STRATEN

De Posteernestraat, de Lange Munt, de Veldstraat, … wat verbergen deze straten? Over die verschillende straten van “de Kuip”, de oude binnenstad, kom je hier alvast meer te weten. Vele straatnamen zijn in verband te brengen met het roemrijke verleden van Gent.

Een link naar verdwenen gebouwen, vroegere bewoners, gedempte waterwegen, de ligging, … vertellen ons iets meer over wat eens was.

Door het verhaal achter de straatnaam te kennen komen boeiende verhalen naar boven over de stad Gent. Zo wordt de geschiedenis eens op een andere manier benadert  met vele interessante feiten.

Had het volk alleen nog te beslissen over de vorm der straatnamen, dan zou met de naam van de rechtsgeleerde Frans Laurent wel hetzelfde kunnen gebeuren als met die van de meester metselaar. Wie heeft nog niet horen zeggen Sint-Laurentplein in plaats van Laurentplein? Dat is vooral toe te schrijven aan het ontbreken van de voornaam. Maw waarom geen François Laurentplein?

Het stadsbestuur geeft sinds 1786 namen aan straten. Sindsdien zijn er op de hoeken van de straten naamplaatjes aan te treffen. De stad Gent is hoogstwaarschijnlijk de voorloper geweest wat betreft deze naamplaatjes. Ook wat betreft huisnummering is 1786 het aanvangsjaar geweest. Grote steden begonnen pas na Gent de naamplaatjes en nummering in te voeren. Zoals 1795 voor Berlijn. En daarna Londen,Parijs, Wenen… . Wat onze eerste naamplaten betreft, die zijn natuurlijk verdwenen. Er was er echter nog één op de hoek van het Komijnstraatje … zou het waar zijn?

Belangstelling voor betekenis en correctheid
Het is maar in 1833 dat er schot leek te komen in de belangstelling rond betekenis en bedoeling van de Gentse straatnamen. Inmiddels had men in Antwerpen de studie aangevat om de oude straatnamen van deze stad op te vissen en ze te verklaren. Dat kreeg navolging. Begin de jaren 1830 gingen stemmen op in het stadsbestuur om, in de voetstappen van het Antwerps college, geschiedkundige en etymologische opzoekingen te laten doen over de ware oorsprong van de Gentse straatnamen. En al in 1832 kon de “Commissie voor het bewaren van Praalgebouwen” (voorloper van de Stedelijke Commissie voor Monumenten), aan het College van Burgemeester en Schepenen meedelen dat zij een ‘bijzondere commissie’ samengesteld had om het voorgestelde initiatief te verwezenlijken. Maar die schoot niet in gang. “Voor zoveel ik weet”, aldus Alfons Van Werveke, “heeft die commissie nooit de uitslag van hare werkzaamheden bekend gemaakt”.

Drie jaren nadien, in 1836, benoemde het College een nieuwe commissie, gelast met het verbeteren van de straatnamen. Het oorspronkelijk verslag van de commissieleden Serrure, Vervier, Parmentier, Goetghebuer, Blommaert en Van der Haeghen, uitgebracht op 10 Juni 1836, bleef bewaard in de Hogeschoolbibliotheek (nu UGent).

Nieuwe wijken en straten buiten de stadsmuren
In Juli 1860 werden de tollen aan de onderscheiden stadspoorten afgeschaft. En dan werden deze eenvoudig weg geruimd en wat er nog overbleef van de oude vestingen, muren en wallen, werd gesloopt en gedempt. Op enkele jaren tijds verruimden de bouwkansen daardoor in hoge mate in de voormalige voorgeborchten langs alle zijden. Tussen haakjes: een voorgeborgte of voorgeborchte was een oorspronkelijk versterkt “voorwerk” of “voorburcht” buiten de eigenlijke, eveneens versterkte poort. In het Frans werd dit “faubourg”. Geleidelijk breidde de betekenis uit tot buitenwijk. Ten gevolge van de stijging van de werkgelegenheid in de Gentse industrie groeide de bevolking immer aan. Ten allen kante werden nieuwe straten aangelegd. In de eerste aflevering van zijn stadsgeschiedenis, Gent van den oudsten Tijd tot Heden (1882) mocht Frans De Potter terecht schrijven: “Aan de hand van de Wegwijzer van Gent mag men zeggen, dat er in geen twee eeuwen zo veel nieuwe wegen werden geopend, als wij in de jongste vijf en twintig jaren gezien hebben…”.

