Manneke Pis

Dat het wereldberoemde Brusselse “Manneken Pis” een historische Gentse tegenhanger heeft aan de Kraanlei weet iedere Gentenaar. Op enkele tientallen meters van het Gravensteen staat Manneke Pis weinig verhullend te pronken boven de inkom aan de Kraanlei 17.

Het huidige bronzen beeldje is een schenking van de heemkundige vereniging “Het Vliegend Hert” ter vervanging van een stenen exemplaar dat de tand des tijds niet overleefde.

GentmannekepisAntoondelooffb

Geert van Doorne, gewezen hoofd van de Gentse stadsdienst “Monumentenzorg”, legt er de nadruk op dat in tegenstelling tot het Brusselse en het Geraardsbergse manneken pis het “Gentse pisserke” geen bronbeeld is … en dus niet pist. De Gentse bodemgesteldheid maakt immers de aanwezigheid van bronnen met opborrelend of doorsijpelend water onmogelijk.

De vermeldingen van ‘bornen’ of ‘borren’ (burnen of burren), talrijk in de Gentse archiefgeschriften, slaan op waterputten waar de omwonenden, meestal vanuit geringe diepte, water konden ophalen. Zoals de plaatsnaam Borreputstraat aan de Kalandeberg (vroegste bewaard gebleven vermelding als Borne stege,1352). Maurits Gysseling vermeldt in zijn ‘Gent’s vroegste geschiedenis in de spiegel van zijn plaatsnamen’ (1954) nog vier andere 14-eeuwse ‘borre stegen’ elders in de stad.

In 1973 beschikte Gent nog over een drietal monumentale pompen nl. op de Groentemarkt, op de Zandberg en op de hoek van de Brusselsepoortstraat en de St.-Lievensstraat. Eertijds was er nog een pomp op het St.-Pietersplein en aan de zijkant van het Belfort.

Volgens diezelfde Geert Van Doorne bevond er zich nog een ander Gents verdwenen Mannekes Pis in het stadhuis boven een wasbekken. “De schepenen konden er hun handen in onschuld wassen”, schreef hij. Zelf zou Geert een prominente rol spelen in de aanmaak en de plaatsing van een nieuw beeld in 1980 op de plek waar het origineel (jaar van aanmaak niet gekend) in 1965 was weggewaaid en tot brokstukken herleidt.

Deze woning aan de Kraanlei was een leen van de Graaf van Vlaanderen, dus afhangend van ’t Oudburg, waarvan het college in het Gravensteen zetelde. In het “Leenregister” staat vermeld: “Op 29 december 1732 kwam dhr P. Temmerman het leen vereffenen voor het Leenhof wezende een huis gestaan ende gelegen ten voorhoofde op de Kraanlei van oude genaamd ’t Mannenkenpis“.

SAMSUNG CAMERA PICTURES

Er staat ook vermeld dat het College van het Oudburg op 13 april 1785 de toelating geeft aan de eigenaar van de woning om de façade te vernieuwen door het oprichten van een klokgevel. Wat doet vermoeden dat tijdens de verbouwing ook het uithangteken werd vernieuwd. Verwijzend naar de beweringen van Lic. P. Vlieghe dat het beeldje vermoedelijk dagtekent ca. 1780.

Schaars geklede mannetjes waren  in de 17e eeuw gebruikelijk en geliefd bij wijnvoorstellingen. In de oudheid bij de Grieken en de Romeinen in gezelschap van wijngod Bacchus. Symbolisch verwijst het beeldje naar het menselijk leven.

Manneken Pis zou als uitgangsbord hebben gediend voor een plaatselijke wijnhandelaar. Aan de overzijde van de straat stond een kraan om wijn te lossen. Het was een voorrecht van de wijnschroeders alle wijn die in Gent toekwam te lossen, te transporteren, te stockeren en verder voor handel te gebruiken. Op de kraanarm was een Bacchusje te zien op een ton gezeten. Tot in 1836 zou de kraan tot dienst zijn geweest.

