St.-Amandsstraat (1894)

Vrouw vergiftigt haar man in de St.-Amandsstraat (1894)

In de zomer van 1894 werd Gent, en in de eerste plaats de Sint-Pietersparochie, opgeschrikt door een geheimzinnig overlijden in een herberg aldaar. De impact van deze zaak kan men afmeten aan de twee straatliederen die erover bestaan. Het ene werd zonder twijfel ‘gecomponeerd’ kort nadat de zaak aan het licht kwam, het andere volgde op het assissenproces dat te Gent slechts een paar maanden later plaatsvond. Mathilde Saelens was gehuwd met H. Baertsoen. Ze woonden in de St.-Amandsstraat, waar de vrouw een herberg uitbaatte. Haar man werkte buitenshuis. De vrouw had sinds enige tijd, volgens de Gazette van Gent, “schuldige betrekkingen” met een soldaat, ene Pol de Meester, leerling-muzikant bij het 2de linie-regiment. De 29-jarige Mathilde Saelens zag het met haar man niet meer zitten en vertelde aan de toog van haar herberg aan verscheidene klanten dat ze hoopte dat hij vlug zou sterven.

Intussen had ze, zoals vermeld, al zes maanden een verhouding met soldaat De Meester. Deze woonde naast de herberg van Baertsoen en echtgenote. ’s Avonds, als Baertsoen naar de repetitie in “De Vooruit” was, klom hij over een achtermuurtje en geraakte zo bij zijn geliefde Mathilde. Hij was nauw bij de zaak betrokken, maar bleek toch verder niets afgeweten te hebben van de plannen die Saelens voor haar man smeedde. Daarvoor deed ze een beroep op een andere herbergklant, een zekere Lodewijk De Pauw. Met hem had Mathilde gesprekken over de middelen die ze zou kunnen gebruiken om van haar echtgenoot af te geraken. En zo kwam de dood door vergiftiging ter sprake. De Pauw zegde zelfs: “Hemel, hebt gij zo een slecht leven. Ik zou iets in den koffie smijten van mijn man. Ik zou hem het leven ontnemen, ik zou hem rattenvergif geven.”

Vrouw Baertsoen ging gretig op deze suggestie in. Ze beloofde De Pauw vijftig frank te geven en een kostuum, indien haar man zou sterven. Bovendien beloofde ze dat hij in dat geval ook bij haar mocht komen wonen en eten. De Pauw begon dadelijk met de uitvoering van het plan. Met enige moeite geraakte hij op 5 juli 1894 bij apotheker Van de Velde aan “arseniek” of rattenvergif. ’s Anderendaags, op 6 juli, vertrok Baertsoen zoals gewoonlijk naar zijn werk bij de heer Dangotte. Om 09.00h at hij daar de boterham die zijn vrouw de dag voordien had gereedgemaakt. Kort daarop werd hij zo ziek dat hij verplicht was de toelating te vragen om de rest van de dag verlof te nemen en naar huis terug te keren. De pijnen verergerden nog en in de loop van de nacht stierf hij.

De omstandigheden van dit overlijden waren zo zonderling dat de bijgeroepen dokter weigerde toelating tot begraven te geven. Er werd een gerechterlijk onderzoek geopend. De lijkschouwing bracht aan het licht dat Baertsoen gestorven was door vergiftiging met arsenik. Mathilde Saelens bekende dat ze het vergif op de boterham van haar man had gestrooid en ook De Pauw legde volledige bekentenissen af. Tussen maandag 22 en woensdag 24 oktober 1894 had het proces plaats voor het assissenhof van Oost-Vlaanderen te Gent. Mathilde Saelens werd er op 24 oktober veroordeeld tot levenslange dwangarbeid, De Pauw tot twintig jaar opsluiting.

Zoals gezegd zijn over deze zaak twee liederen in omloop geweest, beide gedichten gezongen door Florent Van Hulle en de twee broers Verheye. Merken we nog op dat in de titel van het eerste lied de moordenares per abuis Maria en niet Mathilde genoemd wordt. Verder wordt gesuggereerd, eveneens ten onrechte, dat “een soldaat” haar medeplichtige zou geweest zijn. Hiermee is natuurlijk Pol de Meester bedoeld die bij de vergiftiging echter niet betrokken was. Deze fouten wijzen op de grote haast waarmee dergelijke liederen werden geschreven om zoveel mogelijk uit hun actualiteitswaarde profijt te halen.

Een ander teken dat het lied reeds enkele dagen na het bekend worden van de moord gezongen werd, is dat soldaat De Meester, die sinds maanden een blijkbaar bij velen bekende verhouding met de herbergierster had, de schuldige wordt genoemd. Op het ogenblik dat het eerste lied ontstond wisten de zangers zelfs niet van het bestaan van De Pauw af. De tekst van beide liederen beelden we hierbij af.

———-

Bron:

Ghendtsche Tydinghen 2005 – Vol34 N°3