Ontspanning

1. Guinguettes, afspanningnen en estaminets (–> zie ook Guinguette)

2. Poppenspel (–> zie ook Poppenspel)

3. Ijspret en roeisport (–> zie ook Sport)

4. Maatschappijen, werkmanskringen en een volkshuis

5. Wijkbioscopen en een zwembad

1. De guinguettes, afspanningen en estaminets

Nog tijdens de eerste helft van de 19e eeuw kwam men aan het eind van de Phoenixstraat in open veld terecht waarin hovingen, boerderijen, weiden en meersen waren alwaar ook de guinguettes zich bevonden. Dat waren boerenherbergen en afspanningen waar de burgerij tijdens de zomerse dagen heentrok om er een hapje te eten terwijl de kinderen zich op primitief ineengestoken paardemolentjes en schommels amuseerden. ’s Zomers zaten de gasten in prieeltjes buiten. Kwam er dan eens een muzikant voorbij dan werd er gedanst voor zover er daarvoor ruimte was.

Eén der meest gekende afspanningen was “Den Hulsteboom” aan de huidige Bevrijdingslaan. Deze herberg, aan een oude bareel gelegen, was van ouds bekend omdat de diligences, vrachtwagens en koetsen daar halt hielden om tol te betalen. Van verre herkenbaar aan drie hulstebomen vóór de afspanning (foto 50) was deze zaak bij de stedelingen bekend om zijn uitstekend boerenbrood met hesp. Andere, zeer populaire guinguettes op Rooigem waren deze dicht bij de Leie gelegen, onder meer “Het Motje” bij de latere Rooigemlaan, en “De Zwaan” in de Nettestraat (nu Nekkersput-). De wandelaars gingen er steevast naartoe voor de culinaire specialiteiten, de waterzooi, de paling en de gebakken blieken die in grote hoeveelheden door de hongerige cliënten werden verorberd.

Reeds in 1838 voorzag de eigenaar van ’t Motje zijn instelling van een afgebakende zwemkom in de Leie! Tot wanneer deze exclusiviteit bleef bestaan, konden we niet achterhalen. Andere guinguettes waren o.m. de “Allée Verte” op de Groendreef en aan de overkant van de vaart, de “Champs Elysées”. In 1847 werd achteraan deze guinguette een danszaal met galerij gebouwd, verlicht met gasbekken. (Het was deze zaal die tussen 1851 en 1866 tot kapel voor de Brugsepoortwijk diende.) Zeer bekend waren eveneens de guinguettes “De Bargie van Brugge” en “Den Hert” (allebei in de Phoenixstraat) en “De Kroon” (Kroonstraat).

Ook de gewone herbergen of estaminets blijken talrijk geweest te zijn, maar dan voornamelijk na de eerste helft van de negentiende eeuw. Gezien de bijzonder hoge arbeidersbevolking noteerde men ca. 1900 in de Rooigemstraat (nu gesplitst in Ketting- en Ooievaar-) een twintigtal cafés!

2. Poppenspel

Tijdens de 19e, begin 20e eeuw floreerde ’s winters, zowel voor volwassen arbeiders als voor kinderen, het poppenspel, dicht verweven met de sociaal-economische toestand van de arbeidende bevolking. Deze “spellekens” werden door arbeiders of hun vrouw uitgebaat die daarin een kleine bijverdienste zagen. De bekendste op de Brugsepoort waren deze van Jean-Baptist Van den Bossche in de Haspelstraat, van Pol Blek in de Rooigemstraat, van Bruynooghe op de Groendreef, van Mie Talluure in de Hulstboomstraat, van “’t Papieren Manneken” in de IJzerstraat (nu Hekelaars-) en van Koletje Patat in het Leiekaaibeluikje.

