DE FIESTE

Gentse Fieste

gentsefeesten23.07.2012 032

Het luiden van de grote klok van het Belfort op zaterdag 24 juni 1843 om 20.00u kondigde de aanvang aan van de Gentse Feesten. Op zondagochtend 25 juni vond in de Troonzaal op het Gents stadhuis de prijsuitreiking plaats van het conservatorium gepaard met enkele muzikale uitvoeringen door de leerlingen. De namiddag werd gekruid met een competitie voor handboorschutters. De hoofdprijs bedroeg 12 vorken en lepels in zilver. Uiteindelijk werden de feesten afgesloten op woensdag 28 juni met een steekspel op het water aan het dok. Herbergen en koffiehuizen bleven dag en nacht open.

In 1860 organiseerden de “Zware en Logte Gentenaars” een dansfeest gedurende meerdere dagen. Dit bleek zo’n succes dat het voortaan jaarlijks als volksvermakelijkheid aan de feesten zal worden toegevoegd. Anekdote: hoofdpersonage tijdens dit eerste dansfeest was Pieter Lieven van Acker alias Pier de Beuling. Voorzitter zijnde van de “Zware en Logte Gentenaars” gaf hij reeds 25 jaar dansles, was vader van 19 kinderen en maakte de gekste bokkesprongen.

Vanaf 1920 duurde de feesten 8 dagen beginnend van de 3e zondag van juli om er de Nationale Feestdag te doen invallen. Gezelligheid en sfeer, goed voor familie en samenleving. Waren er bloedverwanten op de parochie waar het kermis was, dan kreeg je een uitnodiging voor koffie en mastellen of rijstpap. In het bijzonder de vrouwen en kinderen kwamen er op af. 

Mannen kwamen vlug eens langs vooraleer rond 17.00u op staminé te gaan voor de prijsspelingen. Winnaars van de grote spelingen, de koningen van het bol- en schietspel, gaven thuis enige kruiken bier aan de meegereisde maten. Daar werd er volop verder gefeest.

Walter De Buck, wereldberoemd in Gent, gaf in 1969 een nieuw elan aan de Gentse Feesten door aan het St.-Jacobs festiviteiten te organiseren. Zijn lied “’t Vliegerke”, het Gentse volkslied bij uitstek, is bekend door elke autochtone inwoner van Gent. Het deuntje zou afkomstig zijn van het liedje “Das war in Schöneberg in Monat Mai” van Walter Kollo.

Onze Walter is de oprichter van “vzw Trefpunt”(1962), een organisatie in het teken van kunst en cultuur.  Tijdens de Gentse Feesten vinden er verschillende activiteiten  plaats door Trefpunt georganiseerd.

———-

Edmond Cocquyt senior was erbij toen Walter De Buck en de zijnen de Feesten in 1970 nieuw leven inbliezen. “Jonge mensen moeten goed beseffen dat de Feesten in het gezegende jaar 1970 niet meer waren dan een wijkbarbecue. Als het begon te regenen, vluchtte iedereen “Het Trefpunt” (St.-Jacobs) in. Je kan je zo wat voorstellen hoeveel volk er in die eerste jaren op de Feesten afkwam.”

Feesten en kermis in Gent

Wat we nu te Gent “foor” (fuure) noemen is infeite een kermis. Het woord “foor” betekent jaarmarkt, jaarbeurs. De “Gentse foor” was oorspronkelijk een jaarmarkt die in de loop van de 19e eeuw geëvolueerd is tot een kermis. De benaming “foor” bleef echter behouden in de volkstaal. Het jaar 1848 is een belangrijke datum in de geschiedenis van de Gentse foor. Als bron gebruiken we het rapport goedgekeurd in de gemeenteraad van 15 januari 1848. De stad verkreeg toen de toelating een jaarmarkt te houden.

De foren waren niet alleen handelsplaatsen waar kopers en verkopers samentroepten, maar ook een feest- en spelgebeuren waar de menigte op af kwam. Vorsten en stedelijke besturen verwaarloosden geen enkel middel om de aantrekkingskracht van de foor te vergroten, dit door het verlenen van rechten en privilegies.

