HET KASTEELTJE VAN EMMAÜS

Op de helling van de Blandinusberg, die afdaalt naar de Schelde, bevindt zich halverwege in de tuin van het huis nr. 99 van de St.-Pietersnieuwstraat (=Hoveniersberg) een mooi 16-eeuws huis, “’t Casteelken van Emmaüs” dat Diericx en Van Lokeren “’t Hof van Waesberghe” noemen. Het komt voor op het groot panoramisch zicht van 1534 en was opeenvolgend eigendom van de families Van den Houcke (1545), de Stoppelaere (1578-1592), Van Waesberghe (1702-1816), de Keyser (1816-1855) en Donny. Dit huis dat gezien zijn beperkte afmetingen (iets meer dan 6 m. breed op 10 m. hoog) meer als een paviljoen van plaisance zou kunnen omschreven worden, heeft zijn oorspronkelijke voornaamheid bewaard.
De westzijde, bekroónd door een trapgevel, heeft op de verdieping een venster met stenen spijlen die nu gedicht is en onder hetwelk een steen is ingevoegd die, in reliëf gebeeldhouwd, het familiewapen van Van Waesberghe vertoont nl. van zilver bezaaid met kleine rechthoekjes van sabel met leeuw in hetzelfde motief.
De tijd heeft de steen uitgesleten en enkel de leeuw is nog zichtbaar. Deze gevel wordt geflankeerd door een rond torentje waarvan de top afgeknot is en dienst doet als trap. Het zou vroeger boven de gevel hebben uitgestoken. Onder een portiek dat ondersteund wordt door twee gebroken bogen die rusten op het vierkantig en massief kapiteel van een enkel zuiltje, zijn twee deuren die toegang verlenen tot de woning en het torentje.

De van Waesberghe’s zijn geen onbekenden in de geschiedenis van Gent. In de loop van de XVIe eeuw hebben zij zelfs een voorname rol gespeeld en hun naam komt menigmaal voor op de lijst van de Gentse schepenen. Zo was er een van Waesberghe die, ten tijde van de Calvinistische Republiek te Gent, het aan de stok had met de vermaarde Ryhove. Er was een van Waesberghe die jarenlang pastoor was van de Onze-Lieve-Vrouw St.-Pieterskerk. En een derde van Waesberghe treffen wij aan in de abdij van Baudeloo. Langs die familie is er dus andermaal een ganse brok Gents stadsleven en verleden aan het elegant gebouw verbonden. Het straatje dat naar de Schelde afdaalt heette gedurende lange tijd het Waesbergstraatje of Waesberghestraatje, vooraleer de Hoverniersberg te worden.
Het goed bleef eigendom van de familie van Waesberghe tot in 1816, toen het bij akte verleden voor notaris Baveghem te Gent afgestaan werd aan Lieven Frans De Keyser en diens echtgenote. In 1855 ging het over naar de familie Donny en het is thans eigendom van de heer Cobbaert-Donny.


De oostgevel, naar de rivier toe, is meer vervallen. Hij vertoont ook sporen van beeldhouwwerk (twee mensenhoofden?) met mogelijks een datum. De onderste verdieping ligt anderhalve meter onder de grond. De woning bevat op het laagste gelijkvloers een gewelfde zaal met schoorsteen en op het hoogste gelijkvloers een kamer met schoorsteen die door middel van enkele treden in verbinding staat met een kleine keuken boven een kelder.
Op de verdieping een kamer met vensters in de richting van drie windstreken, van waar men een mooi zicht moet gehad hebben op de Scheldevallei. Tenslotte een zolder met eiken gebinte. Op deze zolder is een venster met kleine vierkante ruitjes waarop nog de oude hengsels aanwezig zijn.
In het kasteeltje van Emmaüs kan men het gebruik bemerken van geglazuurde bakstenen die motieven vormen waarin men het Kruis van Bourgondië en de “briquet” van het Gulden Vlies herkent. Dit soort van versiering schijnt veelvuldig voorgekomen te zijn in Gent in de XVIe eeuw.
Celis die het nog heeft kunnen bewonderen toen hij het vrij gedegageerd was op de Scheldehelling, noteert in zijn “Beschrijving van Gent”: Op den hoek van den Hoveniersberg, ook het Waesberghestraetje genaamd, ziet men in den hof van het huis nr. 99 der St.-Pietersnieuwstraat, het Kasteelken van Emmaüs, bij Diericx het Hof van Waesberghe genoemd. Dit huis heeft maar de grootte van een lusthuis; het dagtekent van de XVIe eeuw en is bijna onveranderd gebleven. Het bestaat uit een trapgevel, met enerzijds een afgeknotten toren er nevens waarin zich een trap bevindt. Men bemerkt ook in den muur tekeningen in verglaasde steenen, zooals wij er zagen op de kapel van het Drongenhof. Van binnen heeft men een overwelfde benedenzaal, eene bovenzaal met steenen heerd, en in een nevengebouw een kleine keuken, boven eenen kelder.” Dit zijn ten andere gegevens welke Celis heeft geput in het “Inventaire archéologique”, naar hetwelk hij in voetnota verwijst.
Op het einde van de vorige eeuw heeft de heer Donny het gebouw laten verstevigen, o.m. een brede scheur in de gevel dichtgemetseld en ankers geplaatst. Er gingen toen stemmen op om het klein kasteel volledig te laten herstellen, doch bij gebrek aan de nodige kredieten, bleef het bij platonische beschouwingen. Kort na de laatste wereldoorlog vroeg de huidige eigenaar de heer Cobbaert de mogelijkheid te overwegen het gebouw te klasseren. Twee afgevaardigden van de Commissie voor Monumenten en Stadsgezichten begaven zich ter plaats en stelden vast dat het gebouw nog steeds bewoond was en in goede staat van bewaring verkeerde.
Het verslag van de Commissiezitting van 29 april 1949 voegt er nog aan toe: “De eigenaar heeft verklaard dat het Kasteeltje altijd door de belangstellenden kan bezichtigd worden met toegang langs de biezondere ingang van de Hoveniersberg. Dit verslag en de grote oudheidkundige waarde van het “Petit Château d’Emmaüs” inziende, oordeelt de Commissie dat op het verzoek dient ingegaan”.
Het blijkt nu wel dat dergelijke aanvraag in de grote doofpot werd geduwd en dat er van klassering niet veel in huis kwam. De klassering van het site tussen de Muinkbrug en de Hoverniersberg, bij K.B. van 9 oktober 1948, omvat immers niet het deel van de Scheldehelling waar het mooi kasteeltje zich bevindt.

———-
Bron:
Ghendtsche Tydinghen 1983 – Vol12 N°5
Kluyskens, P., (2007) “Het Kasteeltje van Emmaüs.”, Ghendtsche Tydinghen 36(2). doi: https://doi.org/10.21825/gt.v36i2.5816 – Volume 36 • Issue 2 • 2007
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.