3. IJspret en roeisport

De Rooigem bleef tot het eind van de 1930-er jaren bekend in verband met het schaatsen of schaverdijnen, het sleeën, kortom de ijspret op de Drongense meersen, tussen het Brughuizeken en Mariakerke. Elk jaar, tussen 1 november en 1 maart, werd de Rooigemse molen stilgelegd zodat het water de meersen kon bedekken. Bij sterk en langdurig vriesweer lagen die dan spiegelglad en vele honderden ijssportliefhebbers kwamen erheen. Tijdens de harde winter van 1895 was er op de ijsvelden op de Drongense meersen een snelheidswedstrijd ingericht tussen fietsers en sleden door paarden getrokken. Midden een echte kermissfeer konden zowel de sportieven als de kijkers hun hartje ophalen. Er stonden trouwens verschillende kramen waaraan drank en voedsel werd verkocht. Daartussen enkele bankjes waar men de schaatsen kon aan-of uitdoen of waarop men gewoon een poosje op adem kwam. In 1922 werd de vreugde reeds enigszins getemperd toen een spoordijk doorheen de Bourgoyen werd getrokken. Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog bestond het jaarlijks schaatsfestijn niet meer.

Tijdens de 19e eeuw werd de roeisport uitsluitend door de jeugd uit de begoede klasse beoefend. De “Club Nautique”, de eerste Gentse roeimaatschappij, werd in 1871 opgericht. Ze had in ’t begin haar lokaal in “De Zwaan” op de Noordkaai. In 1906, 1907 en 1909 won deze club, samen met de “Sport Nautique” de gegeerde “Grand Challenge Cup” tijdens de Royal Henley Regatta. De “Regattes Gantoises”, gesticht ca. 1885 had haar lokaal op de Elyzeese Velden.

4. Maatschappijen, werkmanskringen en een volkshuis

In 1820 werd de “Gentse Gilde der kruisboogschutters van Sint-Rochus” gesticht. Hun lokaal bevond zich lange tijd in de herberg “L’Union” in de Phoenixstraat. Later traden ze geregeld op tijdens de Gentse Feesten. Omstreeks 1880 werd in de Boomstraat 33 de schuttersmaatschappij “De Ware Vrienden” opgericht. De 1e juli 1867 werd de fanfare “De Vrijheid” gesticht. De vergaderingen en repetities gingen door in “De Oude Kroon” op de Zuidkaai. Eveneens op Rooigem werd ca. 1870 de koormaatschappij “De Vlaamse Liedertafel” opgericht evenals de “Symphonie Gantoise”. De eersten hadden hun lokaal op de Groendreef, de anderen in de Phoenixstraat en tien jaar later stichtten enkele muzikanten “De Trompettersgalm” op de Leiekaai.

Prof. dr. François Laurent richtte in 1868 het werkersgenootschap voor meisjes op, de “Vreugd in Deugd”, waarmee hij zijn bijzondere belangstelling bewees inzake de verstandelijke vorming der arbeiders. Dat was de eerste Laurentkring te Gent. De voorzitster was Mevrouw Van Hauwaert, directrice der adulternessen aan de stedelijke meisjesschool op de Brugsesteenweg (nu Bevrijdingslaan). De vergaderingen grepen plaats de zondagnamiddag en de maandagavond. De leden waren uitsluitend meisjes uit die adultenleergangen. “Vreugd in Deugd” kreeg een nationale faam door haar zangafdeling onder de leiding van Mevrouw Miry. Deze organiseerde ook concerten en toneel en later werd er ook aan lichamelijke opvoeding gedaan. (52)

Ca. 1870 stichtte de Progressieve Liberale Kring een jongerenorganisatie “De Jonge Wacht” op de Brugsepoort In 1880 volgde de oprichting van de Laurentkring voor mannen ‘”t Geluk in ’t Werk”, gevestigd in de Rooigemstraat (1991 Ooievaar-). Ook dit werd een koormaatschappij maar men deed later ook aan turnen en aan toneel. De nodige financiële steun kwam oorspronkelijk uitsluitend van Laurent zelf, later ook van de leden. Langs katholieke zijde streefde men ernaar zoveel mogelijk jongens bijeen te krijgen in hun patronages en ’t werkvolk in de werkmanskringen. In de scholen op de Groendreef en in de V ossestraat waren deze gevestigd voor de jongens en de mannen. De meisjes kregen hun lokaal in de Kiekenstraat en de Elyzeese Velden.

Op de Zuidkaai, in het lokaal “De Oude Kroon”, werd in 1881 de toneelmaatschappij “Onze Moedertaal vooruit!” opgericht. Hun kenspreuk was “Vlaanderen den Leeuw”, verwijzend naar Hendrik Conscience.Daarnaast bestond, sinds 1 mei 1871 de “Gymnastische Volksmaatschappij”. Ze hield haar vergaderingen en oefenstonden in het estaminet “Den Hert” in de Phoenixstraat en droeg als kenspreuk “Werken is nooit verloren”. In tegenstelling met de andere Gentse turnmaatschappijen, die enkel te betreden waren door de burgerij, werden hier kosteloos volksleergangen in gymnastiek gegeven aan arbeiders tussen de 16 en de 30 jaar. Wel moest men van onberispelijk gedrag zijn.