Volgens een ordonnantie van gravin Margaretha mocht geen enkel stuk laken verkocht worden dan op de foren in Vlaanderen en dit van acht dagen voor tot acht dagen na de foor. Huiden, leder, was en andere produkten die per gewicht verkocht werden, mochten slechts in het groot verkocht worden op de jaarmarkten. Het oudste gekende oktrooi dagtekent van 9 juli 1455, waarbij Filips de Goede voor een termijn van dertig jaar de ordonnantie verlengt die aan de stad Gent de toelating verleent twee foren per jaar te houden: één op halfvasten (Viering van de 4e zondag van de vasten die dan halfweg zijn in voorbereiding op het Paasfeest) en één op Sint-Pietersdag (29 juni).

Ter info: St.-Pietersdag was ondermeer in Friesland voor de vissers niet alleen het feest van hun beschermheilige maar ook de eerste dag na de winter waarbij de boten opnieuw uitvaarden. In West-Vlaanderen was er de gewoonte op St.-Pietersdag een openbare verkoop te houden van de inboedel van landbouwers die het voor bekeken hielden. Ook hooi werd er geveild en weiden voor de tweede helft van het jaar werden verpacht aan de meest biedende.

In 1497 schonk Filips de Schone aan Gent de toelating een jaarmarkt te houden gedurende veertien dagen en dit vanaf de eerste donderdag na de zondag, waarop het oculi gezongen wordt (derde zondag van de vasten) tot de donderdag na judica (passiezondag) en dit om de stad Gent te helpen, daar de stad door de oorlogen en twisten ontvolkt was en gebukt ging onder de last van schulden. De stad Gent had de vorst om dit octrooi verzocht om alzo zijn financiële toestand te lenigen. Tijdens de duur van de jaarmarkt werden de gevangenneming en het recht goederen aan te slaan geschorst en dit zowel voor de goederen als voor kooplieden, hun helpers, de bannelingen en vluchtelingen.

Jozef II had in 1786 een wet bepaald dat alle kermissen op hetzelfde moment moesten gehouden worden om nutteloze uitgaven en vermaken te vermijden. Maar daar had niemand oor naar.

Tijdens het Frans bewind werden de parochiekermissen vervangen door feesten van vaderlandsliefde ter ere van vrijheid, vrede, landbouw, volksmacht, jeugd en echtgenoten. De acht Gentse wijkkermissen die vroeger elk jaar van juli tot oktober om de veertien dagen plaatsvonden, werden dus ten tijde van de Franse Republiek vervangen door de zg. Decadisfeesten, maar keerden daarna in hun oude vorm terug. Pas in 1843 werden ze definitief vervangen door één enkele grote kermis voor de ganse stad. De samenstelling van een programma waarin alle wijken zich konden terugvinden gebeurde door een daartoe door de stad aangestelde commissie. Dat was elk jaar een hele karwei. Vooral om een keuze te maken uit een groot aantal voorstellen ingediend door allerlei verenigingen en particulieren met de natuurlijk onvermijdelijk daarbij horende aanvragen tot subsidiëring.

10 Februari 1838. In de Gentse gemeenteraad wordt een voorstel ingediend om jaarlijks een algemene kermis in te richten. Dit om de zeven parochiekermissen te vervangen aangezien deze parochiekermissen teveel de dronkenschap begunstigen. Het voorstel werd niet aangenomen. Vanaf 1843 zullen jaarlijks Gentse feesten worden ingericht

In Gent was er tot 1843 kermis in elke parochie. De 2e zondag van juli was er de kermis van St.-Baafs en die van St.-Anna, in augustus de kermis van H. Kerst en van St.-Pieters, in september deze van St.-Niklaas en St.-Michiels, in oktober de kermis bij de koolkappers van Ekkergem om af te sluiten met de kermis aan het St.-Jacobs. In ieder geval: de Gentenaar maakte er een erezaak van op alle kermissen aanwezig te zijn. Met alle gevolgen vandien.

