Oude Houtlei (1165)

GentOudehoutleischilderijJosephvanHaeerde19eeeuwCellieten-kloosterRogerCaufrierFb

Deze waterloop, ook wel “de Gracht” genoemd, kwam tot stand in 1165 na toevoeging van de St.-Michielsparochie bij het Portus Gent.

De ontbossing in Vlaanderen was aanleiding tot invoer van hout uit de Baltische staten Estland, Letland en Litouwen. Via de Lieve vaarden boten, “bijlanders” genaamd,  ondermeer tot aan de kaai van de Houtlei om het hout te lossen voor verkoop. Tot aan de 17e eeuw zou hier de markt van brand- en timmerhout hebben plaatsgevonden. Vandaar de naam “Houtlei”.

Capture d’écran (999)

Dit waterkanaal werd in 1234 beschreven als “cum fossato Gandensi”. In 1291 onthult een bron de Houtlei als “bi Port hackere up die gracht”.

De Oude Houtlei was een kunstmatige gracht gegraven als westelijke verdedigingsgrens van de stad. In de jaren 1160 lijfde het stadsbestuur de lange strook Ekkergemgebied in. Om dit nieuwe “Portus” in staat van verdediging te brengen is een versterkte gracht gegraven, de Houtleie, die de samenvloeiing van de Leie en het Ketelvestkanaal verbond met het gedeelte Leie aan de achterkant van de overdekte vismarkt. In deze westelijke verdedigingsgrens of Sint-Michielsvestingsmuur werden aan de stadzijde vier poorten opgetrokken: de Torrepoort, een binnen- en buitenpoort (Poel,Appelbrug), de Posteernepoort, de Zandpoort en de Kuippoort, een versterkte sluis. Door de stadsuitbreiding van de 13-14e eeuw verloor de Sint-Michielsvest haar functie. Vanaf 1540 begon de sloop van deze verdedigingsgordel. De poorten werden woongelegenheden.

Van de Kuippoort, een versterkte sluis over de Houtlei aan de Ketelvest, liep deze waterweg via de huidige Oude Houtlei en Poel naar de vroegere Appelbrug aan de Jan Breydelstraat zo de Leie in.

Zowel binnen als buiten de stadswal kwamen vele kloosterorden zich vestigen. Zo was het St.-Lucasinstituut gekend als het klooster van de cistercienzerzusters van Oost-Eeclo en het St.-Amandusinstituut als het klooster der Alexianen.

Begijnhof “Poortakker”

Nog steeds kijken tal van Gentenaars op bij de vermelding dat Gent een vierde begijnhof, Poortakker genaamd, bezat aan de Oude Houtlei. Reeds in 1278 werd de naam “Poortakker” gegeven aan dit minder bekend begijnhof van St.-Aubertus of Sint-Obrecht. Oorspronkelijk gaf men de streek tussen “ser Rases gerechte”, het “Marialand” en “den Akker” (Ekkergem) met de heerlijkheid “Het Spiegelhof” de naam van “Poortakker”. Men duidde hier het gebied aan als naast de kuip van Gent in de “Overleie” gelegen “Port hackere”, daar deze plaats naast de bemuurde en omwalde stad lag aan de Torrepoort. Deze toegangspoort ligt trouwens aan de basis van de benaming Poortakker of de akker gelegen aan de poort.

In mei 1264 schonken de pastoors van de Gentse St.-Janskerk (thans: St.-Baafskathedraal) een terrein aan de twee beheersters van Poortakker nl. Geertruda en Avezoete, om aldaar een begijnhof op te richten. Deze geestelijken schonken daarbij een rente van 8 schellingen grootte per jaar om de gemeenschap te voorzien in het onderhoud. We mogen deze akte zien als de stichting van het Poortakkerbegijnhof. Dit goed, samen met de aanpalende gronden die de prelaat van de St.-Baafsabdij verkocht aan de zusters, vormden de kern van het St.-Aubertusbegijnhof. Verder merken we op dat tot voorkort Poortakker een beeld van St.-Aubertus bezat, dat stilistisch te dateren is tussen 1260 en 1270. Waarschijnlijk is dit beeld kort na de stichting vervaardigt. .De datum juni 1278 heeft enkel maar betrekking op het in bescherming nemen van het begijnhof door de gravin. Een maand nadien bezegelde haar zoon Gewijde van Dampierre deze erkenning met een beschermingsbrief. Vanaf die periode werd de naam Poortakker alleen nog gebruikt ter aanduiding van het begijnhof en niet voor het gebied (zie hoger).

