geen ingang heeft. De wal komt tot aan de muren. Men komt er alleen in langs de achterkant, de voorgevel dus, naar het park gericht. Daar ligt ook een vijver met een fontein. In 1955 werd het park door de stad Gent (onder burgemeester Merchiers) aangekocht en opengesteld voor het publiek.
De aanwezigheid van Joseph de Hemptinne deed in de wijk Maaltebrugge een ware kunstkolonie verrijzen. Kunstenaars die de middeleeuwse kunstambachten weer tot leven wilden brengen (neogotiek): beeldhouwatelier van Leopold Blanchaert, meubelatelier van Leonard Blanchaert, kunstsmederij Fierlefijn, goudsmederij Bourdon en schildersatelier Bressers-Blanchaert.
Het kasteel heeft veel geleden door de bezetting tijdens beide wereldoorlogen.Tijdens W.O. II verbleven er achtereenvolgens Belgische, Duitse en Canadese soldaten, waardoor het na verloop van tijd verwaarloosd raakte. In 1940 verliet de familie de Hemptinne definitief het kasteel. Kasteel en park werden in 1953 te koop aangeboden. Het kasteel werd gekocht door de Soc. Immobilière Bernheim te Brussel. Na aankoop van het park door de stad, werd ook het kasteel enige tijd gebruikt als administratief gebouw. Daarna werd het een bejaardeninrichting voor een twintigtal kostgangers. Het kasteel, thans privé bezit, is een art & event center, dat kan worden afgehuurd door groepen van 20 tot 200 personen voor seminaries, personeelsfeesten, wijndegustaties, familiefeesten, concerten en andere evenementen.
Kasteel en park werden in 1997 omwille van hun historische waarde als monument beschermd.
———-
Bron:
Ghendtsche Tydinghen 1980 – Vol9 N°6
Ghendtsche Tydinghen 1981 – Vol10 N°1
Ghendtsche Tydinghen 2004 – Vol33 N°2
Ghendtsche Tydinghen 2007 – Vol43 N°3
Ghendtsche Tydinghen 2011 – Vol40 N°6
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.