Korenmarkt

Het boek “Gents vroegste geschiedenis” verwijst reeds in 1208-1212 naar het “in foro segetum” als openbare graanplaats.

Naar het einde van de 13e eeuw sprak men over de “Cornard”(1276), “le Cornhart” (1297-1300), “-up den Cornart” (1300) en “-an den Coernaert” (1337). Zeker is dat ’s vrijdags alle “koorn” naar de markt werd gebracht.

Archeologisch onderzoek bevestigt dat vóór de bebouwing op de Korenmarkt boten hier aanmeerden.

Als marktplaats ideaal gelegen tussen de Groentenmarkt, waar vlees, vis, groenten en fruit werd verhandeld, en de Botermarkt waar boter en eieren werd verkocht. Hotels, logementen en winkels omringden dit plein alwaar ook de vergaderingen tussen de handelaars plaatsvonden.

Vóór de 14e eeuw was er op de Korenmarkt ook brood te verkrijgen. In 1365 was er de ajuinmarkt die later naar de Hoogpoort zou verhuizen. In de buurt van het chatelet vond de fruitmarkt plaats. Deze was gelegen “tussen de 4 greppen” en was gekend als de Kleine Koornmarkt. Hun gildehuis was het Koolsteen en gelegen in de Sterrestraat. Voor de fruiteniers gold de wet der zedelijkheid. Zo verbood de deken een fruitverkoper zijn beroep uit te oefenen omdat hij als gehuwde man samenwoonde met een “andere getrouwde van haar man gescheiden vrouw”.

Ook de scherprechter of beul had in de 16e eeuw recht op een deel van de te koop gestelde waren. Na veelvuldig misbruik keurde de stadsmagistraat op 3 maart 1541 dit recht af.

Voor de ingang van de kerk was er een stro- en houtmarkt. Vanaf eind 18e eeuw was er de plantsoenmarkt op de Kleine Koornmarkt. De Cataloniëstraat had toen de naam van Fruittenierssteghe. in 1836-37 is ze aanzienlijk verbreed en rechtgetrokken.

Capture d’écran (3222)

Twee woningen zijn in hun oorspronkelijke gedaante gerenoveerd nl. Het Wapen van Zeeland en het Borluutsteen. Samen met het Damberd zijn dit de enige nog archeologisch waardevolle gebouwen.

Het “Waepen van Zeeland” heette voor de 18de eeuw “Den Grooten steen” of “Polmaes steen” en werd in 1702 verbouwd in Lodewijk XIV-stijl. Dit huis  werd toen een cijnsplichtige “borse ofte vergaerderplaatse van de cooplieden ende negotianten”. “Vrij huys vrij erve” staat op de fries vermeld, een gewoonte uit de late middeleeuwen die aanduidde dat een leenman van buiten de stad daar even wettig als in zijn eigen rechtsgebied zijn functie kon uitoefenen. Deze “hostelrye” heeft muurpijlers met Korinthische kapitelen en wordt bekroond door een  sierlijk achtkantig torentje met een windwijzer.

Het Damberd, sinds 1750 als café gekend en waar het damspel reeds van bij aanvang een populair tijdverdrijf was, heeft zijn oorsprong als graanopslagplaats en dit sinds de 13e eeuw.

18 November 1838. Jacob Kats houdt zijn eerste Gentse meeting in het “Damberd”. Deze toneelschrijver en redenaar hekelde reeds vóór 1840 de onderdrukking van de werkmansklasse en de almacht van de katholieke kerk. Hij werd geboren in een weversfamilie en kreeg onder het Hollands een opleiding als onderwijzer. Na 1830 trachtte hij in Brussel een schooltje open te houden, maar toen dit niet lukte probeerde hij met weven zijn brood te verdienen. Met o.m. zijn broers en nog enkele anderen stichtte hij in 1833 de “Maetschappij der Verbroedering”. Deze begon via toneelopvoeringen propaganda te voeren met stukken die door Kats geschreven werden. Jacob stichtte ook het blad “Den Waren Volksvriend”. Hij stierf te Brussel in januari 1886 op 82-jarige leeftijd. 

