
Een vroegste bron spreekt over “in foro” en dateert van 1208-1212. Wat kan verwijzen naar “openbaar” of “voor het gerecht”. Verder evolueert de naam van “-lacop vander Marct” (1280) naar “sur le Markiet”(1297-1300) tot “-ande Vrindach maerct” begin 14e eeuw.





Op 2 mei 1345, gekend onder “Quaeden Maendach”, vochten de wevers en volders een dodelijke strijd uit op de Vrijdagmarkt. Honderden doden vielen er te betreuren. Jacob Van Artevelde heeft nog tevergeefs trachten te bemiddelen. Het wordt een verschrikkelijke nederlaag voor de volders. Hun deken Jan Baeke wordt gedood.

13 januari 1349 (Goede Disendach): De Gentse wevers, onder leiding van Jan van de Velde en Geeraard Denijs, worden op de Vrijdagmarkt tot de laatste man afgemaakt door aanhangers van de nieuwe graaf, Lodewijk van Male. Geeraard Denijs steunde aanvankelijk Jacob van Artevelde en leidde sinds 1343 de machtige grote nering van de wevers. Hoewel hij in 1345 de hoofdschuldige was in de moord op Artevelde zette hij toch de Engelsgezinde Arteveldepolitiek voort. Zijn val en de nederlaag van de wevers betekenden een goede zaak voor de Fransgezinden: vandaar “Goede Disendach”.

1 februari 1360. De Vrijdagmarkt is die dag het toneel van een afgrijselijk gevecht tussen volders en wevers. De volders worden verpletterd en uitgemoord. Nimmer zullen zij nog van enig belang zijn in het politieke leven te Gent.
In 1381 kwamen de inwoners in opstand tegen de hoge belastingen van de Vlaamse graaf.
19 november 1530. Executie op de Vrijdagmarkt van Ridder Josse De Backere. Dit was de eerste ketterverbranding in Gent. Hij werd reeds in 1528 omwille van zijn “geloofsdwalingen” de tong doorstoken en het haar afgebrand, terwijl hij gedurende 3 jaar een rood kruis op zijn rechtermouw moest dragen.

Tussen 1530 en 1576 werden 87 protestanten op dit plein terechtgesteld. Zo zijn op 7 september 1566 een 3-tal protestanten opgehangen voor het Chastelet, onder wie Ghijsbrecht Cools. Deze was een loodgieter die werkzaam geweest was bij de Vrouwebroers en in augustus 1566 de beeldstormers ophitste en de plaats toonde waar de paters kunstschatten verborgen hadden.
22 september 1599. Jacob de Langlé, hoogbaljuw van Gent, legt de eerste steen van het voetstuk voor het monument dat op de Vrijdagmarkt ter ere van Keizer Karel wordt opgericht.
Op 26 augustus 1796 vond hier op de Vrijdagmarkt, voor de eerste maal in Gent, een executie plaats met de guillotine. Het betrof een jonge wever uit Nazareth die terechtstond voor moord en baanstroperij (struikrover). De laatste onthoofding vond plaats op 25 januari 1822 toen Lieven van Butsele voor vadermoord zijn vuist werd afgehakt om uiteindelijk door de guillotine een kopje kleiner te worden gemaakt.


Nadat Keizer Karel in 1540 de macht van de gilden ontnam kwam het Toreken in privé-handen. In 1883 kocht Gent het terug en na het einde van de noodzakelijke restauratiewerken in 1983 verkreeg het zijn huidig uitzicht. Nu is er het poëziecentrum gevestigd.

Deze locatie doet ons terugdenken aan een verleden van armoede, opstanden, politiek, volksvergaderingen, spanning, huldigingen, terechtstellingen, festiviteiten, rijkdom, … . “Ons Huis”, Edward Anseele indachtig, een verwezenlijking van de Socialistische Werkersverenigingen als eerbetoon aan- en tot nut van de arbeider.
3 Juni 1716. Dood van scherprechter Jan Franck die van 1669 tot 1716 beul was in Gent. Hij was tot in 1669 beul te Duinkerke. Hij deed zijn aanvraag alhier op 22 juli 1669: ” .. van joncx af gheexerceert synde hebbende gedaen vele executies soo metten sweerde, koorde als andersints …”. Hij mocht een proef doen op 9 november 1669 op de Vrijdagmarkt bij de terehtstelling van bakker Jan Caerel Lancksweert. Deze proef scheen bevrediging te geven want hij werd benoemd op 16 november 1669. Jan Franck was geboren te Kleyben in Duitsland en woonde op de Recollettenlei aan de Oordeelbrug tegenover het Kuipgat.