Gebaseerd op een akte en door het terugvinden van een Doornikse hardsteen tijdens opgravingen in het begijnhof waarin de volgende tekst gebeiteld staat: “BEGGINA-GIUM S. AUBERTI DICTUM POORTACKER AN.1278”, wordt 1278 aanvaard als stichtingdatum.

Aan het hoofd van dergelijke gemeenschappen stond een “meesterigghe”(= meesteres) en tevens een priester, die er aan verbonden was. Er werden voor deze vrouwen missen opgedragen in een aangewezen parochiekerk en om de veertien dagen moesten ze aanwezig zijn in het kapittel voor de schuldbekentenis. Zij woonden echter verspreid en hadden hun eigen woonst. Het begijnhof kon 18 kostgangers herbergen. Het burgerlijk toezicht werd waargenomen door twee voogden aangesteld door de Gentse schepenen. In deze functie moesten de voogden of gouverneurs in de 18e eeuw 18 pond 13schellingen en 4 deniers parisis betalen aan het godshuis om te kunnen besteed worden aan de begrafenissen van de betrokkenen. Het dagelijkse beheer werd bestuurd door de grootjuffrouw.

De Torrepoort was gelegen aan de Poel. Het terrein gelegen tussen de Oude Houtlei en de Holstraat was oorspronkelijk eigendom van de St.-Baafsabdij. Het landelijke karakter van dit gebied bleef bewaard tot midden 19de eeuw. Het begijnhof van Poortakker valt te situeren in het terrein dat omsloten is door de Oude Houtlei, de Wellinckstraat, de Holstraat en de Schouwvagerstraat. Het was langs vier zijden omgeven door huizen die door schenkingen in het bezit kwamen van begijnen. Waar in 2009 de afdelingen houtbewerking, sanitair, autotechniek en ook de huidige turnzaal van het Hoger Instituut Sint-Antonius gevestigd waren, was oorspronkelijk een grote tuin met een vijver.

Op het einde van de 18e eeuw was het middenplein van het begijnhof (cfr. supra) nog slechts langs twee kanten bebouwd. Op het stadsplan van Goethals (1796) bemerken we dat de achterzijde toen reeds herschapen was tot een grote tuin. Deze tuin zal later omgebouwd worden tot enkele afdelingen van het Hoger Technisch Instituut Sint-Antonius. Zoals voor talrijke religieuze instellingen werd ook dit godshuis tijdens de Franse tijd (1794-1814) opgeheven (cfr. supra) en werd herdoopt tot hospice. Oorspronkelijk mochten de begijnen, die hun pij moesten afleggen, als huurders ter plaatse blijven wonen en de verzorging van zieken en ouderlingen verder zetten. Maar tenslotte werden de laatste kostgangers verhuisd naar het Oude Vrouwenhuis van het Groot Begijnhof 36 te Sint-Amandsberg. Zoals de andere begijnhoven werd Poortakker genationaliseerd en aan de dienst Burgerlijke Godshuizen geschonken. Het was echter veel later door de afschaffing van alle kleine godshuizen door de antiklerikale magistraat dat in 1861 het Poortakkerbegijnhof gesloten werd.

Het stadsbestuur verkocht kort nadien (1863) het volledige begijnhof dat voor 105000fr (3100€) gekocht werd door graaf Jozef de Hemptinne. De vervallen gebouwen werden in 1864 gesloopt. Hij stichtte er het klooster van de ‘Dames van de Eeuwigdurende Aanbidding’, bijgenaamd de ‘Religieuzen van de Eucharistie.

21 mei 1873. Bisschop Bracq heeft gisteren de eerste steen gelegd van de nieuwe kapel van de Dames der Eeuwige Aanbidding, op te richten in het oud-Begijnhof van Sint-Aubertus, gezegd Poortakker op de Houtlei. De nieuwe kapel zal in ogivale stijl dd. 13e eeuw worden gebouwd.