In het verleden werd ’t Mannekenpis verschillende gedaanten aangemeten. Zo verscheen hij met een vijgeblad als eis van puriteinse schoolhoofden “voor het opnemen van een kind in de woning van de in de Kraanlei verblijvende inwoners”. Ook bestaat er een versie met een regenscherm in zink. 

mannekepis

En de geschiedenis breidt nog meer uit. Sinds oktober 2014 is Gent maar liefst twee Mannekes Pis én twee Meisjes Pis rijk. De stad had al twee mannekes: een bronzen beeldje boven grillrestaurant Nestor aan de Kraanlei en een stenen beeldje in het Huis van Alijn. De Sosseteit van de Gensche Mannekes “Pies Twielink” viert dit jaar haar tiende verjaardag en om die reden creëerde de vereniging twee nieuwe beeldjes die naast het exemplaar op de Kraanlei gezet werden. Meisjes deze keer. Hun namen zijn Lena en Luna en ze zijn gebaseerd op een echte Gentse tweeling. De nieuwe beeldjes kunnen aangesloten worden op de waterleiding waardoor we in Gent voor het eerst beeldjes hebben die ook echt kunnen plassen.

De legende van het Gentse “Manneke Pis”

402

De legende onthult dat Boudewijntje, alias Manneke Pis, een vondeling/bastaard was die graaf Filips had meegebracht bij terugkeer van zijn kruistocht naar het Heilige Land. De Vlaamse graaf Filips van den Elzas betreurde het nl. geen mannelijke erfgenamen te hebben van zijn vrouw Elisabeth van Vermandais en bracht van zijn eerste kruistocht een kleine bastaard mee naar huis die hij zou verwekt hebben bij een bovennatuurlijk mooi Arabisch meisje. Het kind kreeg de naam Boudewijn, groeide op aan het hof en werd door iedereen graag gezien. Zelfs door de gravin daar Boudewijn een bevallig en verstandig kind bleek te zijn. En eveneens de oogappel van zijn vader.

Maar graaf Filips, die een opvliegend en autoritair karakter had, eiste op een dag van de abt van Sint-Vaast dat hij zijn meest wonderdoende relikwie uit handen zou geven en beantwoordde de weigering met een slag in het abtelijk gelaat. Daarop vervloekte de kerkvoogd Filips van den Elzas met de woorden : “Gij zult getroffen worden in wat U het dierbaarste is ! “

Capture d’écran (944)

En zo geschiedde. Het lieve Boudewijntje veranderde in een stout en opvliegend baasje. Daarbij hield hij ook nog eens op met groeien. Wat eens een aangenaam jongetje was werd nu door iedereen gemeden. Echter, door zijn pesterijen en afkeurend gedrag kreeg hij wel meer aanzien bij de gewone bevolking.

400

Feestelijkheden bij de terugkeer van de kruisvaarders maakten een einde aan de fratsen van Boudewijntje. Tijdens de stoet, waarbij hij wederom meerdere personen te grazen nam, moest Boudewijn dringend een plasje doen. Aan de Kraanlei gekomen hief hij zijn gewaad omhoog en begon zijn gevoeg te doen in het bijzijn van giechelende kijklustigen.

Toen viel er een stilte. De processie was voorbijgetrokken doch Boudewijntje was nog bezig met zijn  plasje. Bij hem gekomen bleek dat hij was getransformeerd tot een stenen afgietsel. Graaf Filips barstte in tranen uit bij het aanzien van zijn geliefd kind. De bevolking vroeg de Graaf het beeldje te mogen houden om het aan de woning te plaatsen alwaar Boudewijntje tot steen was geworden. En zo gebeurde.

Het Manneke-Pis van Gent

Het was 27 november 1965 en het stormde hevig wanneer het terra-cotta beeldje van Manneke Pis, boven de ingangsdeur van het huis nr. 11 (thans 17) op de Kraanlei, door de wind van zijn voetstuk werd weggerukt en op de stoep in stukken brak. Vijftien jaar lang is de plaats onbezet gebleven. Verscheidene initiatieven uitgaande van de eigenaar van het Manneke Pishuis, van de stedelijke diensten en van de gebuurtedekenij Groene Veerle, bleven zonder resultaat. Met de oprichting van “Den Vlieghenden Hert” (de naam is ontleend aan de prachtige gevel Kraanlei nr. 79) zagen wij de kans de betrachting van G. Hebbelynck en van zovele volks-en heemkundigen te verwezenlijken.