Weetje: 13 maart 1718: Jan-Baptist van Volxsom aanvaardt voor de Staten van Vlaanderen een doek te schilderen, voorstellende de Plechtige Inhuldiging van markies de Prié. Dit namens Karel VI, Rooms keizer, als graaf van Vlaanderen. Deze “Plechtige Inhuldiging” greep plaats op 18 oktober 1717 op de Vrijdagmarkt. Wanneer u dit doek, dat in ons Bijlokemuseum tentoongesteld wordt, voorbijgaat, wees dan indachtig dat van Volxsom meer dan 10 jaar aan dit schilderij heeft gewerkt.



Het Lakenmetershuis werd in 1772 gebouwd naar de plannen van bouwmeester Bernard de Wilde, op de plaats waar voorheen het middeleeuwse steen “De Wulf” stond, waarin oorspronkelijk de corduwaniers of lederbewerkers vergaderden. Het was de plaats waar vanaf 1651 het lijnwaad werd gemeten door de lakenmeters. Voordien gebeurde dit op de lijnwaadmarkt op de Vrijdagmarkt zelf. Het unieke gebouw met halsgevel dateert van 1772. Sinds 1652 is de stad Gent ononderbroken eigenaar van het pand. In de 19de eeuw werd het Lakenmetershuis een tijdlang gebruikt als soldatenpost. Er was daar van 1810 tot 1850 een bisschoppelijke zondagschool. In 1868 werd het pand ingericht als “volksboekerij van het Willemsfonds”.
Zondag 23 februari 1851. Heden had de stichtingsvergadering van het Willemsfonds plaats in het lokaal van “De Tael is gansch het Volk”, Hotel van Kortrijk op de Poel. Het doel van het fonds is de ondersteuning van de Vlaamse taal en letterkunde. Voorzitter werd baron Jules de Saint-Genois (1813-1867). Onder de overige.stichtende leden treffen we aan: Kervijn de Volkaersbeke, voorzitter van de Melomanen; Frans Rens (1805-1874) voorzitter van ”De Tael is gansch het Volk”; Ferd. Snellaert (1809-1872); Heremans (1825-1884) leraar atheneum en Degerickx. Bijna allen waren lid van “De Tael is gansch het Volk”.

In 1902 werd het gelijkvloers ingenomen door een cabaret. De grote zalen en het gelijkvloers werden gebruikt voor socio-culturele activiteiten zoals “’t Spelleke van drei kluiten” van Pierke Pierlala tijdens de Gentse Feesten. In 1902 hadden de laatste ingrijpende verbouwingen plaats. Nadien volgden wel nog kleinere ingrepen, zo werden de kelderzaal, het bijhorend sanitair en de keuken volledig heringericht. In 2001 werd er 150 jaar Willemsfonds gevierd.
In het “Tooghuis”, Vrijdagmarkt 49, zwoeren graven trouw aan de voorrechten van Gent en zijn inwoners. Daar mocht elke Gentenaar zijn betoog houden. De gevel moet gemoderniseerd geweest zijn op het einde van de XVIIIe eeuw. Vele historische herinneringen zijn aan dit huis verbonden. Een gedetailleerde geschiedenis wat dit gebouw betreft is ondermeer te lezen in het boek “Gent” van Mr. Fr. De Potter.
De monumentale ingangspoort, een eiken deur, bevat 2 vleugels waaronder één met een deurraam. Zij meet 3,42 m x 2,39 m breed, het raam 2,13 x 0,94. Opgericht op drie treden vormt het ensemble van de twee vleugels, onder de boog, een perfecte rechthoek.


