Rietgracht (13e eeuw)

De Rietgracht vormde de grens van het rechtsgebied van de stad Gent. Deels gegraven in de loop van de 13e eeuw omsloot deze onbevaarbare gracht enkele landelijke gehuchten (Ekkergem, Rooigem, Meulestede), weilanden en industriegebieden.

Dit gezagsgebied werd het Vrije of de Vrijheid van Gent genoemd, waarin de Gentse stadsmagistraat een beperkte juridische en administratieve bevoegdheid verkreeg. De Karolijnse Concessie van 1540 legde definitief het rechtsgebied vast dat tot begin 19e eeuw zou gelden. De grenzen van grachten en stadsomwalling bezaten zowel een verdedigend -als een afbakenend karakter.

Deze watergracht vervolgde zijn weg door de Grensstraat via de Lieve tot de Meulestedesteenweg, doorheen het huidige kanaal Gent-Terneuzen ten noorden van de Glasgowstraat, verder oostwaarts langs het Groot Dok, de Afrikalaan tot de Halvemaanstraat, langs de huidige Engelbert Van Arenbergstraat en Wolterslaan tot de Schelde. De zuidelijke en westelijke Rietgracht omsloot de landelijke gebieden van Sint-Pieters-Aalst en Sint-Pieters-Aaigem die toebehoorden aan de Sint-Pietersabdij. De versterkingen werden echter niet zover uitgebreid.

Het oude Wondelgem kwam zo binnen het district te liggen terwijl Vroonstalle-Marca erbuiten lag. De kerk van Wondelgem met ommuurd kerkhof, opgericht tussen 1105-1156, bevond zich op de plaats van de huidige watertoren in de Maïsstraat en behoorde toe aan de St.-Baafsabdij en Ekkergemkerk. Na de bouw van de nieuwe kerk op de Vroonstalledries (17e eeuw) werd de oude afgebroken. Samen met de Burcht van de Schout (het Paviljoen), eveneens in de Maïsstraat waar zich later een spin- en weverij (UCO) zou vestigen, behoorden deze gebouwen nu tot het Vrije van Gent of “Banmijl”. Drie bruggen werden er ontworpen die voor verbinding moesten zorgen nl. tussen de Lindestraat en de Poperingestraat , tussen de Gentse Aardeweg en de Veronicastraat en één tussen de Kouterstraat en de Dracoenastraat.

De Rietgracht was een waterloop die maar op weinige plaatsen bevaarbaar was. Waardoor het onder de wet op de politie dd.7 mei 1877 van onbevaarbare en onvlotbare waterlopen viel. Door deze wet dienden de gemeenten alle waterwegen te inventariseren. Als uitgangspunt werden de onbevaarbare en onvlotbare kanalen als natuurlijke waterwegen aanzien. Binnen de oude stadsomwalling kregen ze het statuur van “stadswaterloop” mee onder de bevoegdheid van de stad.

De stadsuitbreiding zou Gent in 1977 doen fusioneren met 10 randgemeenten wat zijn administratieve oppervlakte op 15600 hectare bracht.

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.