Schuddevisstraatje

In Gent bestaat er een Schuddeveestraat vlakbij de Hooiaard. Het is één van de twee smalle verbindingsstraatjes tussen de Korenmarkt en de Graslei. En aan de Groentenmarkt (de voormalige Vismarkt), rechtover het Groot Vleeshuis, ligt het nog smallere, kortere en op een blinde gevel doodlopende Schuddevisstraatje, dat achterin toegang verleent tot het alombekende “Dreupelkot”. Velen zullen zich al afgevraagd hebben wat de precieze betekenis van die beide straatnamen zou kunnen zijn.

Dit smalle steegje aan de Groentenmarkt deed hoogstwaarschijnlijk dienst als brandgang en was gekend voor zijn bordelen. Het heeft zijn naam afgeleid van het Schuddeveestraatje.

De middelnederlandse woorden “scudden” en “vede” verwijzen naar handelingen van zondige aard. “Stoofstraten” en “Schuddevee” doen ons denken aan badstoven, bordelen en prostitutie. In Gent waren er destijds dan ook een drietal Schuddeveestraatjes te bespeuren.

Om iets meer in detail te treden. In het West-Vlaamse tijdschrift “Bickorf’, resp. in een artikel door Jan Van Acker over het Veurnse Schuddeveestraatje (1) en in een aanvullende bijdrage door Wilfried Bee1e over de Kortrijkse Schuddevisstraat (2). Jan Van Acker vond inderdaad, in een paar Veurnse renteregisters van kort na 1450 (3), de oudere straatnaamvormen Scuddeveed straetkin en Scuddeveetstraat. De vertrekbasis is dus duidelijk veed/veet in plaats van vee. En veed of vede (dat etymologisch dezelfde stam heeft als Lat. penis en Gr. peos) is een nu verdwenen woord, waarmee meer dan vijfhonderd jaar geleden het mannelijk lid werd aangeduid (4). . Het Gentse Schuddeveestraatje heette in 1558-1559 ook het Vuilstraatje. Kiliaen geeft in zijn vertaalwoordenboek: vede = mentuia, penis.

De officiële, tweetalige straatnamenlijst uit de Napoleontijd, (1812), vermeldt op blz. 9 de “Rue de l’Abri-bétail” of de “Schuddeveestraet”, waar het vee dus beschutting vindt. Een “Schuddevischstraat” komt in deze lijst van 1812 niet voor. Een zelfde verklaring (schudden = beschutten) vinden we driekwarteeuw later nog bij Frans De Potter (3). Voor het straatje rechtover het Groot Vleeshuis geeft hij een archieftekst uit 1625-1626, betreffende een “huis up de Vischmarct”, te watere, achter uutcommende in Schuddeveestraetken”, en ook een latere tekst uit 1770; maar voor datzelfde straatje daar vermeldt hij, uit een notariële acte van 1684, ook de naam Schuddevischstraatje.

Anderzijds vermeldt hij, voor het andere straatje aan de Graslei, oudere namen als Borrestraat
(in 1550) en Vuilstraatje (in 1558-1559 en opnieuw in 1 859) en in een acte uit 1792 de naam Schuddeveestraatje. Wél drukt De Potter (terecht) zijn twijfel uit of deze naamgeving – het “beschutten”
van vee in een gemeen(schappelijk) straatje – ook van toepassing zou kunnen zijn op het beschutten van vis … .

In een ander deel van zijn Gentse stadsbeschrijving vermeldt hij immers nog een derde voorbeeld van
een schuddeveestraetkin, in dat geval als alternatieve naam voor het Kouterstraatje of de Koutersteeg, de verbinding tussen Kouterdreef en Koestraat, met archivalische attestaties o.m. uit 1555-1556 en 1583-1586 en uit Wezenboek van 1639-1640. Betekenisvol is dat de scribent van het wezenboek zich letterlijk excuseert (“met reverentie gesproken”) vooraleer hij het waagt de straatnaam “Schuddeveestraetjen” te citeren – alsof hij hiermee een soort “vies woord” in de mond nam … . Het zal dadelijk nog wel blijken waarom.