Op 23 juli 1859 had de gemeenteraad besloten een standbeeld van Jacob van Artevelde te plaatsen op de Vrijdagmarkt. De uitgaven zullen bedragen: 38000 fr (942€) voor het standbeeld en 36000 fr (893€) voor het voetstuk. De staat komt tussen voor 2/3 van de uitgaven, de stad zal het overige derde betalen.
18 November 1894. Inhuldiging van het eerste lokaal van “Vooruit” op de Vrijdagmarkt


In het bijzijn van koning Leopold I werd op 14 september 1863 het majestueus dominerend bronzen standbeeld van Jacob van Artevelde, “Tsok” voor de echte Gentenaar en als Vlaams volksleider de Wijze Man genoemd, ingehuldigd. Het kunstwerk meet 4.70m hoog, het voetstuk 6.50m versiert met de wapens der gilden uit de 14e eeuw en drie taferelen die aan verdragen herinneren die “Tsok” heeft gesloten. Het is het oudste standbeeld van Gent en een creatie van de Gentse beeldhouwer Petrus de Vigne-Quoy (1812-1877).



Deze inhuldiging ging gepaard met 4 dagen feesten. Het zal velen misschien verwonderen, maar in 1863 hadden wij in Gent geen enkel standbeeld. Al de anderen: Lieven Bauwens, Dr. Guislain, enz. kwamen pas later. Heel Gent was in feeststemming. Overal hingen er vlaggen, wimpels, banieren, wapenschilden en andere versieringen. Op de Vrijdagmarkt die zwart zag van het volk waren 2 grote tribunes opgetimmerd. De mensen hingen letterlijk uit de vensters, zaten op de daken, in de goten, in de bomen. Niemand wilde iets missen van het groots schouwspel. Rond 14 uur kondigden 21 kanonschoten de komst aan van de Koninklijke trein. Aan het station was de Burgerwacht en een deel van het garnizoen opgesteld. Koning Leopold I, de Hertog en de Hertogin van Brabant en de Graaf van Vlaanderen reden eerst naar het Gouvernementshotel, terwijl een stoet waar practisch alle Gentse maatschappijen in vertegenwoordigd waren rechtstreeks optrok naar de Vrijdagmarkt.

De koninklijke tribune was opgesteld rechtover het standbeeld. Wat verder stond er een reusachtige estrade waarop 1200 zangers opgesteld stonden. De kern werd gevormd door de “Société des Choeurs”; de versterking gevormd door leerlingen van de stadsscholen en door zangkoren uit Aalst, Baarle, Brugge, Dendermonde, Deinze, Gavere, Ieper, Lokeren, Mechelen, Oostakker, Oudenaarde en Sint-Niklaas. Om 15 uur arriveerden op de Vrijdagmarkt het Stadsbestuur vergezeld van de Ministers Rogier, Van den Peereboom en Van der Stichelen. Kort daarop kwam de Koning met zijn gevolg plaats nemen op de eretribune, uitbundig toegejuicht door de bevolking. Na de toespraak van Burgemeester Charles de Kerchove de Denterghem, werd de nu nog zeer gekende cantate “Jacob Van Artevelde” uitgevoerd, op muziek van August Gevaert en tekst van Napoleon Destanberg. Een schouwspel om nooit te vergeten, evenmin als de ovatie die opsteeg uit alle borsten na het weeklinken van de laatste akkoorden.
Na de plechtigheid werd de beeldhouwer Pierre De Vigne door de Koning gedecoreerd. ‘s Avonds werd er een banket aangeboden aan de vorst in de Opera. De volgende dag, juist voor zijn vertrek, huldigde hij nog vlug de Frère Orbanlaan in. Maar toen de Koning al lang weer in Brussel zat gingen hier de feestelijkheden door: 2e uitvoering van de cantate op de Vrijdagmarkt, feest in het Casino, volksbal op de Kouter. De feestelijkheden werden besloten met een groot concert in de Dierentuin door het muziekkorps van het 7e Linieregiment en ‘s avonds met een luisterrijk Venetiaans waterfeest. Het standbeeld staat precies op de plaats waar dat van Keizer Karel destijds stond. Oorspronkelijk stonden op de 4 hoekpunten 4 heraldische leeuwen. Zij werden in 1869 vervangen door de nu nog bestaande vrouwenfiguren.


In juli 1980 werd Jacob van zijn voetstuk weggenomen en overgebracht naar het depot op de Begijnhoflaan, en dit voor de bouw van de ondergrondse parking.
Eerder leidde de “Blijde Inkomst” van de aartshertogen Albrecht en Isabella tot feestelijkheden gedurende 6 dagen lang, meer bepaald van 28 januari tot en met 2 februari 1600. Opmerkelijk was de plechtige onthulling van een monumentale zuil op de Vrijdagmarkt ter ere van Keizer Karel, grootvader van Isabella.
De oprichting van dit gedenkteken was mogelijks een eerste monument ooit opgericht op een plein in België. Het houten beeld,van 12.5 m hoog was het werk van de Antwerpse “beeldsnydere” Robert de Nole. De Vrijdagsmarkt heette dan ook toepasselijk “de Keizerplaatse” zolang het standbeeld van Keizer Karel er pronkte. Maar 62 jaar later was dat hout volledig verrot en het keizerlijk hoofd plofte neer op de Vrijdagmarkt.