Tot aan de verkoop in 1998 bewoonden de nog overblijvende ‘Dames der Eeuwigdurende Aanbidding’ het klooster, dat in de 20ste eeuw omgevormd wastot internaat voor meisjes. Het klooster moest wijken voor een hotel, dat thans de naam draagt van Poortakker. De nieuwe eigenaar liet het gebouw herstellen, maar behield gelukkig de indeling ervan. Naast hotel worden er tevens culturele activiteiten ingericht.

13 augustus 1868. Eergisteren had in het lokaal van de Sint-Jozefskring de prijsuitreiking plaats aan de leerlingen van de school Sint-Lucas, die vijf jaar geleden te Gent werd opgericht. De school telt thans 97 leerlingen.

Aan de Poel lag een brugje over de gracht van de Houtlei die de binnenpoort van de Torenpoort verbond met de buitenpoort. Richting Ketelvest lagen nog 2 dienstpoorten nl. de Zandpoort  (Zottenpoort) en de Posteernepoort (zie stadspoorten).

De Karolijnse Concessie van 1540 was aanleiding tot afbraak van de St.-Michielsvesting. Bij de demping van de gracht in 1899 bleek de St.-Michielsvest zo goed als verdwenen.
Het gedeelte tussen de Zandpoort en de Posteernepoort kreeg in 1812 ook de naam violetteley mee.

26 juni 1845. In de gemeenteraad wordt de Houtlei besproken. De vraag wordt gesteld : “Est-il possible de maintenir le canal du quai au bois dans une situation normale et telle qu’il soit incessamment navigable et que ses eaux n’exhalent plus des miasmes infects”. Er wordt bemerkt “que les riverains, qui ne se permettent que trop souvent de jeter dans les cours d’eau des débris de toute espèce et quelque fois même des masses de décombres provenant de démolitions”.

De volledige overwelving van de Houtlei vanaf de Oordeelbrug tot aan de Appelbrug zou de volgende werken noodzakelijk maken : overwelven over een afstand van 1050 meter, aanleggen van rioleringen, bouwen twee kaaimuren op het einde, bouwen van een kleine sluis, opvullen zijkanten en kasseien. Totale uitgave 237533 fr (5889€). Een gedeeltelijke overwelving vanaf de Zottepoort tot de Torhoutpoort zou 126000 fr (3124€) kosten. Bij overwelving zou de Houtlei zeker na korte tijd opnieuw dichtslibben. Bovendien is de overwelving zeker nadelig voor de werkplaatsen in de omgeving.

De Houtlei werd gebaggerd in 1818. Het werk kostte 72500 fr (1797€). Thans zouden 19517 m3 moeten uitgebaggerd worden, dit werk tegen 0,75 fr. per m3 zal 14637 fr (363€) kosten. De gemeenteraad besluit de Houtlei niet te overwelven. Een aannemer wil het werk uitvoeren tegen 0,70 fr. per m3. De baggergrond moet vervoerd worden naar de gronden van de Burgerlijke Godshuizen op de Bijloke om de meersen op te hogen.

16 april 1842. Na de omwenteling van 1830 waren de Jezuïeten in België teruggekeerd. In 1833 hadden ze de oude gebouwen van de voormalige abdij van Oost-Eeeklo op de hoek van de Bestormstraat en de Houtlei gekocht. In 1842 begonnen de verbouwingswerken. De gemeenteraad maakte er gebruik van de weg te verbreden. Mits een vergoeding van 6000fr (149€) stonden de Jezuïeten aan de stad een reep grond af waardoor de weg een breedte kreeg van negen meter.Tevens werd de Bestormpoort afgebroken. De Bestormpoort was één van de drie poorten op de Houtlei. In het zuiden lag de Zandpoort of de Zottepoort met de Zottebrug aan het begin van de Papegaaistraat. In het midden lag de Bestormpoort met de Bestormbrug en in het noorden lag de Torrepoort met de Torrebrug aan het begin van de Hoogstraat. Met de demping van de Houtlei in 1900 werd de wijk aanzienlijk veranderd. In de Gazette van Gent dd. 14.01.1844 lezen we: “Gisteren werd op de Houtlei op de plaats waar vroeger een zware lompe afzichtelijke poort stond, een 3-tal jaren geleden afgebroken, de Jezuïeten-kerk ingewijd.” Het plan van de kerk werd getekend door de Jezuïet Herman Megank (geboren te Nevele en overleden te Brussel op 24.8.1853 op de leeftijd van 60 jaar).

