Ramen

Ramen staat reeds in de 13de eeuw vermeld. Het was een moerassige buurt die nu en dan door overstromingen geteisterd werd. Spreken over de oorsprong van de benaming “Ramen” is spreken over de lakennijverheid die in Vlaanderen een grote bloei kende. Het hield verband met ramen waarop de lakenbereiders hun lakens opspanden om die vervolgens te laten drogen.

G. Celis haalt ondermeer aan in zijn “Beschrijving van Gent”: “het schijnt dat daar vroeger de lakenwevers “hunne raemen plachten te staen, die dienen om haerlieder lakenen aen te reckenen”. J.J. Steyaert heeft het in zijn werk: “Volledige Beschrijving van Gent of Geschiedkundige Beschouwing van deze Stad en haar Bewoners” over de lakenbereiders” die eertijds hunne lakenramen hadden staen buten de turrepoorte bachter der burchstraete daer ment eet in de raemen”.

In “Gent’s Vroegste Geschiedenis in de Spiegel van zijn Plaatsnamen” vermeldt M. Gysseling in het Glossarium: “Ramen (waarop de lakens gespannen werden om te drogen) bevonden zich op diverse plaatsen in Overschelde, Sint-Pieters (bij de Walpoortstraat), buiten Zand-Posteerne- en Torrepoort, in Ritsenborg enz. De Stadsrekening van 1315 vermeldt o.m. “vanden ramen over Scelde, vanden ramen Sente Pieters, vanden ramen in Ricenborgh ende Portackere”. Die op Sint-Pieters worden al vermeld in 1268 (in tentori is G SP)”. Er moet terloops worden op gewezen dat Ritsenborgh (zie eveneens Maur. Gysseling) stond voor wat nu Luxemburgstraat heet.

Fr. Blockmans schrijft in zijn werk “Het Gentsche Stadspatriciaat tot omstreeks 1302”, “dat in de rekening der grafelijke gezworenen (13de-14de eeuw) voor het eerst wordt gesproken over een belasting op de ramen, het is te zeggen de houten gestellen waarop de lakens te drogen werden gehangen”. “Deze ramen”, zo gaat de auteur verder, “werden gewoonlijk op vage gronden in de buurt der stad opgericht, zoals Overschelde en Poortakker, op welke laatstgenoemde plaats we er reeds in 1218 aantroffen. Die terreinen werden ook “Ramen” genoemd”. In een voetnota wordt er nog aan toegevoegd: “Zelfs ten huidigen dage heet nog een Gentsche straat, leidend van de Houtlei naar de Burgstraat, in de buurt van de Ramen van 1218, “Ramen”. (Ramen: Pannorurn tentoriae )

De naam “Nieuwe Ramen” hoeft niet te verwonderen want ook de “Oude Ramen” bestonden. Die waren gelegen nabij de Bijloke. De plaats die daar voorheen had gediend voor het spannen van de lakens was echter in 1472 gewoon een weide geworden. Ook op andere plaatsen trof men de benaming “Ramen” aan zoals op Overschelde, een drassige en moerassige grond waar de stadsmagistraat enkele stukken meersgrond benutte om, ten gerieve van de lakenhandelaars en tegen betaling van een pachtgeld, ramen te laten opstellen die dienden om het opgespannen en vochtig laken te laten drogen.

Straat- en plaatsnamen werden in de volksmond echter vervormd. Dat was ook het geval met de Ramen. Zo werd bij het opstellen van de straatnamenlijst in 1796 de benaming Ramen vervormd tot “Ramstraat”. Het plan Goethals van 1796 vermeldt “Ramstraat” en met de verfransing van de Gentse straatnamen werd het “rue du Bélier”, net alsof de benaming van de straat te maken had met een ram = mannetjesschaap. Dat was ongetwijfeld te wijten aan een ontoereikende kennis van de historische oorsprong en van de werkelijke betekenis van de plaatsbenaming.