Men maakte dan een 2e standbeeld, ook in hout, maar deze keer van een betere kwaliteit. Dat belette niet dat het in 1717 bij een hevige storm naar beneden donderde. De schade bleef beperkt en de Keizer werd opnieuw naar boven gehesen, maar hij had wel onzichtbare inwendige kneuzingen opgelopen die er voor zorgden dat hij in 1774 ook volledig verrot was.
Op 26 augustus 1775 richtte men een nieuwe zuil op, maar aangezien het 3e standbeeld niet klaar was, werd het silhouet van de Keizer uit een plank gesneden en zijn trekken werden daarop geschilderd. Deze groteske parodie van een standbeeld werd op de zuil gemonteerd en zou gedurende 4 jaar de spotzucht van de voorbijgangers opwekken.

De heren van het stadsbestuur hadden het nochtans goed bedoeld, want ze waren van plan een standbeeld te laten maken in geslagen koper. Maar toen kregen ze een koude douche onder de vorm van een brief ondertekend door Karel van Lorreinen. Daarin werd gezegd dat in plaats van goede sier te maken, zij beter een deel van de schulden zouden afbetalen die zij nog moesten aan Hare Majesteit en dat het in alle geval verboden was verder te werken aan dit standbeeld.
Het werd dan maar opnieuw een houten kunstwerk dat er kwam in 1779. Een lang leven was deze kolom niet gegund want op 18 november 1792 trokken 12 paarden van de Franse Sansculotten, verzetstrijders, het kunstwerk omver om eenvoudigweg vervangen te worden door een vrijheidsboom. De Vrijdagsmarkt was nu gekend als de ‘Place de la Liberté”.
Op 22 september 1794 pronkte het beeld van “de Vrijheid” op het voetstuk. Vervolgens is er ten tijde van Napoléon een kolom geplaats met het beeld van Bellone hier op de “Place de l’Empéreur”, de huidige Vrijdagmarkt.
In 1814 trokken de Russische kozakken het Gentse centrum in en bivakkeerden op de Kouter nadat de Fransen gevlucht waren. Kolonel Bogaloff, hun leider, kreeg van de Gentenaars al vlug de naam “Peetje kozak” mee. De kozakken hadden de rare gewoonte hun paard mee te nemen in de woningen en alle lekkere hapjes te verorberen om bij vertrek te melden dat “borgemeester alles betalen”. Na enkele weken was het tijd om de aftocht te blazen en vertrokken de Russen waarbij Peetje kozak de menigte op de Vrijdagmarkt nog enkele muntstukken toewierp.

2 juli 1842. De gemeenteraad had op 21 oktober 1841 een besluit goedgekeurd waarbij de taks op het zegelen en meten van de stukken lijnwaad op de Vrijdagmarkt vervangen wordt door een enig recht van 25 centimes per stuk lijnwaad en dit zowel voor de stukken verkocht op de markt als op de stukken die opgestapeld zijn in de kelders in de omgeving van de markt door de “kutsers”. Over dit besluit is er een betwisting met de provincie waaruit blijkt dat dergelijke taks reeds bestond voor 1685 en dat ook in andere steden zo een taks wordt geheven. Tot heden werd het innen van deze taks verpacht. Zo lezen we in het verslag van 22 messiclor jaar XIII (11.7.1805), dat het innen van de rechten op het lijnwaad werd verpacht voor 1654fr (41€) voor zes maanden. De pachter dient een verzoek in om vermindering daar hij onwetend was van sommige toestanden. De stad bevreesd het proces te verliezen, vermindert het pachtrecht tot 827,21fr (20.51€). Het is onmogelijk hier het reglement van de lijnwaadmarkt te bespreken. Op 2 juli 1842 wordt de dienst van het octrooi nu belast met het innen van de marktrechten op het lijnwaad. Daartoe worden een ontvanger, een inspecteur en drie toezichters aangesteld. Als wedde ontvangen ze een percent op de bruto-inkomsten nl. de ontvanger 3%, de inspecteur 2% en de toezichters 1,5%. Ze hebben er dus voordeel bij hun werk nauwkeurig te doen. De “timbreurs”, meters, trekkers en vouwers die in dienst waren blijven behouden en ontvangen 1,50fr (0.04€) per werkdag. De dienst is ondergebracht in het Lakenmetershuis op de Vrijdagmarkt. In 1843 bedragen de netto-inkomsten van het zegelrecht op de lijnwaadmarkt 5494,90 fr (136.22€)(register ontvangsten).
De waterfonteinen dateren van eind van 19de eeuw. Ze waren een typisch produkt van de Belle Epoque . Vier drinklagen waren voorzien nl. voor vogels, mens, paard en hond. Stadsbewoners konden hier hun dorst stillen alhoewel ze dat liever deden met bier en wijn. Hoe zou je zelf zijn?