Bij K.B. van 22 juni 1976 werd het huis Verhaegen, gelegen Oude Houtlei 100, geklasseerd als monument.

28 mei 1859. De gemeenteraad had op 26 maart 1859 grondig het probleem van de Houtlei besproken. Sedert 1818 werden voor het baggeren en het onderhoud van de Houtlei 98.587 fr (2444€) uitgegeven. Toch geeft de toestand geen voldoening. Ook het oud klooster van de Alexianen komt ter sprake. Dit gebouw, tot 1796 het verblijf voor de broeders Cellisten, werd daarna gebruikt als gevangenis en in 1828 als krankzinnigengesticht. Sedert 1857 is het gebouw verlaten. De oppervlakte bedraagt 3746m² met langs de Houtlei een lengte van l70m en een breedte van 23m. Deze lokatie is door de Houtlei bijna onbereikbaar en dus weinig tot nut. Er wordt een voorstel ingediend om de Houtlei tussen de Posteernepoort en de Torrepoort (lengte 380m) te overwelven. Op 28 mei werd dit voorstel met veertien stemmen tegen veertien stemmen verworpen. In 1863 zullen de Broeders van de Christelijke Scholen het gewezen klooster der Alexianen aankopen om er het Sint-Amanduscollege op te richten. De Houtlei zal pas in 1898 worden gedempt.

Eind 19e eeuw lag de Oude Houtlei er verwaarloosd bij wat leidde tot geurhinder en andere onaangename toestanden.

Hotel Verhaegen-Lammens – Oude Houtlei 110

De Oude Houtlei, in de Middeleeuwen een gegraven gracht, maakte deel uit van de watergordel van het Kuipgat tot aan de Jan Breydelstraat ter bescherming van de Sint-Michielsparochie, die zich uitstrekte langsheen de linker Leieoever en die in 1165 bij de Gentse portus werd gevoegd. In de 19e eeuw werd de gracht onbevaarbaar. In 1899 definitief gedempt wegens toeslibbing en kwalijke geuren. De laatste poortoverblijfselen werden afgebroken (thans nog muurresten in het Sint-Amandscollege). In 1900 werden de benamingen Houtlei en Violettelei gewijzigd in Oude Houtlei.Sedert de Middeleeuwen waren er op de Oude Houtlei verschillende religieuze instellingen gevestigd: de Cellebroeders of Alexianen, Sint-Aubertusbegijnhof of Poortakker, de Cisterciënzerzusters van Oosteeklo, het klooster der Clarissen-Urbanisten, Jezuïeten, Franciscanen.

De westelijke straatzijde bevat verschillende smalle zijstraatjes die de verbinding maken met de Holstraat. Een typische gewezen werkmansbuurt met arbeidershuisjes. De oostelijke straatzijde wordt voor een groot deel ingenomen door het Sint-Amand-Instituut en de neogotische Sint-Lucasschool. Wat de Gentse burgerbouwkunst betreft, liet in de 18e eeuw de invloed zich gelden van de Lodewijkstijlen. De bouwactiviteit bereikte in het laatste kwart van de 18e eeuw een hoogtepunt in Gent: Koninklijke Academie, achtergevel Hotel d’Hane-Steenhuyse, Hotel De Nockere, Hotel van Saceghem, allemaal in Lodewijk XVI-stijl.

Hotel Verhaegen-Lammens is gelegen tussen de Brandstraat en de Wellinckstraat, 10 are groot. Een lange tuinmuur in de Wellinckstraat verbindt het hoofdgebouw en de achterbouw. Het perceel was ongetwijfeld reeds vanaf de 14e eeuw bebouwd. Wij beginnen ons overzicht van de eigenaars in het midden van de 18e eeuw.

