Willem de Beersteeg

Een straatje genoemd naar zijn eigenaar nl. de familie de Bere. En dit al van in de 14e eeuw. En volgens bronnen heeft Willem hier ook gewoond.

omgeving de “Beersteeg” midden 19e eeuw – geporceleinde kaart verz. R. Heughebaert

In een eerste benaming gekend als “in sBeeren Stege” (1368). Later als “Beersteeg” of “De Beersteeg”.

Willem de Beer was hoofdman en eerste schepen van de Keure, een beetje te vergelijken met een functie als burgemeester.

Hij was een allereerste bekend politiek figuur in het Gentse. Zeker wanneer de macht in handen viel van de ambachten. In 1319 mocht hij andere oorden opzoeken na een opstand tegen de graaf.

Zijn naam wordt verbonden aan Klokke Roeland, de bouw van het Belfort, de Wolweverskapel en het godshuis van Sint-Jan en Sint-Pauwel (de Leugemeete).

In 1912/1913 is hier nog één van de laatste beluiken in Gent opgericht in opdracht van weduwe E. Verdonck.

Vermelden we enkele “neringdoeners” en winkeltjes gelegen in de “Beerensteeg” dd. 1929.

Hier in het “Beiresteegske” is Roger Van Bockstaele geboren, eredeken van het Patershol die, reeds ver in de 90, nog mensen rondgidst in zijn geliefde Gent. Hij beschrijft:

Ons huis was een rijhuis, één van een reeks van 13 gelijke huizen, rechts als je uit de Goudstraat komt, tegen het einde aan. Ze behoorden toe aan een zekere De Drijver. Het waren geen kleine huizekes, zoals in de beluiken. Er was een voorplaats, daarachter een vrij grote keuken, dan een klein achterkeukentje, een redelijk grote koer en een kolenkot. Slaapkamers en andere ruimten op de anderhalve verdieping. Om het huis te bereiken moest je eerst door het nog bestaande nauwe deel van de steeg, dan voorbij een klein fabriekske links. Verderop was er nog een fabriek van de familie Verdonck. Er was ook een “beeldekesmakerije” (ateljee voor het vervaardigen van plaasteren heiligenbeelden). Vandaar dat we nogal eens pasters met wapperende zwarte mantels zagen in ons straatje. De straat eindigde L-vormig bij de Leie, daar lag ook een watertrap, die we bij vriestijd konden gebruiken om op de Leie te “slieren”, niet om te schaatsen, want schaatsen waren duur.

Daar lag ook een vrij groot beluik dat bekend stond als de cité van de Beersteeg. In de steeg zelf was er een schooltje dat gehouden werd door nonnen met kappen voorzien van grote wuivende zijlappen. Ik ging naar het stadsonderwijs, eerst in een houten schooltje in de Baudelohof, later naar het Laurentinstituut in de Onderstraat. Het was een kinderrijke buurt, één familie! Bijna iedereen had een lapnaam: de zievereire, de bloeneuze,… Met mijn wit haar was ik “den bloengten”. Het was er plezierig spelen … maar altijd eerst huiswerk maken. en als ma riep“Rosjeee”, moest ik alles laten vallen en onmiddellijk naar huis komen. Mijn ouders waren streng, maar rechtvaardig.

We speelden wel eens in de Baudelohof, maar … onvoorstelbaar nu. Het was er streng verboden op het gras te lopen. Ik herinner me maar al te goed hoe ik eens een agent hoorde roepen:“Manneke kom ne kier iere!” En ik, braaf ventje, kwam aangelopen. “G’ebt op ’t gès geluupe” -> “Je hebt op het gras gelopen” hoorde ik nog net. Hij haalde uit met zijn krachtige arm van onder zijn capuchon en hij gaf me daar een keiharde peire tegen mijn hoofd. In huis werd er naar de radiodistributie geluisterd, gekaart, met de teerlingengespeeld. Wat ik erg graag deed was putjes en putten delven op ons koerke …maar niet te diepe. Moeder vreesde rap dat het huis of het muurke zou omvallen. Achteraan lagen de kolen gestapeld, soms in grote brokken, die moesten kapot geklopt worden.

Tijdens de tweede wereldoorlog hebben we nooit honger geleden. Er was trouwens een magazijn van Winterhulp ingericht in de fabriek Verdonck. Vader was arbeider, monteur – ijzer bij de spoorweg. Ma was broekemaaksterigge. Ze werkte thuis voor drie winkels. Eén daarvan was op Muide gelegen. “De Maoje”, kloeke broeken voor schippers verkochten ze daar.

———-

Bron:

Ghendtsche Tydinghen 2016 – Vol 45 N° 6

Wegwijzer van Gent – 1929