Fratersplein

Toen Schepen Vermeulen in 1942 de naam van “Chartreuzenplein” (naar de vermaarde Kartuizers) veranderde in “Fratersplein”, was dit geschiedkundig volledig juist. Oorspronkelijk was er bij de Gentse bevolking, vooral plaatselijk, wel wat protest bij de naamwisseling. Het had toch geen zin het plein voor het huidige instituut St.-Jan de Deo het “Fratersplein te noemen. Men zag het meer als een tegemoetkoming aan de Broeders die er woonden. Bovendien had men van die broeders dan nog “Fraters” gemaakt! Dit misverstand mag wel eens weggewerkt worden. Daarom dit artikel. Ook al omdat er toch zo bitter weinig over de vroegere bewoners van St.-Jan de Deo, de zogeheten “Fraters Derde-Ordelingen”, gekend is.

Het waren inderdaad deze Fraters, beter gekend onder de benaming “Fraters up het Meerhem of Fraters van St.-Jan in Eremo (in de Wildernis)”, die er gedurende meer dan 120 jaren hun nederzetting hadden. Omtrent 1304 in de stad Gent toegelaten, vestigden zij zich eerst in de Heilige Geeststraat en meer bepaald in de onmiddellijke nabijheid van de Armenkamer van de Sint-Niklaasparochie. Op zichzelf was het idee zich daar te vestigen niet zo uitzonderlijk. Rond die tijd, en ook later, was het inderdaad een sterk verspreide gewoonte de hulpbehoevende armen te helpen. Daartoe waren er de “armen- of Heilige Geestkamers” opgericht. Brood, kleding, stookgerief, enz. was er voorzien. Hierbij lieten de Fraters zich niet onbetuigd! Met het stichten van het Weversgodshuis in de Veldstraat (rond 1390), op de hoek van de “Clopsteghe”, kregen.de Fraters een definitieve “standplaats”. Hun invloed werd later uitgedrukt in de straatbenaming “Derde Oordinesteghe”. In feite werd dit godshuis door de wevers beheerd. Deze nu lieten slechts een kern van vijf à zes personen in de Fratersgemeenschap toe. De Fraters zelf waren meestal wevers.

Stichting Meerhem

Toen hun aantal groeide, werd er een splitsing doorgevoerd. Een deel van de Fraters trok naar de Lijnwaadweverskapel, in 1972 de cinemazaal “Savoy” in de Korte Dagsteeg. Hier verbleven ze een tijdje in afwachting van hun nederzetting op het Meerhem. De 8e januari 1456 was dan de grote dag! Ze kochten voor 80 ponden groeten, een huis met aanpalende weide, gelegen op het Meerhem. Dit kwartier maakte destijds deel uit van de Sint-Michielsparochie. In 1460 waren zij er reeds gehuisvest. Voortaan werden zij de “Fraters up het Meerhem” genoemde. Drie jaar later, op 2 september 1463, kregen zij van priester Jan Rieme geld om,hun klooster en kapel te bouwen. In maart 1465 werd hun klooster als dusdanig erkend en hun stichting goedgekeurd. Aan deze akte van goedkeuring hing ook hun zegel in groene was. Het stelde de Heilige Johannes de Doper voor met het Lam Gods. In vertaling luidt het opschrift: “Huiszegel van Sint-Jan in Eremo, te Gent, van de Derde Orde van vader Franciscus”. Hiermee hebben we meteen een aanduiding dat de Derde Ordelingen gesticht werden door de Heilige Franciscus.

Een ander heraldiek kenmerk was hun wapenschilde Dit schild had een gouden veld in de vorm van een tamelijk ronde ovaal (vrijgezellenkenmerk). Op dit veld kwamen drie ijzeren smeednagels voor met schaduw op de kanten. Wat duidt op de ingrediënten afkomstig uit de kruisiging en het lijden van Christus, volgens wiens voorbeeld zij boetvaardigheid en naastenliefde beoefenden. Een tweede versie kent dit wapenschild een bruin veld toe waarmee verwezen wordt naar de bruine kleur van de pij van St.-Franciscus.

Dat de Fraters niet zinnens waren zich in een hoekje te laten drummen bewijzen wel de talrijke akten en akkoorden die zij ondertekenden. Zo sloten zij op 12 september 1465 een akkoord met de parochiegeestelijkheid van Sint-Michiels en Akkergem, waarin zij hun bevoegdheden inzake erdiensten en uitbreiding van hun klooster lieten vastleggen. Bewerkers van dit akkoord waren de Fraters: Eustasius de Huele, Jan Colin en Livin de Poele. Het is de abt van St.-Baafs die het akkoord bekrachtigde. Met behulp van vele giften van gelovige en adelijke Gentse families konden zij zichzelf en hun zieken onderhouden. Bekend is ondermeer een schenking door dame Isabelle Winnox, van een som geld ten bedrage van 10 ponden groeten vlaamse munt ( 1483).

Verder evoluerend zien we de Fraters in 1502 een aktie ondernemen met de Zusters van het klooster van dezelfde Derde Orde bij St.-Jans te Gent, waarbij ze Pater Joos Wilchase, een Minderbroeder die ze tot gezamenlijjke “Visitator” gekozen hadden, weer afdanken. Met een akte van 16 februari 1510 ontvingen zij van de nering der Zagers (Sint Jacob) 20 ponden groeten vlaamse munt. In ruil stonden de Fraters in voor het celebreren van een wekelijkse zondagsmis en ook op de feestdagen werd dit van hen verwacht. Tevens verbonden zij er zich toe een priester ter beschikking van de Zagers te stellen tijdens hun jaarlijkse ommegang. Als waarborg gaven de Fraters hun “geestelijke” en “wereldlijke” goederen in pand”.