Maar geen straat zonder naam! De tijd was voorbij dat de bewoners zelf de naamgeving hunner wegen en straten inspireerden. Thans hoorde dit bij de bevoegdheid van het stadsbestuur, die deze taak in de handen legde van een commissie. “Ware het niet wenselijk dat men de nieuwe straten geen zo onbeduidende naam gaf, als weleens is geschied, maar bij hun doop (…) de verdienstelijke kinderen der stad aan het volk van heden en morgen (liet) herinneren?”

Dit betekent een sympathiek beroep doen op de verantwoordelijkheid van de toenmalige commissieleden, die precies rond dit moment – de jaren 1880 – heel wat werk voor de boeg hadden met de toen immer stijgende uitbreiding van het Gentse wegennet, zowel in de stad binnen de vroegere vesten, als in de voormalige voorgeborchten. De naamgeving van de alsdan opdagende straten moet wel zo belangrijk zijn gebleken, dat in 1883, het College van Burgemeester en Schepenen, zich het laatste woord toeeigende. Bij dit besluit werd bepaald: ‘’t En ware dat er spraak zou zijn de naam te kiezen van publieke personages of van heugelijke gebeurtenissen, waarvoor de meningen uiteenlopend kunnen zijn, dan doet het College voorstellen aan de Ge meen teraad”.

Planmatig gegroepeerd
Hoewel er voor de naamgeving van die nieuwe straten, leemten en vergissingen zijn aan te merken, hebben de commissieleden en het College, toch ver dienstelijk werk gepresteerd. Zo ontbrak het niet aan een oordeelkundige indeling van verscheidene categorieën van benamingen die treffend stroken met de toenmalige plaatselijke toestanden. Aldus kwamen in het toen nog landelijk voorgeborchte van de Brugse Poort, namen voor uit de categorie van vogels, zoogdieren, planten, vruchten, bloemen en landelijk bedrijf. Wij vernoemen onder meer: “de Kiekenstraat, de Nachtegaalstraat, de Zwaluwstraat (allen van 1866), de Eksterstraat (1870), de Geitstraat en de Vosstraat (1866, nu Reinaertstraat), met daarbij nog de Herderstraat (1866)”.

Daarnaast kwamen er nog meer straten met plantaardige namen uit de bus: de Boomstraat (1866), de Hulststraat (1881), de Resedastraat (1882), de Tulpstraat, de Cederstraat en de Sparrestraat (allen in 1883), de Lindenstraat (1877), de Haverstraat (1880), de Plantaanstraat (1880), de Klaverstraat (1890), de Fuchsiastraat (1897), de Maïsstraat (1904), de Hopstraat (1904), de Appelstraat (1866), de Abrikozenstraat (1866), de Kastanjestraat (1884), de Notelaarstraat (1885), de Peerstraat en de Perzikstraat (1898), de Hulststraat (1881), de Azaleastraat, de Meibloemstraat en de Acaciastraat (1897).

Maar toen was ook de textielnijverheid reeds gepland en in ontwikkeling buiten de Brugse Poort en daaraan werden gewijd: de Weversstraat, de Spinnerstraat, de Haspelstraat, de Vlasstraat (allen in 1866). Ook aan de metaalwerkhuizen van de Phoenix werden een paar namen verbonden: de IJzerstraat (1861), de Aambeeldstraat (1866). De naam Phoenixstraat zelf kwam pas later voor de proppen (1940).