Capture d’écran (1117)

Het achterhuis ( het “Eerste Korenmetershuis”) is aan de Graslei gelegen en heeft een Tudorvormige poort. Na de tweede wereldoorlog was het enige tijd het lokaal van de Gentse KP. Daarna werd het achtereenvolgens een meubelzaak en een verzekeringsmaatschappij. Het werd in 1959 beschermd als monument. Naast de Sint-Niklaaskerk (1936) en het Postgebouw (1999) is dit, in zo ver ik weet, het enige beschermde monument op de Korenmarkt. Uiteindelijk werd het door Parisbas aangekocht en in 1980 volledig gerestaureerd door de architecten R. Waeri en J. Gabriëls.

Tot aan de opkomst van de aardappel rond 1800 was de Korenmarkt gekend voor zijn graanhandel. In de 16e eeuw waren zowel boeren als handelaars door een schepenverordening verplicht hun graan hier te verhandelen.

Door het stapelrecht waren schippers die door Gent voeren verplicht 1/4 van hun vracht af te staan.  Vele huizen waren dan ook voorzien van een graanzolder. Tot 1734 zou Gent van dit privilege genieten en nog tot de tweede wereldoorlog bleef de graanhandel aanhouden.

GentSarmaAnnTeirlynck

De Korenmarkt was als centraal stadsplein de ideale plek voor manifestaties, schouwspelen, terechtstellingen en opstanden. In 1325 was er de opstand der wolwevers waarbij 3000? doden  vielen te betreuren. In 1467 kwam de bevolking op tegen de belasting op zout en graan. Rechtover de toenmalige stadsgevangenis of “chastelet”, afgebroken in 1716 om plaats te maken voor het Pakhuis (Postgebuw), stond een galg en werden straffen voltrokken. Tornooien (14-15e eeuw) die de ridderlijke strijdlust demonstreerden zoals steekspelen (boerde) vonden hier plaats.

Spelletjes zoals kegelen, schaken, triktrak, dobbelen, kaartspelen en voor de kinderen balspelen, schommelen, blindemannetje, hoepelen, haasje-over en krijgertje werden omschreven als door de duivel uitgevonden.

Capture d’écran (83)

Het kaartspel, sinds 1300 gekend in Venetië, was een middeleeuwse passie en is vooral populair geworden door het spelen voor geld en daarom ook vele eeuwen verboden.

De aanpalende St.-Niklaaskerk is gesticht tussen 1038 en 1140 door de St.-Pietersabdij. De “Annales Elmarenses” vermeld een brand op 4 mei 1120 en vervolgens een brand rond 1176 die het kerkgebouw vernielde. Aanvang 13e eeuw vingen de werken aan voor de bouw van de huidige St.-Niklaaskerk die voltooid waren in 1270.

In de 15-16e eeuw was de kerk omringd door een kerkhof met greppel voor de afwatering maar ook voor de afgrenzing van het kerkelijk domein. In de buurt van de westgevel van de kerk was een muur gebouwd ten oosten van de greppel ter afbakening van het kerkhof. Daartegen stonden houten huisjes die over de greppel tot aan de Kleine Koornmarkt reikten. Waardoor zij zowel op kerkelijk als stedelijk domein stonden en het huurgeld zo verdeeld diende te worden aan de kerkfabriek en aan de Stad Gent. De eigenaars van de gronden waarop de huisjes stonden hadden het recht het standrecht onmiddellijk in te trekken.

gentstniklaaskerkkerkhof
Daniel Lievois – kerkhof St.-Niklaaskerk – situeringsplan
Masterproef Heleen Calcoen

Aan de overgang van Klein Turkije naar de Korenmarkt stonden de St.-Joriskapel en de St.-Niklaaskapel die de westelijke kerkhofmuur onderbraken. In de loop van de 16e eeuw ontliepen de kapellen hun functie en deden zijn enkel nog dienst als woongelegenheid. Door de afschaffing van de kerkhoven was het gebruikelijk dat rondom romaanse en gotische kerkgebouwen huisjes werden opgericht door het gebrek aan bouwruimte.

De St.-Niklaaskerk had voor elke ambacht en nering een kapel. De vele kerkelijke feestdagen, processies en herdenkingen waren aanleiding tot veel vertier waarbij de Kerk al vroeg uitbundigheden via maatregelen moest beperken.

