Van Eyck zwembad

De naamgeving verwijst naar de gebroeders Jan en Hubert Van Eyck, behorend tot de Vlaamse Primitieven, gekend door het 15-eeuwse veelluik “De aanbidding van het Lam Gods”.

Het zwembad Van Eyck werd in 1885-1886 gebouwd in Gent. Deze zwemvoorziening ligt tussen de vroegere Van Eyckplaats, dat nu het Julius de Vigneplein wordt genoemd, en het Veermanplein langsheen de Veerkaai aan de Gebroeders Van Eyckbrug. Het zwembad zelf mat 37m lang, 15m breed en de diepte varieerde van 0.5m tot 3.5m.

De opening op 1 augustus 1886 was een overrompelend succes. Reeds om 16.00u diende het zwembad zijn deuren te sluiten daar alle 889 zwempakjes verhuurd waren. Wie voorheen wilde zwemmen deed dit vaak op verboden plaatsen in de Leie, de Schelde of aan de dokken. Tijdens de zomermaanden was het dan ook opletten geblazen en viel er wel eens een dode te betreuren. Ook de kwaliteit van de waterlopen was niet overal van aanvaardbare kwaliteit.

Het ontwerp werd getekend door de Gentse architect Edmond De Vigne. De Brusselse ingenieur van Duitse origine, dhr. Edward Zollikofer, was de projectontwikkelaar van het zwembad. Het volledige project had een kostprijs van 200 000 Bfr (4959€). De bouw van het badhuis kaderde in de sanering van de wijk Nederschelde en het Zollikofer-De Vigneproject dat eerder een rechtstreekse verbinding tussen het Zuidstation en het stadscentrum verwezenlijkte.

Beide bouwheren sloten een conventie met de Stad Gent waarbij zij de concessie kregen voor de bouw en exploitaite van een zwembad. Enkele voorwaarden waren dat het zwembad na 44 jaar in het bezit kwam van de Stad Gent, dat agenten en brandweerlui ’s morgens voor 10.00u gratis mochten zwemmen een er een voormiddag voorzien was voor de leerlingen van de stadsscholen.

Het zwembad was een succes. Op één zondag verkocht men 1000 tot 1100 kaartjes voor de volksbaden. De Gentse bevolking die meestal niet over stromend water of een bad beschikte, kon er zich wassen in een aantal kuipbaden in de kelder. In de negentiende eeuw werd het zwembad vooral als badhuis gebruikt. De voornaamste bedoeling was toen eerder hygiëne bevorderen dan sport stimuleren.

Om alle sociale klassen aan te trekken, hanteerde men lage toegangsprijzen voor het zwembad en bood men abonnementen aan. Arbeiders konden op zondag tegen een lager tarief zwemmen.

In het toenmalige toegangsgebouw bevond zich het onthaal, de linnenafdeling en de administratie. Op de eerste verdieping woonde de directeur. In de kelder had men een aantal wasplaatsen en cabines met kuipbaden. Op de zolder bevond zich de droogkamer. De wasserij werd vrij vlug afgeschaft, wegens onvoldoende succes.

Zuiver en warm water werd in die periode verkregen door een overeenkomst met de ‘Société Anonyme Ferdinand Lousbergs’. Dit textielbedrijf leverde gratis water via een ondergronds buizensysteem vanaf de Reep tot aan het badhuis. Het water werd maandelijks ververst en vloeide ongezuiverd af naar de Nederschelde die langs het zwembad loopt. Tot in 1937 kon men niet zwemmen in de winterperiode. Soms werd de zwembadkuip in de winter overdekt met een houten vloer en gebruikt voor symfonische concerten, gymnastiek, tentoonstellingen en tenniswedstrijden.

De “Van Eyck”, het oudste zwembad van het land, onderging in zijn langdurig bestaan talrijke verbouwingen.

———-

Bronnen:

Projectplanning & tijd/kostenrelaties voor het renovatieproject van het zwembad Van Eyck (Tine Claeys onder leiding van Prof. M. Vanhoucke)

Ghendtsche Tydingen (p.61-62: art. 1 Augustus 1886)