1819-1825: Philippe Piers de Raveschoot

Piers de Raveschoot is één van de jongste burgemeesters van Gent geweest. Hij is pas 38 jaar oud, wanneer hij op 20 juli 1819 plechtig in zijn nieuwe functies wordt ingehuldigd en op dat ogenblik schijnt hem een schitterende en lange administratieve en politieke loopbaan weggelegd. Hij is schatrijk, gehuwd met de dochter uit een van de aanzienlijkste families van de stad en staat gunstig aangeschreven bij de koning.

Philippe-Joseph Piers de Raveschoot werd te Gent geboren op 4 maart 1781, als zoon van Augustin-Hyacinthe-Joseph Piers de Raveschoot en van Marie-Judoca de Nève de Roden. Hij was te jong om, zelfs moest daartoe enige verleiding hebben bestaan, zich te compromitteren met de Franse bezettingsoverheden ten tijde van de Republiek, het Consulaat of het Keizerrijk. In 1810 was hij alhier in het huwelijk getreden met Natbalie de Ghellinck, geboren in 1776, dochter van Jean-Baptiste, Joseph, heer van Nockere en van Marie Claire de Coninck.

Het jonge echtpaar, dat met geen kinderkroost werd gezegend, ging het Hotel de Ghellinck-de Nockere aan de Poel betrekken, het grootste en ook wel mooiste van de private woningen van Gent. Een historisch gebouw, destijds Hof van Wackene geheten, waar Antoon en Adolf van Bourgondië hadden gewoond, waar Keizer Karel en diens zusters koningin Eleonora van Frankrijk en koningin Maria van Hongarije, Filips 11, enkele jaren later de Prins van Oranje en Jan van Nassau hadden verbleven. Waar de zeventigjarige Calvinistische leider Hembyse op 3 december 1583 in het huwelijk was getreden met de nog geen dertig jaar oude en lieftallige Anna van Heume, waar Franse en Spaanse generaals hun intrek namen. Toen het gebouw later het Hotel de Nockere werd geheten, werd het verfraaid door de beste architecten als De Wilde en ’t Kindt: enkele jaren na de dood van Piers de Raveschoot ging het Hotel over naar de “Cercle commercial en industrie!”, vervolgens naar de “Cercle catholique” en uiteindelijk naar “Het Volk”.

Toen graaf de Lens in 1819 ontslag indiende als burgemeester, werd de gemeenteraad verzocht drie namen van kandidaten voor zijn opvolging aan de koning voor te dragen. In zitting van 18 juni 1819 werden de namen van Piers de Raveschoot, Verheggen en baron della Faille d’Huysse voorgesteld. Koning Willem aarzelde niet lang, zijn keus viel op de jonge Piers de Raveschoot, die sedert 1817 schepen van de stad was en die wij ook, reeds in 1813, aantreffen op de ledenlijst van de Vrijmetselaarsloge “Les Vrais Amis”. Dit lidmaatschap zou ten andere lange tijd een bijna onmisbaar attribuut zijn van het burgemeesterschap!

Op 20 juli 1819 werd de nieuwe burgemeester plechtig aangesteld. Vijf dagen later mocht Piers zijn nieuwe loopbaan schitterend inzetten met een officieel bezoek van koning Willem aan onze stad. De moeilijke jaren van aanpassing staan achter de rug. De verbondenen hebben thans het volste vertrouwen in de nieuwe monarchie die stipt haar instructies naleeft en uitvoert, de zaak de Broglie is grotendeels vergeten, de Gentse industriëlen maken goede zaakjes met de Hollandse koloniën, de econische voorspoed is een voor allen zicht- en tastbare werkelijkheid geworden.

Het was op deze plechtigheid dat minister Falck bekend maakte dat de regering het plan had opgevat in 1820 een Nationale Nijverheidstentoonstelling in Gent te organiseren. Deze belofte, de ceremonie van de eerste steenlegging, het bezoek aan de koning, deden het enthousiasme van de intellectuele en industriële middens oplaaien. Het is in de jaren van het burgemeesterschap van Piers de Raveschoot dat de grondslag werd gelegd van die orangistische geest die nog lange jaren na de scheiding van Noord en Zuid, in het Gentse zou blijven bloeien. De loopbaan van Philippe Piers was van zeer korte duur, doch uitzonderlijk briljant en gelukkig. Op 1 augustus 1820 zat hij de opening voor van de grote Nijverheidstentoonstelling in de hal, de troonzaal en een twaalftal andere zalen van het stadhuis. Gent had reeds in 1803, ten tijde van de Franse overheersing, een dergelijke manifestatie gekend in het teken gesteld van de economische expansie van de stad.

Industrieel centrum van uitzonderlijke betekenis werd Gent in die jaren ook het strategisch knooppunt en bolwerk in de verdediging van de Nederlanden en in het algemeen verdededigingsplan van de verbondenen tegen een mogelijke aanval van Frankrijk. Piers de Raveschoot mocht aldus, in zijn hoedanigheid van burgemeester, andermaal koning Willem en Prins Frederik, in oktober 1820 onthalen, doch ditmaal waren het de militaire vraagstukken en de werken in en om de Citadel van het Park die de aandacht van de vorst en van zijn omgeving volledig opeisten.

Piers de Raveschoot mocht zich de gelukkigste burgervader van een van de gelukkigste en meest welvarende steden van de Nederlanden noemen. ’t Troetelkind van Willem I, want pas had de monarch Gent een Universiteit geschonken, of hij gaf andermaal blijk van zijn bijzondere genegenheid voor onze stad, toen hij het plan van de Vaart op Terneuzen of Neuzen, zoals men toen zegde, opvatte of liever hernam.

Korte tijd nadien vatte de regering tevens het plan op een School voor Kunsten en Ambachten in de zuidelijke Nederlanden op te richten. Philippe Piers de Raveschoot vertrok hoopvol naar den Haag, overtuigd dat de koning andermaal zijn keus op Gent zou laten vallen. Niemand kon vermoeden dat het de laatste tocht zou worden van de pas 44 jaar oude burgemeester. In den Haag werd Piers de Raveschoot plots ongesteld en stierf na enkele uren, op 6 december 1825.

Op 15 december 1825 kwam de stedelijke Raad bijeen en stemde o.m. volgende motie: “Het College van Burgemeester en Schepenen zal het als een plicht aanzien den lijkdienst bij te wonen welke tot rust van de ziel van haeren achtbaeren burgemeester zal plaets hebben in de kerk van den h. Bavo, tot bewijs van de erkentenis der stad voor alle de door hem aen dezelve gedaene diensten”. Op diezelfde vergadering werden een laatste maal de titels van de overledene in herinnering gebracht: Jonkheer Philippe Piers de Raveschoot, Kamerheer van Zijne Majesteit, Ridder van de Nederlandse Leeuw, lid van het Ridderschap en van de Staten van Oost-Vlaanderen, overleden te ’s Gravenhage den 6 december 1825, naer eene korte maer zeer hevige en pijnlijke ziekte, in den ouderdom van 44 jaeren, 9 maenden”.

———–

Bron:

Gendtsche Tydinghen 2000 – Vol29 N°5