Muinkschelde-Stropkaai

In de middeleeuwen lag de Sint-Pietersabdij op de Blandijnberg ten zuiden van de Gentse stadsomwallingen. Ten oosten van deze heuvel en de abdij loopt de Schelde vanuit zuidelijk richting naar het stadscentrum. Rond deze kronkelende Schelde bevond zich een moerassig weidegebied, eigendom van de monniken van de abdij en werden daarom de Muinkmeersen genoemd (1269: Monckmersch).

In de middeleeuwen werd door deze meersen de Muinkschelde gegraven, een recht gekanaliseerd stuk van de Schelde-Ter Platen naar de Ketelvest-Kuiperskaai toe.

De Muinkkaai heette oorspronkelijk Terplatenkaai, werd ca. 1853 afgelijnd en werd afgezet met een rij kastanjebomen. Deze kaai is gelegen aan de Muinkschelde tegenover de St.-Pietersabdij. Het pad aan de overzijde is gekend als de Zwijntjeskaai.

Helemaal rechts bemerkt men de verdwenen Waterstraat met ingang aan de Sint-Pietersnieuwstraat. In de gebouwen van de aanpalende katoenspinnerij Schatsaert en Bossuyt-Tack werden in 1949 de burelen van de Union Cotonnière overgebracht uit de Savaanstraat. Na de UCO vestigde zich daar het rectoraat van de Rijksuniversiteit. In de hiernaast liggende hovingen werd in 1913 het feestpaleis van de “Vooruit” gebouwd dat in 1983 werd beschermd als monument, tenminste het gebouw van architect Ferdinand Dierkens (1856-1936), dus niet het bijgebouw uit de jaren 1950 van architect Geo Bontick, zoon van Karel. De onmiddellijke omgeving werd tegelijkertijd ook beschermd als stadsgezicht.

Deze foto werd genomen van op de Charles Marcellisbrug. Van waar komt die naam? Toen de eerste spoorlijn naar Gent-Zuid in 1837 werd aangelegd, wou men dit kwartier beter met de andere stadsgedeelten verbinden. Want treinreizigers moesten toen het stadsmidden nog vervoegen via een smal houten brugje, langs de Lammerstraat dat toen niet veel meer dan een steegje was (de Vlaanderenstraat werd pas in 1884 getrokken!).

De brug over de Muinkschelde die hiervoor nodig was werd ontworpen door de Franse ingenieur Duval in opdracht van een ijzergieterij uit Seraing. Antwerps aannemer en advocaat Charles Marcellis (1804-1864) verrichtte de promotie van de toen revolutionaire  gietijzeren kokerbrug en kreeg na de nodige sensibilisering van de Gentse gemeenteraad zijn naam op het project geplakt.

De prachtig uitgewerkte brug werd in 1844 geopend . Ze bleek echter alras niet te voldoen zodat ze werd afgebroken en in 1866 vervangen door een iets betere brug  die dezelfde naam als zijn voorganger bleef dragen. Deze hield het heelwat langer vol en werd pas in 1952 volledig vervangen en vooral breder gemaakt (rijweg werd van 6,2 op 10,15m gebracht). Zij is in voorgespannen beton en behield tot op heden de naam van haar eerste bouwheer: Charles Marcellis.

De Stropkaai aan de Bovenschelde, zo genoemd naar het plaatselijk moeilijk te bevaren watertraject, in de vorm van een lus, dat in 1794 rechtgetrokken werd.

Aan de Schelde bevond zich het kasteel zogenaamd van seigneur de Noravetz, afgebeeld op een gravure van Heilige Hondius van 1641. Dit buitengoed werd eind 17de eeuw verbouwd tot een lusthof genaamd “Het Strop”, deze herberg was een van de negen meest vermaarde zogenaamde “guinguettes” rond Gent. In 1841 werd het lusthof aangekocht door de broeders van Liefde die er een “Maison de santé pour Hommes” oprichtten (nu Stropstraat 119).

Aan de kaai bevinden zich wit- en roodgeschilderde gietijzeren meerpalen, naast een wapenschild met klauwende leeuw gedateerd 1861, 1862, 1882, 1886, 1887, of 1888.

————

Bron:

gentblogt-archief.stad.gent/2014/01/24/albert-sugg-en-de-belle-epoque-in-gent

https://inventaris.onroerenderfgoed.be