We treffen een gelijksoortige indeling aan in andere wijken: in het havenkwartier doelen de straatnamen op de scheepvaart, het havenbedrijf en de koophandel: de Ankerstraat (1869), de Matrozenstraat (1870), de Loodsenstraat, de Makelaarstraat en de Zeilstraat (1890), de Maststraat (1891), de Terneuzenlaan (1869), de Bombaystraat en Duinkerkestraat (1881), de Hamburgstraat (1885), de Marseillestraat (1885), de Londenstraat (1881).

In de Heirnis werden in 1883 namen van vissen gegeven: de Karperstraat, de Snoekstraat, de Tarbotstraat, de Tinkstraat, de Tongstraat en de Zalmstraat. Tussen 1882 en 1905 werden straten getrokken door de voormalige dierentuin, waaraan hun benaming een herinnering dragen: de Hertstraat, de Arendstraat, de Lamastraat, de Zebrastraat, de Leeuwstraat, de Tijgerstraat, de Olifantstraat. Aan de Stropkaai vinden we straten, gedoopt met de namen van de vier jaargetijden: de Lentestraat, de Zomerstraat, de Herfststraat en de Winterstraat.

Vermelden we nog ten slotte, dat op het Oude Meerhem, namen van geleerden en kunstenaars werden gebundeld in de Mercatorstraat, de Sanderusstraat, de Van Maerlantstraat, de Justus Lipsiusstraat, de Van der Goesstraat, de Davidstraat, de Erasmusstraat, de Snellaertstraat, de Queteletstraat (1904).

Wij beperkten ons hier bij de voornaamste indelingen doorgevoerd in die jaren van buitengewone stadsuitbreiding met aanleg van talrijke nieuwe straten. Het is overduidelijk dat men planmatig aan de naamgeving van die nieuwe straten heeft gewerkt. Maar dit toont ons ook, hoe sterk de nieuwere en officiële naamgeving afwijkt van de originele, zinrijke en pittige benamingen welke onze voorouders uit de werkelijkheid of hun fantasie wisten te putten.

Wetenschappelijke plaatsnaamkunde
De goede bedoelingen ten spijt, heeft het van het College uitgaande initiatief in 1833 ‘om geschiedkundig en etymologische opzoekingen te doen over de ware oorsprong van de namen onzer stad’, niet veel bijgebracht.

De wetenschappelijke studie van de Gentse straatnamen is uiteindelijk meer bevorderd geworden, door individuele bijdragen van belangstellende folkloristen, taalkundigen, plaatsnaamkundigen en geschiedenisvorsers, die tot de kern van die naamgevingen zijn doorgedrongen, om onder het hulsel van de naam, de geschiedkundige werkelijkheid te ontdekken.

Wij moeten hier een eerste belangrijk geschiedkundig werkje vermelden, waarin de Gentse straatnamen ruimschoots worden behandeld en opmerkenswaardige bijzonderheden weergegeven die licht werpen op hun betekenis. Wij bedoelen “De Volledige Beschrijving van Gent, in 1857 uitgegeven door J.J. Steyaert, schoolhoofd van de gewezen stedelijke school van het Prinsenhof.

Frans De Potter heeft in zijn “Gent van den Oudsten Tijd tot Heden” (7 delen, 1882-1901, en een postuum in 1933-1938 verschenen deel 8), er veel toe bijgedragen, niet alleen om de oude Gentse straatnamen op te sporen en ze in hun betekenis te belichten, maar daarenboven om de belangstelling op te wekken tot een diepgaande studie van de plaats- en stratennaamkunde van Gent. Uit dezelfde tijd dateert een brochure van Ernest Callant Geschiedkundige verhandeling over de namen van de straten van Gent (Gent 1899), een werkje dat meestal put uit het bestaande materiaal.