Circa 1894 hadden de socialisten Gent in tweeëntwintig afdelingen gesplitst. Daartoe behoorde ook de Brugsepoort. Het duurde echter tot september 1911 vooraleer het wijklokaal der “Verbroedering” in de Meibloemstraat werd ingehuldigd.(*) Omstreeks 1935 werd dit ook de wijkclub “Jozef de Graeve” genoemd naar de vooraanstaande partijge-noot die heel wat voor deze club had gepresteerd. Tussen de twee wereldoorlogen in beschikte dat volkshuis over een groot café, een toneel-en feestzaal, een bioscoop, een muziekafdeling, een turnkring en de jongerenafdeling der “Rode Valken”. In 1912 kocht de socialistische coöperatieve Vooruit de “Filature du Nord” aan de Groendreef. Op het terrein van het kasteel dat daarnaast gelegen was, richtte men toen tijdelijk een zomertuin in voor de leden. (54) Dat bestond uit een tuin met heel wat prieeltjes waar de arbeiders met hun gezin ’s zondags bijeen konden komen. Dat initiatief kende echter weinig succes en ook deze tuin werd na korte tijd opgedoekt.

(*) Avanti (Roelandts), Een terugblik, Gent, 1935, 11, p. 171 en p. 364. (Een eerste socialistische wijkclub op Rooigem werd omstreeks 1887 in “’t Groen Deurke” (onbeken-de localisatie) gesticht In 1889 vond men deze club terug in de Tulpstraat, in 1896 in de Kastanjestraat De “Verbroedering” ontstond in 1902 in de Geitstraat, lokaal “De Waar-din”).

Tot het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog bestonden overigens op de Brugsepoort nog andere verenigingen. Naast de zangmaatschappijen “Vreugde en Vrede” en de “Kunstvrienden” op de Drongensesteenweg, gesticht ca. 1890, kende men een paar wielrijdersbonden “De Roelandszonen” op de Brugsesteenweg en de “Rooigemse Wielrijders” op de Rooigemlaan, beide in ’t begin van de 20e eeuw opgericht. In die periode werd de fiets “het” vervoermiddel bij uitnemendheid van de arbeiders. Mede door de internationale toestand verwaterde het verenigingsleven aan het einde van de 1930er jaren. Na de Tweede Wereldoorlog bleven enkel hier en daar enige lichte sporen over.

5. Wijkbioscopen en een zwembad

Tijdens het interbellum (1920-’40) bloeiden er heel wat wijkbioscopen op het Gentse grondgebied. De cinema maakte overal furore en op de Brugsepoort kende men ook enkele goed beklante zalen. Op de Drongensesteenweg bestond de “Cinéma Moderne” die tot ca. 1930 “stomme” films vertoonde en later op “sprekende” en “muzikale” overschakelde. Vanaf 1939 werd dit de “Ciné Luxor”. De “Ciné Ganda” was op de Bevrijdingslaan gevestigd. Daar veranderde men om de haverklap van eigenaar en van naam. Tenslotte was er nog de “Alhambra” in de Peterseliestraat (1991 Fontaineplein). In 1938 kreeg deze de naam “Novy”. Na de laatste wereldoorlog zijn deze wijkcinema’s verdwenen. Tegen de T.V. was geen kruid gewassen.

Omstreeks 1962 werd nog een ontspanningsmogelijkheid geschapen door de opening van het “Zwembad van Rooigem” (bij de Rooigemlaan). Een belangrijke leemte op hygiënisch en sportief gebied was daarmee voor de jeugd gevuld. Nu zijn de horizonten verlegd, de toeristische middelen vermeerderd en de reislust aangescherpt. De ontspanning zoekt men dus elders, doch men keert steeds graag terug naar de plek waar men geboren of getogen is. Voor mij is dat de Brugsepoort!

(Lode Hoste)

———-

Bron:

Ghendtsche Tydinghen 1991 – Vol20 N°1