Eind 13e eeuw tot 1716 was hier de stadsgevangenis gevestigd nl. het Chausselet, waarover de “Amman” het gezag voerde. Meer bepaald in 1296 werd deze gevangenis in gebruik genomen en in 1528 nog eens vergroot. Het was ook gekend als de Ammenie (woning van de Amman = gevangenisbewaarder) of Meijerij. De taak van de amman bestond eruit de gedetineerden te onderhouden en te bewaken. Van 1540 tot 1716 zou Gent het gebouw huren nadat Karel V het als vorstelijke eigendom kwalificeerde.

Naar analogie met 2 Parijse gevangenissen, le Petit Chausselet en le Grand Chausselet, gaven de Gentenaren verscheidene betitelingen aan het gevang zoals Sosselet, Sausselet, Saesselette, etc. De indeling van de cellen of kamers verliep ook volgens Franse wijze. Zo waren er de Roovers Muyte, Israëls Muyte, Tooveres Muyte, Cattegat, Vrouwe Camer, Put, Suyckerlaetgiën, etc. In de volksmond luidde het gezegde “hij zit in het suikerlaadje” wat zoveel wil zeggen als hij zit achter slot en grendel.

Vervolgens kwam het gevang in handen van de regering die het gebouw sloopte. Op 23 mei 1719 werd de eerste steen gelegd voor de bouw van het Pakhuis alwaar het middenkantoor gevestigd was voor het ontvangen van de stedelijke rechten (octrooi). Naast het inrichten van een school hield ook de handelsrechtbank er haar zitdagen.

Rond 1700 nam het verkeer toe. Postkoetsen (diligences) waren in trek. Tot 1840 was hier de grootste standplaats der diligentiën (Lat. diligentia=stiptheid) die reden voor afspanningen (herbergen) als “De Wapens van Zeeland”, “d’Halve Mane”, “de Sterre”, “Het Hof van Weenen, “de Pelleryn” en “de Hazewind” en in Klein Turkije aan “de Sleutel” en “’t Gulden Hoofd”.

De Korenmarkt was het verkeersknooppunt bij uitstek. De “Wegwijzer” van 1872 beschrijft dat er 3 diligentiediensten op de Korenmarkt vertrokken.  Enkel op vrijdag reisden de voermanswagens en diligentiën af, de eerste om 13u, wat een indrukwekkend zicht gaf.

Kasseibanen werden aangelegd die het transport aangenamer maakten. Ook huurkoetsen (fiacres) werden ingezet als voorloper van de taxi. Vervoerwagens, ook “Seesen” genoemd, kon je aantreffen aan het Sluizeken en aan St.-Jacobs. In 1874 reden de eerste trams over de Korenmarkt, getrokken door paarden.

Vermeld de “Gazette van Gent” op 16 december 1816 : “In de herberg en kelder de Tente, op de Koornmarkt (hoek van de Donkerstege) alhier, alwaer eenen vermaerden staminé is, word tegenwoordig eene wonderbare mécanique bier pompe gebruikt, om welke te bezichtigen, zig dagelyks eene menigte volks derwaerts begeeft. By middel van deze pomp word alle slach van bieren en andere dranken uyt den kelder nae boven opgehaelt. Eenen mensch alleen is bequaem om het werk te doen van zes andere, en dan is ieder noch spoedig bediend. Zegen zij aen den uytvinder van deze pompe, roepen de dorstigen, want wy worden gelaeft à la minute”.

gentkorenmarktjverplancken

Burgemeester Hubert François de Nieulant de Pottelsberghe legt op 23 mei 1719 de eerste steen van het Pakhuis. Alhoewel “Pakhuis” later de meest gekende naam werd, sprak men vroeger ook nog van : Hotel des Octrois, Openbare Stapelplaats, Middenkantoor en Messagerie. Om het te bouwen werd niet alleen het “Chastelet” gesloopt, maar ook de aanpalende huizen ‘”t Meuleke”, “’t Clein Cortrijck” en de “Conijnenberg”.