Vooral na Wereldoorlog I ging de toponymie of plaatsnaamkunde er merkbaar op vooruit. Vooralsnog moesten we het stellen met louter verklaringen en mededelingen over de betekenis van de oude Gentse straatnamen, zoals wij die vinden bij Victor Fris in zijn boekje: “De oude straatnamen van Gent”. Een prijsboek voor de Schooljeugd (Gent 1925), waarin de schrijver zich beperkt tot de straatnamen die voorkomen op het Plan van Goethals, dat in 1796, onder de Franse Bezetting verscheen. Alfons Van Werveke gaf bij enkele namen meer uitleg en stelde verbeteringen voor in “Ophelderende Nota’s” toegevoegd aan zijn werk: “De namen van de straten van Gent”. Een voorstel tot verbetering der schrijfwijze dier namen en bijvoeging op de naamborden in 196 / Ghendtsche Tydinghen / 50e jaargang / 2021 / nr. 3 de straten van historische nota’s (Gent 1919).

In de uitgave van de ‘Vlaamse Toponymische Vereniging te Leuven’, achtste Jaargang, 1932, verscheen een belangrijke bijdrage van filoloog J. Vercouille over “De straatnamen van Gent”, waarin hij de etymologische ondergrond van oude Gentse straatnamen opspoort en hun oorsprong of ontstaan plaatst in de historische context waarin die straten tot stand kwamen.

Na Oorlog II betekende het verschijnen van Maurits Gysselings Gent’s vroegste geschiedenis in de spiegel van zijn plaatsnamen (1954), de bekroning van een ijverig en geduldig opzoeken in de originele archieven, van een kostbaar materiaal, dat door de schrijver etymologisch – wetenschappelijk wordt behandeld. Ondanks zijn beknoptheid een onmisbaar referentiewerk.

Vermelden we nog ten slotte een reeks van leerrijke en originele bijdragen over de Gentse straatnamen door Berten De Keyzer, in het dagblad De Gentenaar, September-Oktober 1959. Een misschien al te vluchtige en journalistieke reportage, welke niettemin tal van nieuwe aspecten inhoudt, die de taal van de oude Gentse straatnamen belichten.

Naamsveranderingen en nieuwe namen omstreeks W.O. II
De plaatsnaamkunde had voor Oorlog II een dusdanige vlucht genomen en zoveel interesse verwekt, dat het duidelijk werd dat een groot aantal straatnamen niet beantwoordden aan hun oorspronkelijke betekenis of losgerukt waren uit hun historisch milieu en herkomst. Om hieraan te verhelpen, en vooral om verwarring tussen gelijkluidende namen te vermijden, gaf de gemeenteraad een bijzondere commissie de opdracht aan een herziening van straat- en plaatsnamen te werken. Deze leverde een ontzaglijk werk onder de bezielende leiding van advocaat en latere schepen Joseph (Jos) Vermeulen, geruggesteund door schoolinspecteur en oud-gemeenteraadslid Omer Van Hauwaert. Jammer is het dossier van deze commissie teloor gegaan (later terug opgedoken: zie noot). Haar belangrijkste opdracht bestond er in door het creëren van nieuwe namen het vermijden van verwarring door misleidende of gelijkluidende straatnamen, vooral ‘Lange’ en ‘Korte’, ‘Kleine’ en ‘Grote’,…kaai en …straat.

Ingesteld net aan het begin van W.O. II, kende de commissie een bewogen start. Ondanks alles kon ze haar doel gelukkig verwezenlijken. Het oorlogsschepencollege heeft deze studie en navorsingen benuttigd om in l943 over te gaan tot een wijziging van een groot aantal straatnamen over de gehele stad. Na enige aarzeling heeft het naoorlogse schepencollege de wijzigingen ingevoerd in 1943 grotendeels bekrachtigd in 1946. Dit althans voor de vroegere stad. De aangehechte, na W.O. II terug zelfstandig geworden, gemeenten konden meestal teruggrijpen naar de oude namen. Maar dat is slechts de helft van het straatnamenverhaal in de vorige eeuw.