Deze drinkwaterfontein op de Vrijdagmarkt draagt langs de andere kant ook een gelijkaardig plaatje met als opschrift “Maatschappij ter bescherming der dieren” en op de rand van de drinkbak voor paarden staan ook plaatjes met als opschrift “Gift van Mijnheer Louis Verhaeghe De Naeyer”-“Don de Monsieur Louis Verhaeghe De Naeyer”. Suzanne Janssens haar boek “In het openluchtmuseum te Gent, de Arteveldestad” (1980) beschrijft dat in 1911 de draak werd neergelaten om de herbouw van de klokketoren van het Belfort te realiseren. In afwachting van de terugkeer op het Belfort dd 1913 is de draak tentoongesteld in de aula van de universiteit in de Voldersstraat. De entreegelden van deze tentoonstelling kwamen ten goede aan de Gentse afdeling van de voornoemde Koninklijke Maatschappij der Dierenbescherming, die ze benutte voor het plaatsen van drinkbekkens langs de straten ten behoeve van honden, trekdieren en vogels.


Volgens een krantenbericht van 2012 zouden 6 dergelijke drinkwaterfonteinen worden teruggeplaatst, waaronder één op Korenlei, één op de Kraanlei, één aan de Sint-Baafskathedraal en één op de Vrijdagsmarkt. Ze hebben echter niet allemmal het zelfde model. Sedert 1963 stond er een marmeren drinkbekken aan de Oude Beestenmarkt doch dit verhuisde in 1992 naar Kalandeberg. Op het exemplaar op de Vrijdagsmarkt staat ook vermeld dat het een Brusselse constructie is.
21 September 1902. Inhuldiging van het socialistisch lokaal “Ons Huis” op de Vrijdagmarkt. Het was niet de eerste maal dat dit gebeurde, want 8 jaar voordien in 1894, waren de nieuwe grote magazijnen ingehuldigd. Ze bevatten o.m. een schoenwinkel, een afdeling ondergoed, breigoederen, vrouwenkleren, kruidenierswaren, manskleding. Op de 2e verdieping was de naaizaal voor kleermaaksters en bottinestepsters, op de 3e verdieping de schoenmakerij. Maar dit alles werd volledig vernield door een brand in 1897. Een jaar later reeds werd de eerste steen gelegd van het nieuw gebouw dat, eveneens als het Feestpaleis in de St-Pietersnieuwstraat, ontworpen werd door architect Ferdinand Dierkens. De inhuldiging van het nieuw gebouw viel samen met de ingebruikname van de nieuwe lokalen van de “Volksdrukkerij” op de Hoogpoort.

