
Sluizeken – Gert Defever
Genoemd naar de kleine sluis van de Schipgracht, reeds vermeld in 1251 en gedempt in 1952. Deze middeleeuwse gracht deed dienst als afwateringskanaal voor het overtollige water uit de Leie en voor de aanvoer van voornamelijk turf, een belangrijke verwarmingsbron. Men sprak dan ook van de “Torfbriel” (turfstapelplaats).
Het Sluizeken was gelegen tussen de toenmalige Grauwpoort, de Waterpoort en de Poort ten Schaepenbrug, waardoor het ook “Tusschen Poorten” werd genoemd.
Vanaf de 16e eeuw waren aan ’t Sluizeken meer handelsactiviteiten waar te nemen. Voornamelijk schepen uit Zeeland meerden aan en handelaars stelden hun waren te koop. Deze plaats kreeg dan ook de toepasselijke naam “Zeeuwsche Aert” toegemeten, aert in de betekenis van aanlegplaats. Voerlui brachten koopwaren naar de buitengemeenten en lieten hun paarden ter plaatse stallen en verzorgen. Dit handelskarakter zou het Sluizeken tot kort voor de tweede wereldoorlog typeren.
Het Meerhemkanaal, door zijn uitrusting met kaaimuren en watertrappen een drukke handelsplaats, vond zijn eindpunt in het dok van het Sluizeken. Het water kon met een sluisval aan de Sluizekensbrug van het Meerhemkanaal gescheiden worden.
In 1837 stond hier één van de vier brievenbussen die men in Gent kon aantreffen. Na het dempen van de Ottogracht in 1875 werd een verbinding gemaakt met het Sluizeken. Ook was er begin 20e eeuw op het driehoekig pleintje een gietijzeren waterpomp terug te vinden.

Sluizeken 17,18 – Geert Geenen – Fb
Het imposante gebouw op de hoek met de Grauwpoort dateert uit 1906. In opdracht van de heer Florimond Van Bambeke is toen een indrukwekkend neoclassistisch, art nouveauachtig pand opgericht. Er zou een winkel en een café worden in ondergebracht. Nu siert het vooral het drukke kruispunt aan het Sluizeken als “entree” naar het Gentse stadscentrum.
Tegenwoordig teert het pleintje op zijn historie en speelt het geen rol van betekenis meer.
——————–
Bron:
Ghendtsche Tydinghen