Al tijdens de oorlog kwam de door de bezetter opgelegde creatie van ‘Groot Gent’ de zaken compliceren (afb. 7). In zowat iedere aangehechte gemeente was er een Kerkstraat en een Guido Gezellestraat, enz. Daarvan mocht er uiteraard slechts één enkele behouden blijven. Na de bevrijding kwamen de vooroorlogse namen terug in voege. In 1965 volgde de aanhechting van een aantal ‘Kanaaldorpen’ of delen ervan.

Op 1 januari 1977 werd met de annexatie van nog meer en grotere gemeenten het nog steeds bestaande grondgebied Gent een feit. Noodgedwongen moest men opnieuw aan het werk zoals men al tijdens de oorlog moest doen. De latere naamgeving van nieuw aangelegde straten heeft zich verder aan de grondbeginselen van de voorgaande herziening geïnspireerd. Nu gebeurt elke nieuwe naamgeving van plaatsen en straten na nauwkeurige studie en grondig overleg. De plaatsnaamkunde heeft in grote mate het pleit gewonnen.

———-

Ter info

22 februari 1845. In verband met de komende volkstelling verzoekt de gouverneur de gemeentebesturen er voor te zorgen dat alle huizen een huisnummer hebben. Vroeger hadden de huizen een naam die voorkwam op een uitsteekbord. De nummering van de huizen werd ingevoerd in 1786. De stad zal een aanbesteding uitschrijven voor het schilderen van de huisnummers. De kosten zijn ten laste van de eigenaars.

1 augustus 1846 : “Partout le pavage est en fort mauvais état” stelt de gemeenteraad vast. De werken worden slecht uitgevoerd. In de toekomst zal de stad zelf de kasseien aankopen (prijs 146 fr (3,6€) per duizend). De aannemers zullen verplicht zijn een bepaald aantal kasseien per m² te plaatsen. Ook worden ze verplicht het wegdek gedurende een bepaalde tijd te onderhouden tegen een vooraf bepaalde prijs.

27 april 1850. De gemeenteraad keurt een politiereglement op de reinheid van de straten en het straatvegen goed. De huurder, bewoner of eigenaar van de woning moet regelmatig het voetpad en de straat tot aan de aslijn vegen. Er wordt verboden afval en vuilnis op straat te werpen. Overtreding zal gestraft worden met een boete van 1 tot 5 frank en bij herhaling binnen de maand met een boete van 5 tot 10 frank.

GentonbewoonbaarVanDaeleDaniëlFb

1 juni 1850. De gemeenteraad keurt de aanbesteding voor het reinigen van de straten goed. Het werk wordt toegewezen aan A. De Raeve voor een termijn van drie jaar, dit voor het bedrag van 46000 fr (1141€). Op 21 juni lezen we in de Gazette van Gent : “Heden is de dienst voor het reinhouden van de straten begonnen. Een groot aantal karren, elk door drie werklieden en een politieagent vergezeld, doorkruisen van zes uur ’s morgens de straten. Met genoegen zag men, dat de inwoners de afval en vuiligheid, welke anders onmisbaar de straatvloer moeten bemodderen, met een loffelijke bereidwilligheid aanbrachten om het in de vuilniskar te storten”.

30 januari 1874. Art. 3 van het “reglement op de pisbakken” (zo genoemd in de officiële tekst) goedgekeurd in de gemeenteraad bepaalt, dat de koffiehuishouders en herbergiers verplicht zijn in hun drankhuis een toilet te hebben in volkomen staat van reinheid.

21 november 1874. Er wordt in de stad algemeen geklaagd over de ongehoord vuile toestand waarin de straten verkeren. Ze zijn onbegaanbaar geworden. De modder ligt in sommige straten een voet hoog. Zijn er nog straatvegers in dienst in de stad ?