Een ogenblik vreesden de socialisten dat hun feest in het water zou vallen omdat 2 dagen voordien Koningin Marie-Henriette in Spa overleden was, maar Burgemeester Braun maakte geen bezwaar en liet het feest doorgaan. De Vrijdagmarkt was herschapen in één grote estrade; grote beschilderde doeken op de achtergrond beeldden de lastige strijd van de Gentse arbeiders uit. Het prachtig affiche om de feestelijkheden aan te kondigen werd ontworpen van de toen in Italië verblijvende Jules Van Biesbroeck. ’s Morgens (het was een zondag) doorliep een indrukwekkende stoet, versterkt door talrijke afvaardigingen van andere steden, de stad. Toen hij om halfeen aankwam op de Vrijdagmarkt was deze reeds door een dichte menigte ingenomen. Hij had alle moeite om zich door de massa te wringen.
Wanneer een beetje na 1u. bazuingeschal weerklonk van op de top van het nieuw gebouw, stroomde er nog steeds volk van uit de Waaistraat en kwamen nog steeds muziekkorpsen en vaandels aan. Na een 2e bazuingeschal werd de rode vlag gehesen en, zoals men schreef “werd de Tempel aan het volk geschonken.” Het oud vaandel van de wevers werd op het verhoog geplaatst. En dan kwamen de redevoeringen aan de beurt op de door de zon overgoten Vrijdagmarkt. Als eerste, wie zou daar ooit aan getwijfeld hebben, kwam Eedje Anseele aan de beurt. Hij bracht hulde aan de “Broederlijke Wevers”, de koene, onbewuste voorkampers van het socialisme in België. Daarna volgden sprekers uit Antwerpen, Brussel, Leuven, Namen, de Borinage, enz. Als bekroning werd ‘ s narniddags de speciaal voor deze gelegenheid gecomponeerde cantate uitgevoerd. Verschillende kringen die bij “Vooruit” aangesloten waren en samen 1.000 zangers leverden, zongen “Vooruit’s Roem”, een werk van de gekende socialistische toondichter Jef Van der Meulen.
Jef Van der Meulen
Deze componist was leider van de “Harmonie Vooruit” en van het “Zangkoor De Marxkring” en mag omschreven worden als huiscomponist van “Vooruit”. Jef is geboren in 1859 in de volksherberg “Het Hertje”, gelegen in één van de huisjes die aanleunden tegen het Gravensteen. In zijn jeugdjaren trommelde hij daar regelmatig op de piano voor de trouwe stamgasten want muzikaal talent had Jef wel.
Op het Conservatorium kaapte hij de eerste prijzen weg in serie: in 1887 deze voor Solfège en Alto, in 1888 voor Hogere Harmonie en Contrapunt en in 1889 voor Fuga. Hij volgde lessen in compositieleer bij directeur Samuel en zal als leraar harmonie aangesteld worden aan het Conservatorium. Vele van Van der Meulen’s werken waren gelegenheidscomposities. Gekend zijn “Werelds Requiem” in 1892 als hulde aan de vrijdenkers, een Jubelcantate in 1907 ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van de katoenwerkersvereniging, de cantate “De Arbeid” dd 1910, uitgevoerd in de “Nieuwe Circ” door 800 kinderen en “Pre-Memoria” ter ere van de helden van de Commune van Parijs. En wat kon hij als Gents componist minder doen dan een “Henley-Marsch” schrijven?

Eén van zijn meest gekende cantates is “Vooruit’s Roem” die uitgevoerd werd op 21 september 1902 door 1.000 zangers ter gelegenheid van de inhuldiging van “Ons Huis” op de Vrijdagmarkt. Al deze socialistische werken mogen ons niet doen vergeten dat Jef Van derMeulen een “componist tout-court” was en dat hij meerdere lyrische werken componeerde waarvan “De Vlasgaard” het meest gekende is. Het werd in 1905 gecreëerd in de Vlaamse Theater en 4 jaar later kwam er een Franse versie “Au Pays de Lin” in de Opera. Op een gegeven moment heeft hij ook nog de zangafdeling van “Van Crombrugghe’s Genootschap” gedirigeerd en was Jef ook de rechterhand van Florimond Van Duyse bij de organisatie van de liederavonden van het Willemsfonds. Hij kwam te overlijden op 26 september 1931.
Vanaf 1874 reed er een paardentram over de zuidwestkant van de Vrijdagmarkt op de lijn tussen Langemunt en Sint-Jacobs. In 1899 werd deze lijn vervangen door accutrams en vanaf 1904 door trolleytrams. Tot 1907 was er aldus een dubbele tramijn door de smalle Langemunt! Vanaf 1907 werd het traject over de Vrijdagmarkt en in de Langemunt nog enkel in de richting van de Korenmarkt gereden. De andere richting liep langs de in 1900 pas geopende Borluutstraat, nu Belfortstraat. Nadat deze tramlijnen werden vervangen door bussen werd de Vrijdagmarkt een busstation. Rond de jaren 1960 stond het plein nog vol met auto’s en bussen.
Op 3 juli 1980, na 117 jaar de Vrijdagmarkt te hebben gesierd, verdwijnt het standbeeld van Jacob Van Artevelde uit het stadszicht voor de aanleg van de ondergrondse parking. Twee jaar later, in 1982, verrijst Jacob opnieuw centraal op de Vrijdagmarkt bovenop de parking. Ook de markten, feesten en kermissen vinden opnieuw plaats.