Na 1734 was François Ignatius Grietens de eigenaar van een huis, dat nadien zou uitgroeien tot het Hotel Verhaegen-Lammens. Bij zijn dood in 1754 ging het over op zijn nichtjes Colette en Françoise de la Vilette. In 1768 werd het huis verkocht aan Jonker Anthone Triest, achterkleinneef van bisschop Antoon Triest. In 1795 werd Eleonore Van Crombrugghe-Triest eigenares van het gebouw. Vanaf 1815 kwam het beheer van het gebouw aan Chretien Emmanuel van Pottelsberghe. In 1828 werd het huis andermaal verkocht aan advocaat Jan Baptist Minne, burgemeester van Gent (1837-1840). In 1852werd het huis aangekocht door Jules Lammens, notaris. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Jules. Diens dochter, Claire, huwde met A rthur Verhaegen (Brussel 1847 – Elsene 1917), ingenieur, die zich onder invloed van Jean Baptiste Bethune aan de neogothische architectuur wijdde. Na hun huwelijksreis in 1872 namen ze hun intrek in het hotel de maître op de Oude Houtlei 27. In 1908, na het overlijden van Jules Lammens, kwam het huis in handenvan het echtpaar Verhaegen-Lammens. Vandaar de benaming.

ArthurVerhaegen bracht zijn Werkhuis van glasschildering van Sint-Lucas te Gent onder in de achterbouw die hij grondig liet verbouwen. In 1895 lietVerhaegen zijn atelier over aan Joseph Casier. Kort vóór zijn dood kreeg hij de titel van baron. Zijn zoon Pierre liet het Hotel grondig restaureren. De streng symmetrische voorgevel van het huis, met zowel Lodewijk XV alsLodewijk XVI elementen, telt zeven traveeën, telkens drie aan elke zijde van de centrale deurtravee, wordt bovenaan afgesloten door een sterk geprofileerde kroonlijst en boven de drie centrale traveeën een driehoekig fronton. Twee vlakke centrale pilasters vanaf de grond tot aan de kroonlijst benadrukken de centrale deurtravee. Rijkelijk interieur met zwartmarmeren vloer, wanden en zoldering met fijn lijst- en stucwerk, eetkamer en salon met geschilderde deurstukken en panelen door Pieter Norbert. Van Reysschoot (Gent, 1738-1795).

Vroeger werd David ’t Kindt als bouwmeester van het huis aangeduid, doch moet dit op een vergissing berusten. Wel weet men met zekerheid dat Francis Drieghe, meester metselaar en Joachim Colin, meester schrijnwerker in 1794 belast werden een aantal grondige veranderingen in het interieur door te voeren. In 1819 werden drie kamers geschilderd door Josse van den Abeele (Gent1797 -1855). In 1828 werden door J.B. Van de Capelle wijzigingen in empirestijl aan de voorgevel aangebracht. In de 20ste eeuw waren de belangrijkste veranderingen het leggen van centrale verwarming en lopend water en de installatie van de badkamers, evenals het aanleggen van de Franse tuin.De achtergevel van het hoofdgebouw vertoont grote gelijkenis met de voorgevel uit 1768. Hij bestaat eveneens uit zeven traveeën, twee bouwlagen en een fronton boven de drie centrale traveeën.

De achterzijde van de tuin is afgesloten door de fraaiste gevel van het hele gebouw. In de linkervleugel staat het voormalig koetshuis met drie aaneensluitende poorten met bovenlichten in empirestijl, in 1759 gebouwd naar ontwerpen van de Gentse architect David ’t Kindt. Bij Koninklijk Besluit van 13 mei 1976 werd het Hotel Verhaegen-Lammenseen beschermd monument. Het hotel was in 2011 eigendom van binnenhuisarchitecten. Zij bieden gastenkamers en bed & breakfast aan.

—————

Bron:

Ghendtsche Tydinghen 1974 – Vol3 N°5

Ghendtsche Tydinghen 1975 – Vol4 N°2

Ghendtsche Tydinghen 1976 – Vol5 N°5

Ghendtsche Tydinghen 1978 – Vol7 N°3

Ghendtsche Tydinghen 1980 – Vol9 N°1

Ghendtsche Tydingehn 1981 – Vol10 N°1

Ghendtsche Tydinghen 2011 – Vol40 N°1

Ghendtsche Tydinghen 2012 – Vol 41

http://www.inventaris.onroerenderfgoed.be

GENT’S VROEGSTE GESCHIEDENIS – Maurits Gysseling

Een Hollands soldaat penseelt Gent – René de Herdt

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.