27 januari 1875. In 1874 werd door het stadsbestuur een bericht aangeplakt waarbij verboden werd op straf van boete elders zijn behoefte te voldoen dan in de piscines. Er staan aan de Vlaamse Comedie (Minard schouwburg) de dag der vertoningen twee politieagenten om de mensen te beletten te wateren, maar waar staan de piscines? (In de schouwburg waren nog geen toiletten!)

———-

Efkes een “biestenlolle“: Een man zit in de bus. Tegenover hem zit een aap. Zegt de aap: ‘Wat zit jij zo te kijken?’ ‘Nou,’ zegt de man, ‘dat zie je toch niet vaak, een aap in een bus.’ Waarop de aap repliceert: “Je zal mij ook niet meer zien. Want vanavond is mijn brommer gerepareerd”.

Benaming van straten naar de toestand van de grond.

Een groot gedeelte van de grond in de stad is zandachtig. Dat heeft aanleiding gegeven tot een zeer oude naam, de “Zandberg”. Wij spreken niet van“Zandstraat”, die eerst van 1886 dagtekent. “Zandberg” treft men reeds aan in de oudst bewaarde rekening der stad Gent nl. die van 1314. Vroeger heette de volledige strook tussen de vestingen aan de Vijfwindgatbrug en de Keizer- en Sint-Lievenspoort ook het “Zand”. En de poort aan de Houtlei aan de Korte Violettenstraat droeg de naam van “Zandpoort”.Wij wijzen op het woord “berg” in de samenstelling “Zandberg”. Wij vinden het ook in “Kalanderberg”, “Galgenberg”, waarvan wij reeds spraken,“Blandijnberg”, Onderbergen”, “Parijsberg”, Hoveniersberg”, “Oranjeberg”.

Dat woord “berg” werd vroeger gebruikt om elke verhevenheid van de grond, hoe gering ook, aan te duiden. “Blandinberg” wordt thans niet meer gebruikt als naam van een straat. Wel diende het als dusdanig tot 1799. Het was de naam van het plein tussen de huidige “Blandinstraat” en “Sint-Pietersplein”, vooraleer daar huizen stonden.Het is evident dat bij aanvang “Blandinberg” de naam was der grootste verhevenheid van de grond in onze stad, 20 meter boven het zeepeil. Men ontmoet het nog als dusdanig in de XVIIIe eeuw. “Blandin” vindt men reeds in Latijnse akten van de IXe en de Xe eeuw, waarin het gebruikt wordt om de Sint-Pietersabdij aan te duiden (in Blandinis monasterio), de plaats, waar die is gelegen (in loco Blandinis) en den berg zelf (in monte Blandinis). Voegen wij daar nog bij dat het plein tot eind 19e eeuw ook nog “Kloostermarkt” werd geheten, dat ze in het zonderling besluit van 8 april 1799 “Montagne de Brutus” werd gedoopt, en dat die lieve naam in de officiële lijst van 15 december 1812 vervangen werd door “Place du roi de Rome”, zonder Nederlandsche vertaling, ter ere van Napoleon’s zoon.

“Onderbergen” moest niet vertaald worden door “rue de la Vallée”, maar door “rue sous le Mont”. De berg waarvan sprake is de oude “Galgenberg” der stad Gent. Het hoogste gedeelte van deze belangrijke heuvel besloeg de volledige oppervlakte tussen de huidige Galgenberg, de Twaalfkamerstraat, het oostelijk uiteinde van de Bellevuestraat, de Theresianenstraat en de Casinostraat. Vergeet niet dat de Coupure reeds midden XVIIIe eeuw werd gegraven. Vóór dat de Sint-Michielswijk gevoegd werd bij het oorspronkelijke Gent tussen de Leie, de Schelde en de Ketelvest. Dus vóór dat de Houtlei was gegraven, lag “Onderbergen” aan de voet van de helling van de grond, vandaar ook de naamgeving. (A. Van Werveke)

Lijst oude benamingen naar recentere straatnamen:

