Sint-Annaplein

Het Sint-Annaplein wordt gedomineerd door de pracht van de eclectische St.-Annakerk. Deze parochiekerk ligt in het verlengde van de Keizer Karelstraat ten zuiden van het toen pas aangelegde “Jacob van Arteveldeplein”. De eerstesteenlegging dateert van 1853. In 1869 volgde de inwijding van de kerk alhoewel deze niet volledig was afgewerkt.

Het Jacob van Arteveldeplein, een vierhoekig stadsparkje tot stand gekomen tussen 1841 en 1846, zou eveneens een creatie zijn naar de ontwerpen van stadsarchitect L. Roelandt.

GentStAnnakerkJVerplancken - Copie

20 januari 1846. Heden werd de laatste steen gelegd op het Arteveldeplein. Op de vierkantige steen van 60 cm zijde staat de volgende tekst : ” De laetste steen der plaets door Gent aen Artevelde toegekend”. Rond de steen staat in het Frans “Pavement de la place Artevelde achevé le XX janvier MDCCCXL VI”. Het tuintje op het Arteveldeplein werd eerst aangelegd in 1869.

Dit gebied, de Hoye, met landelijk karakter in de buurt van de  Overschelde, onderging een gehele metamorfose door de aanleg van het Zuidstation in 1837. De verstedelijking was in volle opgang met de aanleg van brede, lijnrechte straten richting stadscentruim en oprichting van woonwijken.

Het pleintje zelf werd met kastanjebomen “verrijkt” rond 1869. Er zijn ook enkele kunstwerken te aanschouwen zoals het borstbeeld van A. Mechelynck (H. Leroy 1925) en het Heilig Hartbeeld van J. Cornelius.

De huidige Sint-Annakerk kwam er ter vervanging van de Sint-Kathelijne-of Sint-Annakapel in de Lange Violettenstraat. Reeds in 1323 wordt er gewag gemaakt van een Sint-Kathelijnekerk of kapel omgeven door een kerkhof in de Lange Violettenstraat. Aanvankelijk was het een hulpkerk van de Sint-Janskerk, de latere Sint-Baafskerk of -kathedraal. Van deze kerk of kapel bevond zich de toegang langs de Tweebruggenstraat. Een tijdlang gebruikte men twee namen nl. Sint-Anna en Sint-Kathelijne door elkaar. Tijdens de beeldenstorm in 1566 werd de kerk zwaar beschadigd.

Op 2 augustus 1574 schonden een aantal aanhangers van de nieuwe leer het portaal. Toen tijdens de nacht van 29 op 30 juli 1578 het nabijgelegen begijnhof “Ter Hooie” geplunderd en geschonden werd, bleef de Sint-Annakapel gespaard.

Op 26 april 1644 legde men de eerste steen voor een nieuwe kerk. Tijdens het Frans Bewind werd de kerk gesloten voor de eredienst en de inboedel openbaar verkocht. Nadat Sint-Anna in 1802 een zelfstandige parochie was geworden, kocht men de kerk en een deel van het meubilair terug. Op 27 mei 1804 vond de herwijding plaats.

Het idee voor het bouwen van een nieuwe kerk groeide reeds tijdens het Hollands bestuur. In 1829 legde het kerkbestuur aan de gemeenteraad een verzoekschrift in die zin voor. Maar voor de bouw van een nieuwe kerk bleken de tijdsomstandigheden te ongunstig. Ook na de Omwenteling was er geen hoop op beterschap, zelfs niet na de bouw van het nabijgelegen Zuidstation. Pas op 12 october 1842 ging het stadsbestuur in op het verzoek van de kerkfabriek voor de bouw van een nieuwe kerk en pastorie. Om de administratieve mallemolen wat sneller te laten draaien zette Mgr. Delebecque zich persoonlijk in en dit op verzoek van de toenmalige pastoor Bracq, oom van de latere Mgr. Bracq.

GentEmmyLegonSt.-Annakerk

In 1847 scheen het pleit gewonnen maar het duurde nog tot 1851 vooraleer het stadsbestuur zich akkoord verklaarde een deel van de onkosten te dragen. De toelagen van de staat en de provincie werden in 1853 toegewezen. Ondertussen had men de oude kerk in 1839 afgebroken zodat de parochie een tijdlang zonder bedehuis kwam te zitten. Het oorspronkelijk ontwerp voor de nieuwe Sint-Annakerk was van de hand van stadsarchitect Lodewijk Roelandt Hij begrootte de kosten in 1852 op 656.680 fr (16279€). Ferdinand Lousbergs, één van de invloedrijkste fabrikanten van Gent en woonachtig in de Keizer Karelstraat, schonk 20.000 fr (496€), op voorwaarde dat de hoofdgevel van de nieuwe kerk in de as van de Keizer Karelstraat kwam te liggen. Een wens waarmee de kerkfabriek maar al te graag rekening hield.

