Academiebrug

Geschreven bronnen gaan terug tot 1345 waar sprake is van “upde Lieve ant quade brucskin”. In 1418 was het gekend als “Ant quade bruggheskin tSanders walle”.

“De Kleyne Liefbrug, in 1812 de Akademiebrug genoemd, heette eertyds de Tinnenpotbrug, welke langen tyd zeer slecht zynde, den naem van Quaederbrugghe verkreeg. Van aen deze tot omtrent het Rabot maakte men in 1544 een nieuwe kaey. In 1583 werd de Tinnenpotbrug nieuw gemaekt”. Zo geeft Joducus Johannes Steyaert de evolutie rond de Academiebrug weer in zijn boek “Beschryving der stad Gend”.

De Tinnenpot verwijst naar een woning, den Tinnenpot, dat aan het einde nabij de Zilverstraat stond, en in het jaar 1452 een brouwerij was.

De Academiebrug grenst aan de Academiestraat waar eens de Academie was gevestigd. De brug in haar huidige staat verving in 1951 een metalen draaibrug uit 1867.

Het gebouw aan de overzijde van het klooster der Augustijnen is door de stad in 1738 gesticht als het college der paters en deed sinds 1804 dienst als de stadstekenschool of de Academie.

De oorsprong van de Academie ligt bij Philips Marissal, schilder, die in 1748 een tekenschool had opgericht in zijn woning. In 1751 kreeg hij de toestemming van het stadsbestuur een tekenschool te openen in het hof van St.-Antoon op de Lievegang, de “Academie de dessin, d’architecture et de peinture“. Van 1756 tot 1797 verhuisde de school naar het Pakhuis op de Korenmarkt om in 1804 het voormalige college der Augustijnen te betrekken.

Pas in 1812 zou de Academiestraat er komen op het traject van de Zweerdstraat die aan beide uiteinden door poorten was afgesloten.