Leie

De Leie ontspringt in Lisbourg (F) en mondt uit in de Schelde te Gent. De rivier strekt zich uit over een lengte van 202 km waarvan 109 km in België. Zij functioneert eveneens als natuurlijke grens van Armentières tot in Wervik (24 km).

In Afsnee splitst de Leie zich op en mondt uit in de Ringvaart. Stadinwaarts loopt zij verder via de Gordunakaai, Henleykaai en Bijlokekaai om zich te verzoenen met de Coupure aan de Lindenlei. Aan de Ketelvest is er de verbinding met de Opperschelde.

Voorbij de Graslei wordt de Leie aan de Oude Vismijn geconfronteerd met de Lieve en zet haar weg verder richting Achterleie-Minnemeers om voorbij de Sint-Jorisbrug de Schelde aan de “De Pauwvertakking” (Portus Ganda) te vervoegen.

Een vroegste vermelding van de Leie gaat terug tot 694 waar het staat beschreven als Legia wat tot 1040 usueel was. Vanaf 821 werd er ook gesproken over de Leia. Het Franse Lis wordt rond 1040 in een bron vermeld (ad fluvium Lis) waar latere latinisaties als Lisa en Lisia zijn aan te treffen.

Het transport van graan vanuit Artesië maakte van de Leie een belangrijke verkeersader. Die importantie zou alleen maar toenemen door de opkomende watergebonden nijverheden en het transport te water van zware bouwmaterialen en afgewerkte produkten.

Ten behoeve van de omwonenden lagen eertijds bootjes ter beschikking om de was te spoelen in het eens zo klare Leiewater.

Het water van de Leie was arm aan kalk en ijzer, wat haar vanaf de 19e eeuw belangrijk maakte voor het roten van vlas. Dankzij de welvaart door het vlas en mede door de kleurafzetting van het roten werd ze ook wel de “gouden rivier” genoemd. De vervuiling en de hinder voor de scheepvaart leidde in 1942 tot een verbod van het roten in de Leie.

Tegenwoordig bevaren enkel nog pleziervaartuigen en toeristenbootjes de stille wateren van de Leie. In alle rust manifesteren zich bewonderenswaardige blikken bij het observeren van al die pracht op de oevers van deze Gentse rivier.

Walter De Buck  herwerkte een Gents liedje over de Leie als aanklacht tegen de vervuiling van dit kanaal. Het luidt als volgt:

De visserkes van de Leie

Ik en mijn maatje waren op van ’t alverdreie
om te gaan visschen op den bliek al in de Leie.
Al in den èwe end te Gent zo wel bekend,
waar dat iedereen zo zot van is in Gent.

Maar zie da’ d’ is komiek
gien ienen bliek, gien ienen bliek.
Ik en mijn maatje hen d’ er bovendien
gien iene, gien iene, gien ienen bliek gezien.

Wij h’an wat teken en wat wurmes meegenomen,
want ‘t schijnt dat ze daar zo goed van boven komen.
‘k Vroege d’eure aan mijn wijf, ‘t was nog maar halvervijf,
en m’ han al veertien druppels in ons lijf.

Maar zie da’ d’ is komiek
gien ienen bliek, gien ienen bliek.
Ik en mijn maatje hen d’ er bovendien
gien iene, gien iene, gien ienen bliek gezien.

Ge moet gij nu nie gaan visschen in de Leie,
ge kunt nu lange wachten op betere tijden.
‘t Water is zwart als lood, de vis is allemaal dood
en mee de stank zitten we gekloot.

Niets beter dan plastiek
en veel chimique van de fabriek.
Ik en mijn maatje hen d’ er bovendien
te gare, te gare, gien ienen bliek gezien.

Maar veur den diene die wil vissen in troebel water
die zit daar nu alle dagen mee ne kater,
want heeft hij nu toch beet, beter dat hij er nie van eet,
hij is vergiftigd veur dat hij het weet.

Niets beter dan plastiek
en veel chimique van de fabriek.
Ik en mijn maatje hen d’ er bovendien
te gare, te gare, gien ienen bliek gezien.

Bron:

GENT’S VROEGSTE GESCHIEDENIS – Maurits Gysseling

https://www.letras.mus.br/walter-de-buck/773846/

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.