DE KUIP

Gent-dekuipplan

De Kuip is het historisch hart van Gent. Tot de 13e eeuw was het omringd door een watergordel. Een gebied van 80 ha was in het NW begrensd door de Leie, in het NO door de Ottogracht, in het O de Schelde (Reep), in het Z de Ketelgracht en  in het W de Houtlei. De economische bloei zorgde voor een toename van de bevolking en dwong Gent tot uitbreiding van zijn handelscentrum.

capture-decran-5284
Gent 27.05.2013 042

Zo groeide de stad in een verbazend snel tempo van 1100 nC tot 1300 nC door de actieve handel van plaatselijke kooplieden met alle West-Europese landen. Zowel grondstoffen als afgewerkte stoffen werden voorzien en waar Engeland belangrijk was voor de wol speelden de Gentenaren een vooraanstaande rol in de handel met het Rijnland en het Duitse Noordzeegebied.

In elke straat binnen de kuip zijn er referenties aan te treffen met verwijzing naar het roemruchte verleden van de Gentenaar. Geen mooiere menselijke creatie weerspiegelt Gent als de Oude Vismijn. Aan de inkom in de hoek van het St.-Veerleplein zie je Neptunus als vertegenwoordiger van de zee geflankeerd door Schelde en Leie, respectievelijk als man en vrouw afgebeeld.

gent11 002

Aanvankelijk waren de vorming van de Westerschelde en de voordelige ligging van de Schelde en Leie aanleiding tot nederzettingen die door hun activiteiten samensmolten tot een gemeenschap om vele eeuwen later tot stad te ontwikkelen. De kuip was met andere woorden de voorbode van de grootstad die Gent in zich herkent.

Gent De_Kuip_van_Gent La Cuve de Gand Armand Heins 1929

Rond 3800vC ontstond er een haf voor het vasteland afgedamd door een schoorwal (landtong ontstaan door afzetting van zand waardoor een watergebied (haf) afgesloten wordt van zee doch verbonden bleef met de Schelderivier). Na verloop van tijd werd dit haf onderbroken zodat er zich landindringende getijdengeulen vormden. Lang na de Oosterschelde (4300vC) ontwikkelde zich vanaf 200 vC langzaam de Westerschelde.

De Romeinen aanzagen dit als een interessante ligging voor hun overzeese tochten richting Engeland (Britannia) tot rond 260nC de Franken eveneens het belang inzagen van de regio waarna strijd werd geleverd voor het inpalmen van deze zone. Uiteindelijk werden ze rond 335nC bondgenoten waarbij de Franken de leiding kregen over het Scheldegebied.

Opgravingen getuigen een vicus (wijk) met de naam Ganda aan de linker Scheldeoever tussen het Eenbeekeinde in Destelbergen en de samenvloeiing van de Leie en Schelde.

capture-decran-5283

Een “Castrum Gandavum”  (Romeinse versterking) zou op de plaats van de St.-Baafsabdij hebben gestaan. Op de Blandijnberg  alwaar de St.-Pietersabdij werd opgetrokken zijn dan weer resten van een Gallo-Romeinse nederzetting (villa) gevonden. In deze streek  was de H. Amandus rond 629nC in opdracht van Dagobert I, koning van Austrasië en Neustrië, het evangelie gaan prediken doch door de heidense bewoners uitgescholden, geslagen en zelfs in de Schelde geworpen.

Het was vooral het opzoekingswerk van S.J. De Laet, H. Van Werveke en A.Verhulst dat een nieuw licht wierp op de vroegste geschiedenis van Gent. De Laet ontdekte op de linkeroever van de Schelde, op zo’n 2 km ten ZO van de vroegere St.-Baafsabdij, de sporen van een voornaam Gallo-Romeins vicus (nederzetting van handelaren en handwerklieden), bestaande uit een grafveld met industrieel kwartier. De kern van bewoning reikte hierbij dicht bij de plaats van de latere abdij. Op die plaats bevond zich in de 4e eeuw waarschijnlijk een Romeins castellum (nederzetting van militairen).

Toen Amandus in het 2e kwart van de 7e eeuw naar Gent kwam, heeft hij zich in dat vervallen castellum gevestigd en er zijn klooster gesticht. Een vicus (nederzetting), op enige afstand gelegen op een hoge zandrug ten noorden van de kathedraal, was immers niet erg gesteld op zijn aanwezigheid. Tussen dit vicus en de abdij ontstond aanvankelijk een kerkelijke band (misdienst) en vervolgens ook een economische band met de St.-Baafs jaarmarkt.

