
De Donkersteeg, koffie-, restaurant- en winkelstraat van de Korenmarkt naar het Goudenleeuwplein, droeg reeds haar naam in de 13e eeuw. Over de betekenis ervan bestaan verschillende meningen.
Frans De Potter denkt, door de engheid van de weg en de talloze luifels van het straatje, aan duister. Prudens Van Duyse verwijst naar via non strata (niet geplaveid). Guido Deseyn oppert dat het misschien een afgeleide benaming is van donc, een onderaardse ruimte die diende als opslagplaats. En Maurits Gysseling tenslotte houdt het ook op duister.

In de Franse tijd (1794-1815) kreeg de straat de naam rue du Paradis, naar de afspanning “Hotel Hemelrijk” of “Hotel du Paradis” die er stond.

2 oktober 1850. De bewoners van de Donkersteeg vragen aan het gemeentebestuur in hun straat een riolering en voetpaden aan te leggen. Ook wordt er gevraagd het verkeer slechts in 1 richting toe te laten. De gemeenteraad schenkt voldoening aan vragen 1 en 2, de 3e vraag zal onderzocht worden.
Oorspronkelijk domineerde op de plaats van het “Hotel Hemelrijk” ’t Gruuthuus of ’t Viercante Steenhuus, eigendom van de familie de Gruutere. Bij aanvang van het straatje, nr. 2, strekte dit Romaans Steen zich achteraan uit tot in de Hoogpoort, met overwelfde kelder op zuilen met knopkapitelen uit de 13e eeuw. In de 15e eeuw was het tot nut als mouterij of magazijn van grute.


Gruut was een bereid kruid, een soort mout dat de brouwers in hun bier mengden. Het gruterecht was een privilege om gruut te maken en te verhandelen. Daarbij zorgde dit recht voor één van de inkomsten van de vorst, die het in pacht of leen gaf aan een leenhouder, de gruutheer en was te betalen door al de brouwers tot één mijl buiten de stad. Bij niet-betaling kon de ketel worden stukgeslagen of het bier verbeurd worden verklaard.

De grutere of gruutheer behoorde tot rijke en machtige families (Borluut, Utenhove, Raveschoot, …), had veel aanzien en woonde in het Gruuthuis, sinds de 14e eeuw gekend als het Hemelrodesteen naar de patriciërsfamilie Van Hemelrode. Zoals reeds aangegeven functioneerde het gebouw van de 16e tot de 19e eeuw als afspanning onder de naam “Hotel Hemelrijk” of “Hotel du Paradis”.
Toen Judocus Ronse hier vervolgens een spiegel- en hoedenmagazijn openhield, is door de stad een driehoekig stukje grond aangekocht, grootte 3 voet, tot verbreding van de Donkersteeg. Om in de 20ste eeuw te worden omgevormd tot een textielwinkel.

De aangrenzende afspanning was het bekende café-restaurant Au Lion d’Or, met feestzaal en een grote biljartzaal in een schitterende Moorse decoratie. Al sedert het einde van de 18e eeuw droeg het de naam Landbouwershuis. Na WOI transformeerde de zaak tot een populaire dansgelegenheid. Het succes van de film zorgde vervolgens voor de oprichting van één van de eerste cinemazalen.

Op 19 januari 1957 is het gebouw volledig afgebrand, toen de “1000 meubelen” er gevestigd was. Het zou nog 30 jaar in afgebrande toestand blijven staan, evenwel aan het zicht onttrokken door reclamepanelen, toen de stad beide gebouwen opkocht om er zijn stadsdiensten in onder te brengen. Daar kwam echter niks van in huis en in 1985 is het verbouwd geworden om zo onderdak te verschaffen aan het Novotel. Daarbij wordt de crypte van het Gruuthuis gebruikt als eet- en feestzaal.

Behalve enkele huizen met een bekende naam zoals De Gouden Leerse, De Roosenen Hoet (kruidenierswinkel), De Jacht, Den Bonten Hert (brouwerij), De Bonte Hondt, Het Juedenburch (was hier in de middeleeuwen een Joodse gemeenschap gevestigd?), Het Gulden Vercken, De Gulden Flassche en Wit Peert, was er omstreeks 1500 ook een klein beluik of straatje aan te treffen. Aanvankelijk gekend als het Rozestraatje, stond het later beschreven als Paradijszak of “Impasse de la rue du Paradis”. Ook was er een stove of badplaats gevestigd, een nuttig maar tevens vloekwaardig erfdeel van ’t heidendom” alias plaats van ontucht, zoals Frans De Potter het uitdrukt en zoals Gent er in de 14e -15e eeuw een behoorlijk aantal bezat.


De steeg was gekend voor zijn vele eethuizen en herbergen. Tijdens de Gentse Feesten was het dan ook traditie er mosselen met friet te gaan eten. Al dateert dit gebruik van ver voor de Eerste Wereldoorlog toen welstellenden zich deze weelde konden veroorloven en de doorsnee Gentenaar enkel de Donkersteeg bezocht om dit te aanschouwen.



——————–
Bron:
Ghendtsche Tydinghen 1976 – Vol5 N°5
Ghendtsche Tydinghen 2010 – Vol 39 N°4
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.