Koning Leopold I legde op 1 september 1853 de eerste steen voor een nieuwe kerk. Hij was in gezelschap van de hertog van Brabant, de latere Koning Leopold II, en Koningin Maria Hendrika. Tijdens de plechtigheid werd een loden kist voorzien van een koperen plaat met daarop de namen van de hoge aanwezigen ingemetseld. Het zilveren truweel, de ganzeveer en de schrijfpennen die bij die gelegenheid dienst deden, zijn nu nog in het bezit van de pastorie. Voor de funderingen gebruikte men stenen die afkomstig waren van de afbraak van het Spanjaardskasteel.

Al kort na de eerste steenlegging deden zich ernstige moeilijkheden voor tussen Ladewijk Roelandt enerzijds en het stadsbestuur en de kerkfabriek anderzijds. De schepen van Openbare Werken van Gent, Napoleon De Pauw, had namelijk vastgesteld dat de houten palen van de funderingen en het paal-roosterwerk niet diep genoeg in de grond waren geslagen. Hoofdingenieur Wolters, samen met twee door de kerkfabriek aangestelde specialisten, Eycholt en La Marie, onderzochten de zaak en kwamen tot de slotsom dat schepen De Pauw gelijk had. Roelandt bleef echter op zijn standpunt. De betrekkingen tussen hem en de kerkfabriek vertroebelden dermate dat hij in 1855 ontslag nam. In zijn plaats stelde men architect Jacobus Van Hoecke aan. Deze wijzigde de plannen van Roelandt vrij grondig. Het nieuwe plan viel dan weer niet in de smaak van de Koninklijke Commissie voor Monumenten die het “une banalité sans styIe” noemde. Het plan voorzag tevens de bouw van een hoge toren, maar zoals we nu weten kwam daarvan niets terecht. De moeilijkheden tussen Roelandt en de bouwheren had de werken merkelijk vertraagd.

Op 3 april 1856 keurde de kerkfabriek het plan goed voor het bouwen van de muren tot aan de vensters. Iets minder dan tien jaar later stond het gebouw onder dak. Toen hoopte men nog dat de plechtige openstelling zou kunnen doorgaan op het einde van 1860. Maar er moest nog heel wat gebeuren vooraleer het zover was. De kapitelen bovenaan de pilaren beeldhouwde Louis-Joseph Dubois. Het huis “Maréchal et Champigneuille” uit Metz plaatste enkele glasramen. De ijzeren hekken aan de twee voorste zijkapellen smeedde Fr. Van Acker. Alhoewel nog niet voltooid werd de kerk opengesteld op 27 oktober 1862 en bij die gelegenheid voorlopig gewijd door Vicaris-Generaal De Decker. In afwachting van nieuw meubilair gebruikte men de biechtstoelen, de preekstoel en het orgel uit de oude kerk. In mei 1863 begon Theodoor Canneel met de beschildering, in wastechniek, van de binnenkerk. Voorzien was dat hij er negen jaar zou aan werken, een termijn die ruimschoots werd overschreden want het werk nam uiteindelijk dertig jaar in beslag. Toen Canneel in 1892 stierf waren nog drie kapellen (de laatste links) niet beschilderd. Theofiel Lybaert voltooide het werk van zijn leermeester.

Op 12 januari 1866 deed Mgr. Bracq zijn plechtige intrede als bisschop van Gent in de Sint-Annakerk. De éénbeukige kerk is opgetrokken in eclectische stijl waarbij men gebruik maakte van vroeg-gotische, romaans-lombardische en byzantijnse elementen. Als voornaamste bouwstoffen gebruikte men baksteen en natuursteen uit Rochefort. Opmerkelijk bij deze kerk is dat het koor naar het zuiden gericht is daar waar in de regel het hoofdaltaar oostelijk is georiënteerd.

Reeds in 1909 waren er problemen met vocht in de muren die schade veroorzaakten aan de muurschilderingen. Een herstelling van het dak drong zich op in 1919. In 1937 ondernam men een poging om de toren te voltooien. Niet minder dan vier ontwerpen werden afgewezen. Tenslotte ontwierp architect R. Van Driessche de kleine klokketoren in 1951. Wegens geldgebrek moesten in 1962 de herstellingswerken aan de gevel worden stilgelegd.

———-

Bron:

Ghendtsche Tydinghen 1975 – Vol4 N°6

Ghendtsche Tydinghen 1997 – Vol26 N°6