Het oprichten van een eerste roeivereniging en het houden van de allereerste roeiwedstrijd in Gent staat niet los van het ontstaan van de Gentse Feesten. Na een eerste mislukte poging in 1838 had het stadsbestuur in 1843 beslist één centraal gemeentefeest te houden. Het uiteindelijke doel was de wijkkermissen te laten uitsterven door één groot feest en de verspreide afwezigheid van werklieden op hun werk te voorkomen. Tot in 1855 werden de feesten gehouden van de laatste zondag van juni tot de eerste zondag van juli. Vanaf 1856 tot aan de eerste wereldoorlog was dat van de tweede zondag van juli tot de derde zondag (maar vanf 1864 kwam de daarop volgende maandag, de dag der lege portemonnees erbij). Pas sinds 1920 is de feestperiode vanaf de zaterdag vóór 21 juli tot en met de tweede maandag erna.Van bij de eerste Algmene Kermis werden meteen de (in 1838 gestarte) paardenwedstrijden op het Sint-Denijsplein geïncorporeerd. Deze manifestatie zal tot in 1914 één van de topattracties van de Gentse Feesten blijven, maar dra volgde een tweede meer volkse sportactiviteit met name de roeiwedstrijden.

Deze nieuwe vereniging besliste nochtans reeds op 5 juli 1846, de laatste dag van de Gentse Feesten, een eerste roeiwedstrijd te houden en dit in het Handelsdok (toen het enige van de haven), gelegen tussen de Dampoort en de Muide. De wedstrijden gingen over 2100 meter, waarbij tweemaal langs een boei om gekeerd werd. Er waren wedstrijden met vierriemboten, tweeriemboten en pontjes. Merkwaardige vereiste: de eigenaar van de boot moest de stuurman ervan zijn. Er werd gestreden in reeksen van twee, waarna de winnaars verder per twee streden. De snelste in de finale won (met als prijs een verguld zilveren medaille en de toen aanzienlijke som van 350 frank), maar er was ook een prijs voor de schoonste klederdrachten, alsook één voor het snelste vaartuig buiten het land getimmerd. Deze manifestatie had een enorme bijval. De beide oevers van het dok waren volzet. Er was een feesttent, een muziekkorps en een artilleriebatterij (de start werd met kanonschoten gegeven!). Alle notabelen van de stad waren aanwezig. De pers was enthousiast. Zo lezen we: “Zoals reeds aangegeven was de “Société des Régates” geen zuivere roeivereniging. Haar belangrijkste activiteit in de komende jaren waren immers de “Venetiaanse Waterfeesten”, zijnde een nachtelijke tocht van versierde en verlichte boten door de waterlopen van de stad. Dit werd reeds in de week van de Gentse Feesten ingeplant, soms met koninklijke aanwezigheid opgeluisterd (niet alleen die van België, want in1853 kwam zelfs de koning van Hannover kijken!). Daarnaast waren er talrijke waterwandelingen, zijnde boottochten van de leden naar de omliggende steden.

Echte roeiwedstrijden werden zeker niet ieder jaar gehouden. Na de start in 1846 zijn we enkel zeker van 1849, 1851, 1860 en 1861. Vast staat dat er ook werd deelgenomen aan wedstrijden buiten Gent, meestal in Antwerpen. Het laatste spoor van sportieve activiteit dateert van 1865. In 1867 wordt de vereniging nog een allerlaatste keer vermeld in de (Franse) “Almanach du Commerce et de l’Industrie”.

Het verslag aan de gemeenteraad vervolgt. Thans zijn de verkeersmiddelen veel verbeterd. De kooplieden hebben hun zwerversleven opgegeven en hebben zich gevestigd in winkels in steden. Hierdoor is de betekenis van de “foren” sterk verminderd, het verval van de “foren” is totaal. De beide “foren” van Gent ondergingen hetzelfde lot. Omstreeks 1820 had de Gentse “foor” nog een zeker belang. We herinneren de handelaars in wollen en katoenen stoffen, de messenverkopers, de drukkers, de graveerders en de verkopers van boeken met hun uitstallingen in het stadhuis en in de straten die het stadhuis omgeven.

Stilaan werden de zalen van het stadhuis verlaten. Slechts enkele handelaars in ontbijtkoek (“lekkerkoek”) en speelgoed zijn de oude gebruiken trouw gebleven en hebben de kermisreizigers gevolgd die de toelating hebben bekomen zich op het Sint-Pietersplein op te stellen. Wat de Bijlokefoor betreft: deze is volledig uitgestorven. In 1847 stonden slechts twee kramen.

Door het besluit van de gemeenteraad van 1843, waarbij jaarlijks een Gentse kermis werd ingericht en waarbij tevens de parochiekermissen zouden verdwijnen, betrachtte de gemeenteraad niet alleen feesten in te richten die de ganse bevolking zouden aanlokken. De gemeenteraad betrachtte tevens “réduire ces occasions nombreuses ou pour obéir à d’ anciennes habitudes les classes ouvrières se livraient à des dépenses d’autant plus regrettables qu’elles étaient accompagnés d’une suspension de travail et partant d’une privation de salaire”.