Wij hebben aan het stadsbestuur gevraagd het gebroken beeld te mogen restaureren en bovendien aangeboden een bronzen kopie te laten vervaardigen om die op de gevel te plaatsen. Op 15 september 1980 aanvaardde het schepencollege dit voorstel. De onthulling van het nieuwe beeld en de overdracht van het herstelde origineel grepen plaats op 22 november 1980, anderhalf decennium na de ramp van 1965. De auteur van het bronzen kunstwerk is dhr. Dirk De Groeve. Op de basis werd een opschrift ingestempeld: “GIFT: ·DEN VLIEGHENDEN HERT 1980”. De herstelling en het terugplaatsen van het Gentse Manneken-Pis vormen een passende inleiding om enige wetenswaardigheden in verband met het beeldje mede te delen.

Tot nog toe was over zijn geschiedenis enkel een mooie legende bekend. De werkelijke historiek, betekenis en iconografie hebben wij aan de hand van een breedvoerig cultuurhistorisch onderzoek kunnen aan het licht brengen. Doch eerst brengen wij de legende in herinnering, zoals ze werd opgetekend door Louis Maeterlinck, conservator van het Gentse Museum voor Schone Kunsten in het begin van deze eeuw en neef van de beroemde dichter. Geboren en getogen in de Lange Steenstraat nr. 12 (hoek Vrouwebroersstraat) kende hij het beeldje van kindsbeen af . Het werd hem dikwijls als voorbeeld en vermaning getoond, want, zo zei men, het manneke was versteend geworden als straf voor zijn jeugdige bandeloosheid en slechte manieren. Het was evenwel zijn oom van den Bemden d’Overwater, broer van kapitein Ferdinand van den Bemden, die hem de legende heeft verteld.

Vermoedelijk is het Gentse verhaal in de loop van de 19e eeuw gegroeid. De moraliserende toon, de belangstelling voor het lokale verleden met in de omgeving de sterk tot de verbeelding sprekende burcht van de graven van Vlaanderen, pleiten voor een ontstaansperiode in de tijd van de burgerlijke romantiek. Betekenisvol is ook de vermelding van een beschuttend dak boven het hoofd van het manneken, dat van de vorige eeuw tot omstreeks 1950 werkelijk aanwezig was onder vorm van een zinken regenscherm. Nu was dit paraplutje niet het enige merkwaardige attribuut van het Gentse Manneke Pis. Daar was ook een enorm plaasteren vijgeblad dat hem tot de knieën reikte en zeker niet tot de originele compositie behoorde. Over de oorsprong van deze preutse dekmantel” doen de meest verscheiden verhalen de ronde.

Getuigenissen:

1) Ingenieur-architect August Desmet legde volgend getuigenis af : “Mijn moeder, geboren in het ”Gouden Mandeken” dichtbij de Kraanlei, heb ik altijd horen vertellen dat de mensen die in het Manneke Pis-huis woonden, hun dochter naar de kloosterschool wouden sturen waar ook mijn moeder naartoe ging. Dit kon maar toegestaan worden enkel wanneer de ouders dat onzedelijk beeld van hun gevel deden verdwijnen, of althans de onzedelijkheid verbergden. Daaraan is gevolg gegeven. De datum van dat incident is vast te leggen rond 1865-66. tot die datum zou daar een beeldje hebben gestaan in volle ornaat.”

2) Een andere lezer, J. Vingerhoedt uit Melle, wist zich uit zijn jeugdjaren (hij was in het bewuste huis op de Kraanlei geboren) een heel andere geschiedenis te herinneren : ” … ene heer La Grange van Deinze, als ik mij goed herinner was hij notaris, kwam op zekere dag vragen het manneke te mogen lenen om er een afgietsel van te laten maken voor in zijn tuin. De notaris beloofde het beeldje in goede staat terug te geven en het zelfs te laten herschilderen. Mijn vader stemde toe maar als de voerman van Deinze het manneke terugbracht was het in 2 gebroken. Dan heeft mijn vader er een ander laten maken en het oud zo goed mogelijk proberen te herstellen, waarna hij het aan zijn zuster Mejuffer Thérèse Van Driessche, wonende Houtlei 2, heeft gegeven om het in haar tuin te plaatsen waar het nog vele jaren heeft gestaan. Er was geen vijgeblad aan het oude beeldje maar mijn vader heeft op verzoek van mijn moeder een vijgeblad laten maken. Zo was er geen sprake van schoolkinderen of vijgeblad in 1865 voor de goede rede dat de toenmalige eigenaar van het huis, de heer L. Pierlé, een jongman was en nooit getrouwd is geweest. Ook was het eerste kind van mijn vader maar in 1973 geboren.”