Voor een goed inzicht in de toenmalige situatie, moet men steeds voor ogen hebben dat er in de Middeleeuwen en vele eeuwen erna de Houtleigracht was, gedempt in 1899. Die kwam van het Kuipgat, lag in het verlengde van de Ketelvaart, liep verder in de richting van de Poel en daarna langs een deel van de Ramen, om achter de Drabstraat te verdwijnen en tenslotte ter hoogte van de Breydelstraat opnieuw in de Lieve uit te monden.

Met “water” of “stadsgracht”, waarover sprake in verband met de Ramen, werd dus de Houtlei of Houtleigracht bedoeld die in de loop van de 12de eeuw en wellicht al rond 1100 werd gegraven en de Sint-Michielswijk omsloot. Het westelijk verdedigingsstelsel van de stad omvatte toentertijd naast de gracht, een omwallingsmuur voorzien van een aantal torens en versterkte poorten: Wijkhuis, Zandpoort, Posteernepoort en de grote en machtige Torrepoort of Turrepoort, deze laatste aan beide zijden van de Houtleigracht ter hoogte van de Poel. Later verloor dit verdedigingssysteem zijn nut en zijn funktie.

Aan de Ramen bevonden er zich huizen die paalden aan de Houtleigracht net zoals dat het geval was voor de woningen gelegen aan de Westkant van de Drabstraat en waarvan de bewoners, langs de achterzijde van de panden, toegang hadden tot de gracht en zodoende langs die waterweg de Leie en de Lieve konden bereiken. Een zeer mooie litho vóór 1841, van Heins naar Van Lokeren, toont de Torenbrug, de Torenpoort en geeft een kijk op de Ramen. Aan de hoek van de Ramen en van de Poel verdween in 1841 de nog resterende toren van deze “Turrepoort”.

Vanaf de hoek met de Hoogstraat tot aan de Brouwersstraat stonden in de straat Ramen enkele karakteristieke panden met typische, oude gevels. Eveneens aan de oostkant van Ramen, van het hoekgebouw aan de Poel tot en met het Klein Raamhof, waren de woningen nog, vóór de afbraakwerken medio de jaren 1960, van recentere datum.

In het begin van de 20e eeuw werd op de Poel, zowel aan de noord- als aan de oostzijde, diverse mooie woningen opgetrokken in rij met bepleisterde lijstgevel. Ze vormden samen een evenwichtig geheel dat zich op die plaats zeer goed profileerde. De hele rij vertoonde een doorlopende witte straatwand. Op de hoek van de Poel en van de Ramen was een tijdlang de zaak gevestigd van K. Van Malle, drukker-fotograveur, die een bekend uitgever van prentkaarten was. Later kwam op diezelfde plaats ook nog een antiekzaak tot in 1965 het gehele blok, Poel en Ramen aan de Oostzijde, gesloopt werd om plaats te maken voor een uitgebreid burelencomplex waarin de Diensten der Directe Belastingen ondergebracht waren. De architectuur van dit groot gebouw is het stadsbeeld aldaar zeker niet ten goede gekomen. Het deel van Ramen, gaande van de hoek van de Poel tot aan het Klein Raamhof verloor, op één gebouw en een afsluitingsmuur met een mooie ijzeren poort (anno 1900) na, volledig zijn karakter.

Begin van de jaren 1970 onderging de Westzijde, gelegen tussen de Hoogstraat en de Brouwersstraat, een gelijkaardig triestig lot toen de hele rij onder de slopershamer viel voor de bouw van een nieuw burelencomplex waarin de Diensten van de BTW zijn ondergebracht. Op die wijze ging opnieuw een karakteristiek stadsbeeld in Ramen teloor. Er verrezen twee mastodonten van gebouwen, één aan elke kant van de straat. Het oogt niet fraai en de oude buurt heeft er veel bij verloren.

———-

Bron:

Ghendtsche Tydinghen 1994 – Vol23 N°4