MEULEGAT = Galgenberg;
WOLVESTRAETJEN = Kleine Bellevuestraat, nu  Bern Spaelaan;
SOLFERSTEKSTRAETJÉN = Bagattenstraat (talrijke solferpriemmakers woonden aan die straat, aan de Pollepelstraat en aan het Rozendaalken);
BEGGYNHOVEKEN = Klein Parijs (gesloopt “koerken” uitlopende in de Bagatten-
straat
KABAENE = St.-Elisabethsteeg (uitlopende in de Jeruzalemstraat):
VLOYENGEVECHT = Kortrijksepoortstraat (beluik);
LUYZENGEVECHT = Hebbrechtstraat;
TURKEYTJEN = Kortrijksepoortstraat (laatste helft (Ter Kaleitje ?);
LINDESTRAETJEN = Sto Barbarastraatje);
LEEUWKENSSTRAETJEN = Korianderstro;
WALMEIRE = Koophandelsplein;
DWAERSSTRAETJEN = St.-Niklaasstraat (deel tussen Volderstraat en Bennesteeg);
D’HELLE = Nieuwland;
PEETJEMANSSTRAETJEN = Stalhof (oostelijk deel);
VERBRAND MOLEKEN en ENGELS KERKHOF = Blaisantvest;
BLAUWEMEYS:FENSSTRAETJEN = Werregarensstraat;
ZUSTERHUYSSTRAETJEN = Minnemansstraet (nu Wijze Manstraat);
KETELSTRAETJEN df PISSTRAETJEN = Stadhuissteeg;
TAVERNIERSSTRAETJEN = Zeugsteeg
 
 

De zin/onzin wat betreft het vertalen van straatnamen

Straatnamen zijn meestal oude, spontaan gegroeide plaatsaanduidingen
waarvan de betekenis niet altijd meer duidelijk lijkt of de oorsprong zelfs niet
meer met zekerheid te achterhalen valt. Vooral in oude steden als Gent kan dit wel eens opvallend voorkomen. Daarbij moet men er ook meermaals rekening mee houden dat de oorspronkelijke, de oude of echte benamingen in de loop der tijden gewijzigd, geëvo-
lueerd, aangepast, gemoderniseerd, of zelfs gewoon verkeerd geïnterpreteerd,
verkeerd begrepen of vertaald werden.
 
Het is vooral de verdienste van schepen Jozef Vermeulen geweest, aan een
aantal Gentse straten hun authentieke benaming terug te schenken (1942).
Nadien heeft ook rijksarchivaris Maurits Gysseling met zijn studie “Gent’s
vroegste geschiedenis in de spiegel van zijn plaatsnamen” (1954) een belang-
rijke bijdrage tot die kennis geleverd.
 
Wat de vertalingen betreft, stammen deze hoofdzakelijk uit de periode van het
zgn. “Frans bewind” (waaronder wij vanaf 1795 niet alleen bezet, maar ook
aangehecht waren. Wij waren Franse staatsburgers geworden, en de enige officiële taal was dan ook de taal van Molière. Hier in Gent behoorden we tot het
“Département de l’Escaut”. Anno 1799 werd afgekondigd dat “de namen van
pleinen en openbare wegen die in het Vlaams zijn terstond op de naamborden in het Fransch zullen gesteld worden.
 