Het memorieboek van Gent verhaalt ons dat in 1515 de brouwerij van het klooster op het Meerhem afbrandde. Wij vragen ons echter af of het hier geen “misslag” betrof. Was er geen verwarring met de brouwerij “De Rake” die in de nabijheid van het klooster gelegen was? Zeventien jaar later, (14-1-1532) spannen de Fraters een geding in tegen de erfgenamen van Gillis Vande Velde. Het ging hier om een rente van 10 shellingen grooten. Deze rente werd gereklameerd op goederen gelegen te Wetteren. Op 3 januari 1535 werd er een belangrijke charter voor de Raad van Vlaanderen gebracht, waardoor de kloosterlingen van de Derde Orde, mits het bekomen van een som geld, er zich toe verbonden een mis te doen op het graf van Jan Uutenhove, in de kapel van het godshuis “Poortakker”. Dit diende eeuwig en erfelijk te gebeuren. Indien deze kloosterlingen niet aan hun verplichtingen konden voldoen, dienden zij aan het godshuis 24 ponden grooten te betalen.

Weer drie jaar later bekwamen de Fraters op het Meerhem het stuk grond dat voor hun klooster lag. Het werd hen door de schepenen van Gent op cijns afgestaan. De desbetreffende akte werd verleden op 23 december 1538 en het was Frater Vander Naedt, minister, die ondertekende. Waar kloosterlingen zijn wordt er ook regelrnatig aan processies gedaan. In de middeleeuwen des te gemakkelijker. In de bisschoppelijke processie te Gent, gehouden op 12 mei 1540, hadden zij de eer de processiestoet te openen. Dat de Fraters het niet altijd even gemakkelijk hadden bewijst ook wel een akte van 9 februari 1541. Tussen Fraters en pachters was er een konflikt ontstaan omtrent het al dan niet betalen van accijnsen. Onze Fraters haalden het voordeel naar hun kant! Een akte van 16 oktober 1556 vermeldde dat men een nieuwe kaai voltooide vóór het klooster van de Derde-Ordelingen. Deze plaats werd meteen ook aangewezen voor het lossen van goederen met “de kraan” en “de weegschaal”.

Het gebeurde ook dat de Fraters onderdak verleende aan lieden van slecht gedrag. Zo is ons het geval bekend van Frans Stalens. Op 25 februari 1560 werd deze man uit het klooster gehaald .Wegens moord werd hij op de Hoofdbrug van de stad Gent onthoofd en daarna begraven bij de Augustijnen.

Een attest daterend van 1563, en van de hand van Frater François Matthijs, minister van het klooster, getuigde dat het apostolaat van de Fraters bestond in het verzorgen van geesteszwakken. Het getuigschrift in kwestie had het over Gillis van Overwaele die in feite wegens moord eerst in de gevangenis en daarna in de Bijloke Abdij had gezeten. Vervolgens kwam hij bij de Fraters op het Meerhem en evenals zijn vader werd hij daar “gehouden binnen strikte muren wegens zijn gebrekkigheid ende krankheid van zinnen”.

Einde van de Fraters op het Meerhem

De Fraters Derde-Ordelingen op het Meerhem zijn nooit met velen geweest. Rond 1578, toen de Calvinisten in hun kapel predikten, waren er nog drie. Twee ervan traden uit en Gillis van der Meersch, op dat ogenblik alleen, vluchtte naar Bergen bij zijn ordegenoten van St.-Kruis. Weldra bleef ook daar maar één Frater meer over en deed zijn klooster van de hand. Frater Gillis kwam dan terug naar Gent. Zijn klooster bevond zich, alhoewel niet ten gronde verwoest, toch in mamentabele toestand. Onmogelijk voor dè Frater om zijn klooster te herstellcno Hij bezat er de middelen niet toe. Hij nam dan ook het besluit zijn klooster aan de Kartuizers over te dragen mits levenslang onderhoud voor hemzelf. De akte van overdracht werd verleden op 1 maart 1583. Een latijnse brief werd op de kerkdeuren van St.-Baafs geplakt. Hierdoor werd deze overname openbaar gemaakt en iedereen die enige rechten had in het klooster werd verzocht dit binnen een redelijke termijn aan de bevoegde instanties kenbaar te maken.

Twee jaar later kwam er ene Adriaan Wachtebeke op de proppen. Deze beweerde dat hij, als ex-Frater Derde-Ordeling op het Meerhem, nog rechten had in het overgedragen klooster. Aan deze priester Derde-Ordeling werden tenslotte dezelfde voordelen toegestaan als aan Frater Gillis vander Meersch. Hiermee kwam dan een definitief einde aan het bestaan van de Fraters Derde-Ordelingen op het Meerhem.

Hopelijk is er door dit artikel meer duidelijkheid geschapen omtrent de naamwissel van het “Chartreusenplein” in “Fratersplein”.

———-

Bron:

Ghendtsche Tydinghen 1972 – Vol1 N°11

Rijks-en Stadsarchief van Gent – Authentieke tijdsdokumenten (Jaak Brebels)