Gent 04.08.2013 044

Het 2 verdiepingen hoge gebouw in Louis XIV-stijl, dat ontworpen werd door de gekende architect Bemard De Wilde, kwam op de plaats van de vroegere stadsgevangenis. Het is daar dat de octrooirechten geïnd werden. De meeste goederen die in de stad ingevoerd werden waren onderworpen aan stedelijke rechten. Ze werden gewogen in het Pakhuis en daar opgeslagen tot wanneer de rechten betaald waren. De beschikbare ruimte was aanzienlijk groter dan deze die vereist was voor dit doel en er werden dan ook verschillende particuliere magazijnen in ondergebracht. De gunstige centrale ligging was er de oorzaak van dat het nooit aan liefhebbers ontbrak voor de huur van de verdiepingen.

In de loop van zijn bestaan heeft het Pakhuis onderdak verleend aan ontelbare bestemmingen. In 1756 kwam de “Tekenschool” van Marissal er met een 100-tal leerlingen. Rond 1780 deed de “Kamer van Commercie” er zijn intrede. De Burgerlijkse Godshuizen hadder er hun kantoren en de Rechtbank van Koophandel vond er een onderkomen. Bij de stichting van de Universiteit in 1817 werden de cursussen Geneeskunde er gegeven tot wanneer de nieuwe gebouwen in de Volderstraat waren afgewerkt in 1826. In 1831 werd de Stadsschool Nr.1, gesticht door Burgemeester Van Crombrugghe, er in ondergebracht.

Capture d’écran (4093)

Verschillende compagnies van diligences hadden er hun kantoren op het gelijkvloers, vandaar de naam “Messagerie” die soms aan het Pakhuis gegeven werd. Voor heel wat koetsen was dààr de terminus, de meeste anderen hadden er minstens een halte. Verder vonden wij er nog de “Werkbeurs en een eerste “Normaalschool” voor onderwijzeressen. Ook onze kloeke “Garde-Civique” had er zijn hoofdkwartier. In 1860 kwam er zich nog een kosteloze stadsmeisjesschool inwringen langs de kant van de Graslei.

In 1887 besloot het Stadsbestuur het Pakhuis af te breken voor de bouw van een Nederlandse schouwburg. Het gebouw was wegens zijn architecturale waarde weliswaar geklasseerd, maar ook toen reeds wenste men geen rekening te houden met deze vervelende bepaling. Er moest eerst wel een deklassering gebeuren en aangezien ook in die tijd de Administratie niet uitblonk door een vlotte afhandeling van de dossiers, kwam de toelating 4 jaar later. Nog eens 4 jaar later (we zitten reeds in 1895) gebeurden de eerste aanbestedingen. Maar … op 1 Januari 1896 kregen wij een nieuw stadsbestuur en dat zag die Nederlandse schouwburg op de Koormarkt toch niet goed zitten. Alles werd verkocht aan de Staat die de spotzucht van de Gentenaars opwekte door er 10 jaar over te doen om daar de Grote Post te bouwen.

Capture d’écran (4094)

Bij aanvang in 1830 was het hoofdkantoor van de Post gevestigd op de Zandberg met 2 postbodes (facteurs) en brievenbussen op de Nederkouter en Kraanlei. Met de wereldtentoonstelling van 1913 in het vooruitzicht werd door de P.T.T. (Ministerie van Post, Telegraaf en Telefoon, door de ijverigheid van de werknemers ook wel Putje graven, Tentje zetten, Tukje doen genoemd) het nieuwe Postgebouw opgericht op de plaats van het vroegere Pakhuis.

Het Postgebouw, naar het ontwerp van Louis Cloquet (1849-1920) in samenwerking met Stephane Mortier (1857-1934), werd tussen 1898 en 1909 gebouwd op de plaats van een aantal  oude huizen en het voornoemde Pakhuis. Het is opgetrokken in eclectische stijl met overwegend neogotische en neorenaissance-invloeden.

