De “Concessio Carolina” is een keure of oorkonde door Keizer Karel ingesteld op 30 april 1540 die de soevereiniteit van Gent aan banden legde.
Aanleiding was de oorlogvoering dd. 1537 tegen koning François I van Frankrijk. Keizer Karel vroeg een “bede” (financiële bijdrage) aan zijn geboortestad die door de Collatie werd afgewezen.
De “collatie” was het democratisch bestuursregime dat in Gent van kracht was van 1370 tot 1453 en van 1477 tot aan de Carolijnse Concessie in 1540. Het was een gemeentelijke raad vertegenwoordigd door een delegatie van elk van de “Drie Leden” nl.:
- de poorterij: leverde 6 schepenen (het enige lid waar de vorst nog invloed op had)
- 53 kleine neringen: leverde 10 schepenen
- grote nering of weverij: leverde 10 schepenen
De regerende landvoogdes Maria van Hongarije stemde in op de vraag van “De Keizer” voor het innen van de gevraagde belastingen. Dit was aanleiding tot de opstand van 1539. Keizer Karel zag zich in februari 1540 genoodzaakt met zijn leger af te zakken naar Gent om de gemoederen te bedaren. Dwz de stad te sparen, de schuldigen te straffen en de instelling van een nieuw stadsbestuur te regelen.
De “collatie was in 1539 de bron van alle kwaad. De gemeenteraad is daardoor van “3 leden” afgeslankt tot “1 lid” bestaande uit 6 achtenswaardige poorters die de 7 parochies representeerden. Wat meteen ook een einde maakte aan het medezeggenschap van kleine neringen en wevers.
———-
Bron:
Ghendtsche Tydinghen 1990