Velocipèdes

SNELLE FIETSERS IN DE BELLE ÉPOQUE

Gents liedje, rond 1880

’t Gerij is verbeterd, ’t is per velocepeed,

Dat men de nek kan breken en de kasseien meet.

Ge maakt er soms vieze kuren,

ofwel een karpelsprong,

Als men op een half ure wil rijen naar Terdong (Terdonk)

Bezorgd als steeds om onze veiligheid, ontwierpen de Gentse schepenen in 1891 en in 1898 een reglement op de “rijwielen”, dat ook aandacht besteedde aan overdreven snelheid. Daar was blijkbaar reden toe. Zo verscheen in 1890 in de Gazette van Gent dit berichtje: “Zondag namiddag rond 4 I/2 ure, kwam een jonge heer, op een velocépède gezeten, den Boulevard Frère-Orban opgereden. Door zijn vlug rijden merkte hij niet dat hij een jongen van omtrent I0 jaar oud met zijn gerij aanraakte en meesleurde. De jongen viel en werd tamelijk erg gewond opgenomen. De velocepedist heeft aan de ouders van de jongen I00 frank (toen véél geld) gegeven als vergoeding voor het aangedane leed.”

De fiets was toen al sterk verspreid. In 1899 telde men in Oost-Vlaanderen meer dan 12.000 fietsen. Het Volk schreef in 1891: De velocepeden komen meer en meer in de mode. Met enige jaren zal elke burger en vele werklieden er één hebben ’t Zal oprecht geestig zijn rijken, burgers, werklieden, soldaten, agenten en garde-civieken (stadswacht) op tweewielers te zien rijden. Alleen de pastoors waren er nog niet bij. De Belgische bisschoppen verboden het fietsgebruik door geestelijken. Bij de agenten daarentegen was het van moetens. Zo kregen de agenten van Brussel, door beslissing van de burgemeester, een maand tijd om te leren fietsen.

Fietsenhandels waren gevestigd op de meest prestigieuze en duurste plaatsen in de stad. Hier een publiciteit uit 1894 voor een handel op de Korenmarkt en in de Veldstraat. Let op het uiterst modern kadertype van de fiets.

Maar gevaar dreigde alom en het zat in de aard van het beestje. Ons woordje velo dat uit al die velocepeden afgeleid werd, stamt immers simpelweg uit ‘snelheid’ (velocitas) en een velocépède is snel door de voettrappers. Hoog tijd dus om in te grijpen en liefst ook geen misverstanden laten bestaan. In een eerste Gentse gemeentereglement (1891) was men nog vaagjes bij “overdreven snelheid” blijven steken, maar in 1898 luidde het heel precies: “Het is op heel het grondgebied der stad Gent streng verboden de rijwielen te doen rollen met eene snelheid grooter dan die van eenen man op gymnastischen pas, zij het I0 kilometer per uur. Deze vaart moet vertraagd worden aan het keeren of het kruisen der wegen, in de smalle straten en op bruggen.” Nog een andere bepaling voegde er aan toe: “Het is aan de wielrijders verboden zich over te leveren aan loopstrijden of andere oefeningen welke het gemak of te veiligheid van het verkeer der voetgangers in gevaar kunnen brengen.” Dat gold alleen maar voor ongeorganiseerde koersen of sprintjes tussen heren die zich eventjes met elkaar wilden meten of indruk maken op de meiskes.

Wielerwedstrijden werden al langer ingericht. Het gemeenteraadslid Léon Hallet, advocaat wonende Muinkkaai 2, kon hiermee maar moeilijk akkoord gaan. Hij stelde een wijziging voor die goedgekeurd was in eene vergadering der consuls van den Belgischen Wielrijdersbond van onze stad en die ook de steun kreeg van de Touring-Club van België, waarvan Hallet trouwens provinciaal afgevaardigde was. Ook deze laatste vereniging was toen een machtige wielrijdersmaatschappij, zo stelde Hallet. Vergeten we niet dat er toen nog vrijwel geen auto’s onze wegen onveilig maakten.

Het achtbare lid drukte zijn voornaamste bezwaar als volgt uit: “De stad Gent heeft een grote uitgestrektheid en ook eene grote verscheidenheid in de belangrijkheid van het verkeer. Zekere van onze wegen zijn buitenwegen en ook daar is het niet toegelaten ze te doorlopen in een snelle vaart van 15 kilometers per uur, wat overeenstemt met de snelheid van een herenrijtuig (paardenkoetsje).” Die hoge snelheid moest echter wel aangepast worden in de binnenstad en op andere drukke plaatsen. Als toegeving vroeg Hallet, in naam der wielrijders, wel dat de plegers van vluchtmisdrijven maximum straffen zouden opgelegd krijgen. Immers: De wielrijder die een ongeluk veroorzaakt of een overtreding begaan heeft, kan gemakkelijk aan de bestraffing van de politie (te voet) ontsnappen. Daar moest streng tegen opgetreden worden.

11 april 1869. De wedstrijd voor velocipeden op de Begijnenvest op 31 maart 1869 werd een fiasco. Aan het feest had de “Fliehende Fanfare”van Keulen met veertig leden haar medewerking verleend. Het feest werd hernomen op 11 april en lokte een massa toeschouwers

———-

Bron:

Ghendtsche Tydinghen 2004 – Vol33 N°3

Ghendtsche Tydinghen 1980 – Vol9 N°2