Art. 1 : Vanaf heden is het oprichten op de openbare weg van kramen en kermistenten voor het vertonen van curiositeiten, het inrichten van voorstellingen en het verkopen van eetwaren en goederen slechts toegelaten tijdens de week van de kermis.

Art. 2 : De kermistenten en kramen zullen opgesteld worden op het Sint-Pietersplein. Door dit besluit werd de halfvastenfoor afgeschaft. De “foor” tijdens de Gentse feest werd geen succes. In juli werden “foren” gehouden te Namen, Mons en Charleroi; hierdoor kwamen de foorreizigers niet naar Gent. De bewoners van het Sint-Pietersplein vroegen de wederinrichting van de halfvastenfoor.

Op 15 december 1849 besloot de gemeenteraad : “De kermistenten en kramen mogen elk jaar ter gelegenheid van de paardenmarkt en de halfvasten opgericht worden op het Sint-Pietersplein van dinsdag van halfvasten tot de dinsdag van de week voor Pasen.”

Zondag 25 Juni 1854. Heden begint de Gentse kermis. Op het programma: paardenwedstrijden, gaaischietingen met de handboog, toneelvertoningen, uitdeling van brood aan de armen, krulbolspel, schieten met de kleine kruisboog, volksbal, vuurwerk, etc.

Vervolgens kende de Gentse “foor” een reuzensucces en oefende een grote aantrekkingskracht uit en dit zowel op de Gentenaars als op de bewoners van de randgemeenten. Ook tijdens de eerste jaren na WO I lokte de Gentse foor de massa.

Op zondag trok de bevolking van Gent in dichte drommen naar het St.-Pietersplein. Vanaf de “Vooruit” in de St.-Pietersnieuwstraat kon men slechts stapvoets vooruit. Op het St.-Pietersplein was het een gedrum en gestamp. Er waren circussen, paardenmolens, het wafelkraam Max, meerdere schiettenten, het museum Spitsner, waarzegsters, nougakramen, kramen voor oliebollen (zonder oliebollen te kopen kon men toch niet naar huis), worsteltenten, de “lutte met den beer”, enz. De tweede maandag voor Pasen kwamen de buitenlieden naar de foor. De zondag was het op de buiten plechtige communie en de maandagnamiddag kwam men met de plechtige communicanten naar de foor te Gent.

De Gazette van Gent bracht jaarlijks een verslag over de merkwaardigste opgestelde kermistenten. Zo lezen we in 1882 (11 april) : “Er zijn kramen met loterijen en kansspelen en draaiberden. Ook zijn er enkele kooplieden met fantasievoorwerpen en juwelen. De barakken met dikke vrouwen en waarzegsters ontbreken evenmin”.

In de gemeenteraad van 2 februari 1880 interpeleerde gemeenteraadslid De Nobele het college. Hieruit blijkt, dat de plaatsrechten op de foor nooit bepaald werden in de gemeenteraad. Door een collegebesluit van 19.1.1874 werden de plaatsrechten bepaald op 1,50 F, 1,00 F, 0,50 F en 0,25 F per m2 volgens de ligging van de plaatsen. De Nobele tekent ook protest aan tegen wat hij noemt “de schandelijke uitbuiting van kinderen”, die in circussen acrobatische oefeningen uitvoeren. Als gevolg besluit de gemeenteraad op 23 februari 1880, dat op de foor geen kinderen jonger dan 15 jaar mogen medewerken aan vertoningen. De plaatsrechten zullen al spoedig geweldig stijgen.

gentfoto's3 008

——————–

 Bron:

Ghendtsche Tydinghen 1972 – Vol1 N°12

Ghendtsche Tydinghen 1973 – Vol2 N° 2/N°11

Ghendtsche Tydinghen 1974 – Vol3 N°6

Ghendtsche Tydinghen 1977 – Vol6 N°3

Ghendtsche Tydinghen 2005 – Vol34 N°4

Ghendtsche Tydinghen 2006 – Vol35 N°6

nl.wikipedia.org

blogfrenetiek.wordpress.com

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.