3 ) Tenslotte publiceerde Gontran Van Severen in “La Flandre Libérale” van 13 november 1963 de beslist onwaarschijnlijke en partijdige hypothèse “que ce serait l’échevin Siffer, dont on n’attendait pas pareille mesquinerie, inspiré, paraît-il, par l’ineffable Mademoiselle Boonants, qui aurait donné ordre de masquer la virilité naissante du petit bonhomme … “.

In ieder geval verdween het fameuze druiveblad in 1962 toen het beeldje werd opgekuist door toedoen van de heer Victor E. van der Eecken, in 1961 huiseigenaar geworden van het betreffende pand. Het poedelnaakte Manneke Pis werd plechtig ingehuldigd op de eerste gouwdag van de Bond der Oostvlaamse Volkskundigen, zondag de zesde oktober 1963. In aanwezigheid van burgemeester E. Claeys, schepen A. Van der Steghen, afvaardigingen van de Manneke Pis-steden Brussel, Geraardsbergen, Binche en een talrijke menigte, schonk Richard Vankenhove aan het Manneke zijn eerste kostuum nl. het pakje van een Gentse schooljongen uit 1900. Dhr. L. Schalckens, voorzitter van de Vriendenkring van Manneke Pis uit Brussel, schonk toen een afgietsel van de beroemde burger van Brussel aan het Gentse Museum voor Volkskunde.

Historiek en iconografie van het Gentse Manneken-Pis

In het begin van de 17e eeuw woonde op de Kraanlei achter het Wijnschroedershuis ene Frans van de Kerchove, “coopman van wijnebinnen deser stede”. De man kon moeilijk beter gehuisvest zijn om in Gent de gave van Bacchus te verhandelen. Sinds in 1355 “t’enden van sgravenbrugghe” immers een hijskraan met tredwielen in bedrijf was genomen, werden de zware stukgoederen zoals wijntonnen op die plaats gelost. De Ajuinlei kreeg al vlug de naam van Kraanlei en de arbeiders die het tuig bedienden heette men Kraankinders of Wijnschroeders. Het verenigingslokaal van de nering was gelegen naast de kraan en zij had een kapel in de Sinte-Veerlekerk.

Toen in 1512 de kraan werd vernieuwd, plaatste men op de top van de kraanhals een beeld van Bacchus, gezeten op zijn tonnetje. Als uithangteken voor zijn zaak “beneden de Crane” kon van de Kerchove moeilijk hetzelfde motief nemen en zo werd het Gentse Manneke Pis geboren. In de humanistische en artistieke kringen van die tijd wist men dat Grieken en Romeinen in het gezelschap van de wijngod zeer dikwijls een urinerend kindje hadden geplaatst, als symbool van vruchtbaarheid en energische levensaanvaarding. In het Louvre-museum wordt een marmeren beeld uit de Griekse tijd bewaard, dat als rechtstreeks model voor het Gentse Manneken kan beschouwd worden. Hetzelfde museum bewaart een reliëf uit de Romeinse periode met voorstelling van een wijnoogsttafereel. Zoals bij het eerstgenoemde beeld en zoals ook te Gent, heft het kind hoog zijn hemdje op om zijn behoefte te doen. Een ander Manneken-Pis uit de Oudheid treft men in het British Museum. Dergelijke putti, bedrijvig in de wijnoogst of deel uitmakend van een dionysische optocht, versierden in de Romeinse tijd de sarcofagen van kinderen daar wijn onsterfelijkheid verleent.