Pas na de vernieling van de St.-Baafsabdij door de noormannen kon de St.Pietersabdij haar invloed uitbreiden tot in het portus door de oprichting van de St.-Janskapel, gewijd door bisschop Transmar.

Ten oosten van de Schelde, in het“Pagus Gandensis”, richtte de H. Amandus in 629-639nC de St.-Baafsabdij op.  Rond 650nC verrees eveneens onder invloed van de H. Amandus “Blandinum”, de St.-Pietersabdij, op de enge heuvelrug tussen de Leie en de Schelde op het landelijk domein van Blandus, een geromaniseerd landsman.

Sint-Baafs ontwikkelde zich door de oprichting van een kerk in de nederzetting Ganda aan de samenvloeiing van Leie en Schelde. Aanvankelijk gekend als Ganda, is het vanaf 864 St.-Bavo genoemd naar één van Amandus’ volgelingen, de heilige Bavo. Deze man leefde hier als kluizenaar en na zijn dood was hem een laatste rustplaats toegekend in het klooster.

De kloosters vormden de kern van twee agglomeraties in uitbreiding. De plaatselijke populatie was vooral gevestigd op de hogergelegen landelijke Zandberg alwaar vanaf de 8e eeuw een eerste portus (handelsnederzetting) zich ontwikkelde.

capture-decran-3105

In het noorden van het Frankische Rijk zorgden de Friezen reeds voor het nodige handelsverkeer op de oevers van grote stromen die richting zee liepen. Langs Maas en Schelde heerste de nodige bedrijvigheid en ontstonden woongemeenschappen waar handelslui de winter doorbrachten. De voornaamste waren Gent, Doornik en Valencijn.

458
gentfoto14 002

Karel De Grote liet in 811 zijn vloot bouwen in Gent. Zijn bouwmeester en biograaf Eginhard  stelde hij aan als abt van de twee abdijen. Het belang van deze ligging zou alleen maar toenemen.

Via de Scheldestroom verschaften de Noormannen toegang tot het vasteland. In 851-852 was er een eerste inval die beperkte schade aanrichtte. Een tweede bezetting van 879 tot 883 maakte een einde aan het portus. Ook de twee abdijen waren verwoest.

Tussen de Schelde en de zee lagen er in de 9e eeuw verscheidene gouwen die bestuurd werden door graven als ambtenaren van de koning. In het oosten de gouwen Terwaan, Kortrijk en Gent en in het westen Boulogne, de IJzer en Vlaanderen. Een Vlaanderen in de betekenis van “overstroomd land”. Later zou Vlaanderen het hele gebied beslaan door de nazaten van Boudewijn met de IJzeren arm verworven.

In hun strijd tegen plunderingen lieten graven versterkte toevluchtsoorden bouwen. Eind 9e eeuw vestigde graaf Boudewijn II een castrum (Romeins legerkamp) op de linkeroever van de Leie in de buurt van het Gravensteen. Rond dit castrum begonnen mensen zich te groeperen en huisvesten en komt er rondom een aangelegd marktplein (Groentenmarkt) een tweede portus tot ontwikkeling aan de rechteroever van de Leie. Een brug zorgde voor de verbinding van het castrum met het portus.

Rondom de Zandberg, alwaar het eerste portus tot stand kwam, waren de inwoners na de inval van de Noormannen zich terug gaan vestigen en via de Hoogpoort ontwikkelde zich een handelsgebied richting het castrum aan het Gravensteen. Ook de Graslei begon aan belangrijkheid te winnen.

445

Nieuwe bidplaatsen werden opgericht zoals de St.-Janskerk (St.-Baafskathedraal), de St.-Michielskerk, de St.-Jacobskerk en St.-Niklaaskerk.

Door het graven van de Ketelvest, de Houtlei  en de Ottogracht was het centrum omgeven door een watergordel die Gent moest beschermen tegen invallen. Ook was meteen een rechtsgebied afgebakend onder de rechtsmacht van een eigen schepenbank.

“De Kuip” was een feit.

———-

Bron:

http://www.g-geschiedenis.eu

Ghendtsche Tydinghen 1972 – Vol2 N°7


Geef een reactie

Gelieve met een van deze methodes in te loggen om je reactie te plaatsen:

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.