Interessant om weten is dat in 1906 het carrousel (vermaak) van cinématograaf Vanderzypen in de aangrenzende Baudeloostraat vele Gentenaars een eerste kennismaking met de bewegende beelden bezorgde.
Leopold De Buck alias “Lotsuure
Leopold De Buck ziet op 25 september 1844 het levenslicht. Hij stond met een kraampje “sneukelderijen” (snoep) op de Vrijdagmarkt en beschikte over een redelijk uitgebreid assortiment van “boterspekken, vlienderspekken, kirremelle, babbelirs, bîeteraove, mammetsoeze, etc. Zijn grote specialiteit was evenwel: “hîetekoeken”. En dan nog wel heel speciale hetekoeken. Ze werden ter plaatse gebakken op een het plaat. Een door de vakman juist gedoseerde lepel deeg op de plaat gebracht deed die in een mooie cirkelvorm uitspreiden tot aan de rand. Dan, een behendige zwier met de pale en de koek lag omgekeerd op de plaat. Dit voor het courant model aan 3 centiemen. Maar dan was er nog de “super-de-luxe”, de grote specialiteit van het huis tegen 2 cens en half, anders gezegd 5 centiemen of een halve kluit. Terwijl het deeg aan het bakken was werd er een “babbelirre” ingelegd. Door de hitte van de plaat ging deze babelutte prompt aan het smelten en vermengde zich intiem met het deeg. Een lekkernij die ongetwijfeld nu nog velen zouden appreciëren.
Vanwaar die eerder zonderlinge naam “Lotsûure”? Daar bestaan verschillende versies over. De meest waarschijnlijke is dat de man in kwestie beschikte over één of meerdere oren waarvan de vorm minder aantrekkelijk was, die alleszins ver beneden de normen lagen die normaal gehanteerd worden voor menselijke oren. En weet dat de Gentenaar over het algemeen slechts enkele seconden nodig heeft om voor het even wie of wat een bijnaam te vinden is het mysterie meteen opgelost. De straatjongens riepen dikwijls: “Hé baos, bak mij ne kîer nen hietekoeke mee e lotsûure in”.
Het beroep van Leopold De Buck zat in de familie. Zijn grootvader Pier uit de Wolfsteeg had onder het Hollands Bewind van onze burgemeester en wethouders het recht gekregen om als oorlogsinvalide alle dagen met een open kraam op de Vrijdagmarkt te staan waar hij pannekoeken en sneukelwaren mocht verkopen tot onderhoud van zijn gezin. Hij werd daarenboven ten eeuwige dage vrijgesteld van alle belastingen voor hem, zijn kinderen, zijn kleinkinderen en zijn achterkleinkinderen die het bedrijf zouden verder zetten. Pier zal wel bijzonder blij geweest zijn met dit privilegie, maar hij kon ook niet wete ndat zijn kleinzoon jaarlijks 300 fr. moest afdokken, iets wat in die tijd zeker geen gering bedrag was. Onze Leopold met de beroemde oren stierf hier op 22 Februari 1929.





——————–
Bron:
Ghendtsche Tydinghen 1972 – Vol1 Nr
Ghendtsche Tydinghen 1974 – Vol3 Nr4
Ghendtsche Tydinghen 1975 – Vol4 N°2
Ghendtsche Tydinghen 1976 – Vol5 N°6
Ghendtsche Tydinghen 1979 – Vol8 N°1
Ghendtsche Tydinghen 1995 – Vol24 N°2
Ghendtsche Tydinghen 1997 – Vol26 N°3
Een geschiedenis van Vlaanderen – Henri Van Daele
Ghendtsche Tydinghen 2007- Vol36 N°1/N°5
Ghendtsche Tydinghen 2008 – Vol37 N°1/N°4
Ghendtsche Tydinghen 2010 – Vol39 N°2N°3
Ghendtsche Tydinghen 2012 – Vol41 N°4
gentblogt-archief.stad.gent/2014/07/18/albert-sugg-en-de-belle-epoque-in-gent
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.