Na Frans De Potter (omstreeks 1885) is er ook vijfendertig jaar later nog geen betere naam verklaring beschikbaar. In het werk van de Gentse stadsarchivaris Alfons Van Werveke CS) beperkt deze zich tot de opname, in de tweetalige straatnamenlijst, van het “Schuddeveestraatje – Ruelle de l’ Abri-Bétail”,
zonder verdere toelichting. Van een Schuddevischstraat(je) vinden we bij hem geen vermelding. Het bestond toen (nog) niet als officiële straatnaam. Impliciet moeten we uit de Franse straatnaam (Abri-Bétail) wel aannemen dat ook Van Werveke genoegen bleek te nemen met de verklaring “beschutten
van het vee”. En ook het “Gents Woordenboek” van Lievevrouw-Coopman sluit zich daar later zonder
meer bij aan, terwijl Victor Fri zich van elke naamverklaring onthoudt.

De betekenis van de straatnaam “schudde-veed” is dus – met reverentie (eerbied) gesproken – heel duidelijk én ondubbelzinnig. Schudden is inderdaad niets ander dan schudden, op en neer bewegen. Vede verwijst naar de mannelijke roede of penis. Na verloop van tijd kwamen er woordafleidingen zoals ve,vee, wee, vis(ch), veld, etc. terug te vinden in middelnederlandse woordenboeken, teksten en gedichten. Die namen wijzen ondubbelzinnig in dezelfde richting: prostitutie.

Het is dan ook zonder meer duidelijk waarom dergelijke – meestal kleine, smalle, soms doodlopende – straatjes, die uiteraard zeer geschikt waren voor prostitutie, een dergelijke (soort)naam kregen. Men vond ze dan ook in onze middeleeuwse steden vaak in de (onmiddellijke) buurt van de “stoven” (= openbare badstoven, som met nevenfunctie!) en even vaak in een havenbuurt.

Op een (veel later) ogenblik dat het woord “ve(d)e” in onbruik was geraakt en de modale stadsbewoner de woordbetkenis niet meer kende, kon in een straatnaam als Schuddeveet-straat de -t- gemakkelijk worden opgeslorpt. In de aldus ontstane schuddeveestraat, waarin niemand nog het element “vede”
= roede herkende, kon de uitspraak van vees even gemakkelijk tot vis verbasteren. En als de oorspronkelijke betekenis van het element “schudden” (op en neer bewegen, strekken) in die “nieuwe”
context geen zin meer had, maakte de volksetymologie er dan maar “(be)schutten” van, zodat de straatnaam weer verstaanbaar werd. Waarna de Franse bezetter het van zijn oorsprong vervreemde straatje dan maar tot “Abri-Bétail” vertaalde. En zo kon de verwarring rond deze straatnaam tweehonderd jaar lang blijven duren.

Rond 1900 bevond er zich in het Schuddeveestraatje aan de Groentenmarkt een ijskelder voor het bewaren van vlees en vis.

Gekende café’s als “de Gepoeierden Ezel” en “Hot Club de Gand” waren er gevestigd.

———-

https://openjournals.ugent.be/

(1) Jan VAN ACKER, “Prostitutie in Veume 1450- 1550. Het Schuddeveetstraatje”, In:
Biekorf, XCVIII (1998), nr. 4, blz. 297-308.

(2) Wilfried BEELE, “De Kortrijkse straatnaam “Schuddevisstraat”, in: Biekorf, XCIX ( 1999),
nr. 2, blz. 1 32-1 36. – W. Beele wijst er op (blz. 135, noot 1 4) dat het woord vede ook schuilt
in de familienaam Merlevede (zie Naamkunde, X XVIII (1996), nr. 1 -2, blz. 41-50).

(3) Veume, Decanaal Archief, nrs. 1 63, F 1 vO, en 1 3, F5ro.

(4) VERWlJS & VERDAM, Middelnederlands Woordenboek, dl. VIII, kol. 1 329. Als bewijsplaatsen o.m. een paar citaten uit medische teksten van de Ieperse chirurg Jan Yperman (° voor 1275): “Van bloet te stel pene in de roede der vede” en “Van apostemen die wassen in de ro(e)de vanden cancker in de vede”, evenals een passus uit een middeleeuwse boerde: “En es ooc lazer (= melaatse) noch croopel (kreupele) geen, mer (= maar) heeft hi tuschen sine been een ding dat men heet den vede, hine crijchter (= of hij krijgt er) 1 wijf wel mede”. Het oude woord vede is ook bewaard gebleven in het W-VI. stiersvee of stiersvede. d.i. bullepees (= roede van een bul of stier): zie DE BO’s Idioticon, blz. 955.

Bron:

http://www.erfgoedmelle.be

http://www.belgiumview.com

https://openjournals.ugent.be/ – Paul Huys : “Over de Schuddevee- en Schuddevisstraatjes in Gent”