In de christelijke symboliek van de middeleeuwen kent men de Fontein des Levens. Zij vormt een centraal motief in het Lam Gods van de gebroeders Van Eyck. Bij de intrede van Filips de Goede in Gent in 1458 werd ten teken van verzoening het Lam Gods op de Poel in levende figuren vertoond door de rederijketskamer van St.-Agnes, ook gekend als de “Bomlooze Mande”. In de “Chronycke van Vlaenderen” wordt beschreven de “schoene fonteyne … daer uut dat drye gorgelen liepen met wine … (en daar) stont een inghele houdende eene rolle daer in dat ghescreven stont: Pons Vitae”. Hetzelfde motief wordt in 1595 door Lucas Horenbout geschilderd voor de kerk van O.L.V. ter Hooie. De hoofse literatuur profaniseerde het gegeven tot “Fontaine de Jouvence”. Dergelijke bron van de nieuwe jeugd en van de onsterfelijkheid is voorgesteld op een 15-eeuwse gravure, toegeschreven aan de “Meester met de Banderollen” (Museum van Wenen).

Belangwekkend is ook een gravure van Alart Du Hameel (British Museum), getiteld “De Liefdestuin” of “Liefdespaar en nar bij een fontein”, naar een compositie van Jeroen Bosch. Deze fontein is een zeshoekige vont (zoals bij van Eijck en de Meester met de Banderollen), gevoed door een plassend naakt kind, gezeten op het kapiteel van een getorste kolom die uit het midden van het waterbekken opgaat. De achtergrond wordt gevormd door een druivelaar met grote rijpe trossen. De nar vormt een typisch Boschiaanse veroordeling vàn de dwaasheid en de aardse zonden. Uit dezelfde tijd dateert een zolderschildering met voorstelling van het Laatste Oordeel in de Sint-Laurenskerk te Alkmaar. We zien . er drie waterspuitende kindjes op een getorste kolom. Het bekende Manneke Pis van Brussel stond eertijds ook bovenop een zuil (gravure van Harrewijn, XVIIIde eeuw).

Reactie:

Mevrouw Dina Carels-Haes schrijft ons het volgende: “Nu een neef van mijn echtgenoot, namelijk Enzo Carels, de opdracht kreeg een polyester kopie te maken van ons Gents Manneken Pis (Kraanlei 17), vond ik het een geschikt ogenblik eens na te lezen wat er zoal over ons Manneke geschreven is. ln “Ghendtsche Tydinghen” 1981 – N° 1 – pp. 43-58, in een artikel van de heer Geert Van Doorne, las ik dat Gent er ooit een tweede rijk was, namelijk aan de herberg in de Walpoortbrugstraat 2. In zijn voetnota 29 geeft de schrijver als bron: Dubbele Wegwijzer van 1863, p. 585 en preciseert dat de herberg stond aan de oever van de Ketelvest en dat het huis gesloopt werd bij de verbreding van het kanaal.

Wat mij verbaast is dat niemand het beeldje vermeldt dat in de Wilderoosstraat de trapgevel van het huis n° 13 bekroont. Alhoewel het er hoog en ver staat om het goed te kunnen bekijken, lijkt het mij in rozerood aardewerk uitgevoerd te zijn, in precies dezelfde houding als het ventje op de Kraanlei.

Aan wie ik het ook heb verteld gedurende de ongeveer 40 jaar sinds ik het heb ontdekt, de waarde ervan schijnt tot niemand door te dringen. Ik kan het natuurlijk niemand kwalijk nemen dat men de Wilderoosstraat niet weet liggen. Het is nu eenmaal een straat waar men niet vaak komt, ingesloten tussen het Ingelandgat en Onderbergen. Het zou echt de moeite waard zijn dat beeldje van dichterbij te gaan bekijken. Indien het inderdaad in aardewerk uitgevoerd is lijkt de mogelijkheid reëel dat dit beeldje het enige gave origineel exemplaar is dat ons nog rest.

Wat er ook van zij, ik vind het tijd worden dat het beeldje in de Wilderoosstraat bekendheid krijgt, vandaar mijn brief.”

——————–

Bronnen:

Ghendtsche Tydinghen  1972 – Vol1 N°10

Ghendtsche Tydinghen 1973 – Vol2 N°7/8

Ghendtsche Tydinghen 1981 – Vol10 N°1

Ghendtsche Tydinghen 2006 – vol35 N°5

Ghendtsche Tydinghen 2018 – Vol 47 nr 4-5

http://www.hln.be – 13.10.2014 (EDG)

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.