Over de bouw van het nieuwe hoofdpostkantoor lezen we in de Vooruit dd 26 oktober 1897: “De nieuwen post. De inwendige schikkingen van het gebouw schijnen nu bepaald genomen te zijn. De bijzonderste ingang zal uitgeven op de Koornmarkt. In de Sterrestraat zal zich een ingang voor den dienst bevinden. Het deel gelegen rechts van de ingang zal voorbehouden zijn voor den telegraaf, datgene links voor de post. De zaal voor de winketten zal zeer groot zijn. De zaal der brievendragers zal gelegen zijn langs de Sterrestraat. De koer zal gelegen zijn langs de kant der Graslei en door een hekken afgesloten zijn. De gevels zulen gebouwd worden in gemoderniseerde gotische stijl. Op de hoek van het Hazewindstraatje zal zich een nogal hogen toren bevinden met uurwerkplaten op de vier zijden. Hij zal ’s avonds verlicht zijn. Voor de gevels zal men Balegemse steen gebruiken, voor zoveel men nog uit de oude steengroeven kan ophalen.”

In de gevels van het Postgebouw prijken 19 beelden. In de rechtervleugel langs de Korenmarkt staan 5 beelden; ze symboliseren de 5 werelddelen en werden gekapt door beeldhouwer Geo Verbanck. Het middenrisaliet (deel dat uitsteekt) bezit 12 beelden: de bovenste drie werden gekapt door Aloïs De Beule. Deze drie vrouwen symboliseren België, met de Gentse leeuw en een koninklijke kroon, Vlaanderen met de textielindustrie, Wallonië met de metaalnijverheid en mijnontginning. De volgende negen beelden symboliseren de 9 provincies met hun attributen; deze beelden werden gekapt door Remi Rooms. Het Afrikaanse meisje langs de Pakhuisstraat en de Engel met de zonnewijzer op de hoek naar de Leie zijn van beeldhouwer Oscar Sinia.

Op 29 juli 1999 sluit de “Grote Post” op de Korenmarkt definitief haar deuren. Het werd voor het publiek opengesteld op 24 oktober 1910 en heeft er dus 89 jaren dienst op zitten. Het nam 10 jaren in beslag om het gebouw op te trekken.

Gentdepost1916jverplancken

Ook de aanleg van de huidige St.-Michielsbrug (1908) in het kader van de wereldtentoonstelling was aanleiding tot het afbreken van de sacristie behorende tot de St.-Michielskerk en verschillende woningen die een meer open kijk aan het Gentse stadscentrum gaven.

Na de Tweede Wereldoorlog vernielde een brand een aantal panden aan de noordkant van het plein. Hier was de Sarma gevestigd en deze warenhuisketen trok er eind jaren 1950 een nieuw winkelcomplex op met aan de buitenkant historiserende gevels.

De ontwerpers van de “nieuwe” Korenmarkt nl. Paul Robbrecht (°1950), Hilde Daem (°1950) en Marie José Van Hee (°1950), die eveneens de Stadshal ontwierpen, kozen voor een sober en indringend plein. De aanleg was een parcours met zware hindernissen zoals jarenlange gerechtszaken over de perikelen met de tramsporen. Zodra het plein af was kwam de eerste kritiek. Een stenen woestijn. De horecamensen aan een kant van het plein besloten dan maar 3 meter hoge palmboompjes in plantenbakken te plaatsen. Twee kunstwerken van zo’n 20m hoogte zouden rond 2014 het steenrijke stadsplein moeten sieren. De ontwerpers wilden met hun plein de stenen laten spreken en de omringende gevels en de schoonheid van de Sint-Niklaaskerk benadrukken.

De toename van het openbaar vervoer zorgde in 1997 voor een verkeersvrij centrum met een aangepaste P-route die auto’s omheen het centrum moet leiden. Het postgebouw werd een winkelcentrum tot grote tevredenheid van inwoners en toeristen.

—————

Bronnen :

Ghendtsche Tyjdinghen 1972 – Vol1 N° 4; 1975

Ghendtsche Tydinghen 2005 – Vol34 N°6

Ghendtsche Tydinghen 2010 – Vol39 N°3

Beschrijving van Gent – G. Celis

Geschiedkundige beschrijving der stad Gend, voor de jeugd – P. Jonglas

Masterproef 2012-2013 Heleen Calcoen: “Vrijmaking van de St.-Niklaaskerk te Gent”

http://www.familiekunde-gent.be

VanVlasselaer Andreas, Restauratie van het Postgebouw Gent, Ministerie van Openbare Werken – Regie der Gebouwen, 1981

gentblogt-archief.stad.gent/2013/09/13/albert-sugg-en-de-belle-epoque-in-gent

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.