Gezien godsdienst toen buiten de wet (afgeschaft/verboden) was,
kwam men tot potsierlijke vertalingen zoals rue du Pigeon voor Heilige
Geeststraat.
Tot vóór W.O.II waren (tegen de nationale taalwetgeving in) de Gentse straat-
namen tweetalig (daarentegen richtte zich de zgn. Grammensaktie) waaraan
vooral studenten deelnamen; de verdedigde stelling was: eentalig, of – voor de
toeristen dan – viertalig.)
Een van de curieuze versies uit die tijd was wel rue du Paradis voor
Donkersteeg (cfr. het doodlopende zijstraatje Paradijszak). Normaliter had het
eerder ruelle obscure moeten geweest zijn. 
Helemaal verkeerd was natuurlijk rue du Jambon voor de Ham: “Ham” is een iets hoger gelegen stuk land dat boven een omliggende rivierkronkel uitstijgt. Idem dito voor Kwaadham, Godshuishammeke, etc. Hoe zouden ze trouwens
Kapucijnenham hebben moeten vertalen?
Rue des Baguettes voor Bagattenstraat trok ook op niet veel; oorspronkelijk
zou het Pargattenstraat geweest zijn; waarmee naar de toegang – via een hek
werd verwezen.
Rue aux Draps voor Drapstraat klonk chic’er dan rue de la Boue (i.v.m. de
naburige Poel).
Bij Ramen (waarop lakens gedroogd werden) dacht men blijkbaar aan “ram”
en werd het rue du Bélier.
Omzetting van Berouw tot rue du Repentir hield geen steek gezien volgens de
etymologen berouw op een strook aangespoelde grond zou wijzen.
Rue d’Angleterre voor Ingelandgat heeft weinig zin gezien de naam “toegang
tot weiland” blijkt te betekenen. (In de Genste volksmond werd er ook een
ander, nogal platte vertaling aan gegeven…)
Rue des Peignes voor Kammerstraat zag over het hoofd dat hiermee wel een
onderdeel van het wol-bewerken wordt bedoeld.
Burgstraat werd rue de Bruges (i.p.v. rue du Bourg), Kouter, place d’Armes, Steendam rue St-Georges, Hooiaard marché au Foin (terwijl “aard” aanlegplaats betekent). Minnemeers vertaalde men als Pré d’Amour (i.p.v. Pré aux Sirènes; minne is een watergeest, cfr. zeemeerminnen), Overpoortstraat als rue de la Colline (zodat men dan over de Heuvelstraat ging spreken). Spotvogels noemden de Voldersstraat (rue des Foulons) ook wel eens Lange Zottenstraat (Fous longs).
Sommige plaatsnamen (zoals Einde Were, Krevelsteeg, Kalandeberg, Holdaal, Meerhem, Waalse Krook, Veergrep, Bommelstraat, Groene Briel, Stalhof of Griendeplein) lijken nogal moeilijk te vertalen. Andere (zoals Gewad, Heirnis, Malem, Muide, Schreiboom, Zieklien, Krijzeltand, Kasterbant of Jooremaaie) bijna helemaal niet. Wie zou er trouwens aan denken het Parijse Montmartre of Trocadéro te gaan vertalen, het Londense Trafalgar Square, het Keulse Klingelputz, of het Amsterdamse Damrak?
Een oude straatnaam is meestal zo plaatsgebonden dat hij doorgaans bij poging tot vertaling zijn eigenlijke betekenis en zeker minstens zijn typisch lokale kleur verliest. Hierbij denken wij dan wel onwillekeurig aan wat Pierre Valdelièvre in “Les vieilles rues de Lille” (1948) over “notre cité de l’Isle-en-Flandre” noemt “la véritable saveur et le parfum caractéristique du terroir natal”.

———–

Bronnen:

Ghendtsche Tydinghen 1973 – Vol2 N°2

Ghendtsche Tydinghen 1975 – Vol4 N°6

Ghendtsche Tydinghen 1976 – Vol5 N°5

Ghendtsche Tydinghen 2005 – Vol34 N°2

Ghendtsche Tydinghen 2007 – Vol36 N°6

Ghendtsche Tydinghen 2010 – Vol39 N°1

Maurits Gysseling: Gent’s vroegste geschiedenis in de spiegel van zijn plaatsnamen.Standaard-Uitgeverij, Antwerpen 1954.

Karel Haerens: Oude straatnamen van Gent, Het Volk, Gent 1982.

Alfons Van Werveke: De namen der straten onder het Fransch Bewind.

https://openjournals.ugent.be/gt/article/85061/galley/202947/view/

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.