Textiel

Te Gent nemen we de lakenhal (Hoogpoort/Belfort) als referentie voor een vroegste verwijzing aangaande de textielnijverheid, meer bepaald de handel in lakens en tapijten, in de 14e eeuw. De lakenhal in functie van een stapel-, handels-, of keuringshuis voor het textiel dat toen reeds druk werd verhandeld.

In de 18e eeuw leeft de textielnijverheid opnieuw op ten gevolge de Industriële Revolutie, met de uitvinding van de spinmachine in 1779 en het vernufte smokkelplan van onze vriend Lieven Bauwens in 1798. Voornamelijk het katoen en het vlas zijn aanleiding tot het neerpoten van spinnerijen, weverijen, blekerijen, veredelingsbedrijfjes, etc. Gent evolueert naar een tweede Manchester waar industriële gebouwen en beluiken het straatbeeld bepalen.

Tussen 1797 en 1798, dit gedurende 32 (smokkel)reizen, importeerde Lieven Bauwens de spinmachine “Mule Jenny” of “Spinning Mule” samen met andere venuftigheden uit Engeland richting Gent. Zijn kennis en inzicht gekoppeld aan durf bracht ook de vliegende schietspoel en de koperen drukcylinder naar het vasteland. Innovatieve technieken dus betreffende de drie hoofdtakken van de katoennijverheid nl. het spinnen, het weven en het bedrukken. Daarbij zal zijn 3-jarige opleiding in leerlooitechnieken in het Verenigd Koninkrijk hem wel het nodige bijgebracht hebben betreffende de in 1779 ontwikkelde spinmachine.

Geboren in een huidevettersfamilie dankt Lieven Bauwens zijn succesvol ondernemen aan een nieuwe looitechniek waarmee hij internationaal kon concurreren. Bij zijn terugkeer in 1789 begon hij een succesvolle onderneming in een afgedankt klooster aan het Nieuwland met 550 looikuipen. Later schopte hij het tot hofleverancier van het Franse leger en na de dood van zijn vader beheerde hij eveneens met andere familieleden de Compagnie Bauwens-Beths. Het verworven kapitaal werd in 1796 o.m. geïnvesteerd in ‘Hôtel de Richelieu” te Parijs en in een klooster van de Minnebroeders te Passy om er een leerlooierij te beginnen. Toen ontsproot bij Lieven het idee nog meer te diversifiëren en zich te richten op de katoenspinnerij en -weverij.

In 1798 begon hij samen met zijn broer te Passy(Fr) de gesmokkelde spinmachines te monteren en te kopiëren. In 1800 keert hij terug naar Gent nadat hij er in 1798 het Kathuizerklooster had gekocht voor de inrichting van een vlasspinnerij en een wolweverij. Daar zal Lieven ook nieuwe machines ontwikkelen. Uiteindelijk zal hij vennootschappen sluiten met industriëlen, waarbij Lieven de kennis en vaardigheid inbrengt en de compagnons het kapitaal. Een tweede Manchester zal zich ontpoppen.

De textielindustrie krijgt het moeilijk na 1950. Fusies zijn een noodzaak. Bijvoorbeeld “UCO” ontstond in 1919 als fusie van 5 ondernemingen. In 1955 volgde de fusie met Galveston, in 1957 met Fil.et TIS. Vincent, in 1967 met NV Loutex en in 1972 met Filature Nouvelle Orléans.

In de volgende decennia sluiten onrendabele vestigingen. De oude gebouwen zijn ongeschikt voor de evolutie in de textielnijverheid. Vele loodsen worden dan ook gesloopt, andere staan leeg. Slechts weinige industriële gebouwen worden opnieuw in gebruik genomen.

Capture d’écran (1145)
Capture d’écran (1144)
Capture d’écran (1143)

———-

Bron:

Ghendtsche Tydinghen 15 november 2000 – 29e jaargang nr.6

Ghendtsche Tydinghen september-oktober 2014 – 43e jaargang nr.5

https://www.etwie.be/robin_debo_de_gentse_textielindustrie_circa_1950-2000_2013