In de 18e eeuw was een groot deel van de Gentse bevolking bezitloos, aangewezen op bedelarij of armenbedeling. Na 1770 begon de bevolking bovendien in een versneld tempo te stijgen, wat, in combinatie met een dalende levensstandaard op bet platteland, vele landarbeiders dwong naar de stad te emigreren. Daar vestigden ze zich vooral in de randwijken, wat de armoede er nog verergerde. Onder invloed van nieuwe tbeorieen, kwamen de gezagsdragers tot inzicht dat onbenutte arbeidskrachten beter konden worden opgesloten en aan bet werk gezet. Op voorstel van burggraaf Vilain Xllll werd in 1772 een modern “Provinciaal Correctiehuis” of “Rasphuis” opgericht.

Rasphuis-gevangenissen bestonden in de Verenigde Provinciën sedert het eerste kwart van de 17e eeuw. Te Gent was een eerste bouwfase voorzien tussen 1772-1775 onder leiding van de Gentse bouwmeester Jean Baptiste Malfeson. Het gebouw moest de vorm van een 8-hoek krijgen, maar er werden slechts 5 zijden gerealiseerd zodat het de vorm had van een zeester. De voltooiing is verwezenlijkt door stadsarchitect Louis Roelandt in 1825-1826. Dit onder koning Willem I, ter vervanging van de te Antwerpen afgeschafte galei. De eerste inspecteur-generaal van de gevangenissenen en weldadigheidsinstellingen na 1830 was de sociale hervormer en politicus Edouard Ducpétiaux. Hij liet overal in België stervormige gevangenissenbouwen en deze vorm van conctructie werd door andere landen overgenomen.Ter info: de Rijksgevangenis op de Nieuwe Wandeling dateert van 1859-1861.

Het is veelzeggend dat de grootindustrieel Judocus Clemmen als eerste directeur werd aangesteld. Jean-Jacques Philippe Vilain XIIII schreef in 1775 zijn “Memoire sur les moyens de corriger les malfaiteurs et les feignants à leur propre avantage et de les rendre utiles à l ‘état. Om het probleem van de werkloosheid, het pauperisme en de misdadigheid op te lossen gaf Vilain XIIII zijn volledig nieuwe visie over de tuchthuizen. Voorheen werden de gevangenen, ongeacht de aard van bet misdrijf, hun geslacht of leeftijd, samengevoegd. Vilain XIIII wordt algemeen als initiator beschouwd van het cellensysteem in de gevangenissen en scheidde de gevangenen volgens hun geslacht, leeftijd en misdrijf. Bedelaars werden er gescheiden van misdadigers. De gevangenen konden er een beroep uitoefenen.
Als Jozef II het tuchthuis van Gent op 16 juni 1781 bezocht, waren er 462 gevangenen aanwezig. De keizer vond echter de manier van werken niet goed en schafte de verplichte arbeid af. Volgens hem moest de misdadiger hard gestraft worden om de anderen schrik aan te jagen en moesten ook de straffen openbaar zijn om als voorbeeld te dienen. (REINQUIN A.M. E.A., 1987, P.93). Ook de ligging aan de Coupure, gericht op de nieuwe “haven met bassin”, entrepot, loskraan (Wippe) en fabriek van Clemmen (VANNESTE, 1987, P.125) vormt een uiting van de industriele functie die dit type gevangenis was toege-dacht. (VANNESTE, 1987, P.129). Van dit complex waren toen vijf van de acht “kwartieren” gerealiseerd. Pas in 1839 (laatste achtste) zou bet voltooid raken (DEJARDIN, 1867 P.170).
Het Gentse Rasphuis stond later ook model in bet buitenland ter beteugeling van de “ledigheid” en de “landloperij”. De Coupure aan Ekkergem had gedurende bet Ancien Regime niet alleen een economische maar ook een recreatieve functie. Het was een ideaal flaneertraject. De promenades met platanen langs de waterweg en de omliggende akkers en meersen leidden ertoe dat welgestelde burgers er ook “buitenverblijven” en lusttuinen lieten aanleggen. (VANNESTE, 1987, P. 125).

Rasphuis aan de Rasphuisbrug – Ghendtsche Tydinghen 1986
Keizerin Maria-Theresia van Oostenrijk gaf in 1773 de opdracht tot het oprichten van het Rasphuis of Provinciaal Correctiehuis. Het was gelegen aan de linkeroever van de Coupure op de plaats van de huidige faculteit van Landbouwkundige Wetenschappen alias “het boerekot”. De bouwmeesters waren de jezuïet Klükman alias Klugman en J.B. Malfeson die eveneens het Keizerlijk Entrepot zou ontwerpen hier aan de Coupure in 1779-1780. Voor de uitvoering van de werken is beroep gedaan op de ontvanger van de stadswerken dhr. ’t Kindt.

Rasphuis kapel- Ghendtsche Tydinghen 1986
“Vanghenessen”waren tijdens de middeleeuwen huizen van bewaring waar verdachten in voorarrest werden bewaard en bewaakt. Was het oordeel van de rechter negatief dan trof de verdachte ook geen schuld en was deze terug op vrije voeten. Bij een positief oordeel volgde de uitvoering van een straf zoals de brandstapel, de strop, de verdrinking, de vierendeling, de brandmerking, de verbanning, het zwaard, etc. Opsluiting als vonnis was niet echt aan de orde en bij uitzondering op deze regel waren in abdijen en kastelen kerkers voorzien om de beschuldigden te kerkeren. Zo werd graaf Ferrand van Portugal 12 jaar lang in het Louvre opgesloten. Gwijde van Dampierre bracht zijn laatste 5 levensjaren door in het kasteel van Compiègne. Verwijzen wij ook naar het kasteel van Rupelmonde als staatsgevangenis van de Vlaamse graven.

Rasphuis – Ghendtsche Tydinghen 1987
Het waren vooral de landlopers, zwervers, vagebonden, schooiers en daklozen die voor de problemen zorgden. Daarbij was een straf als vrijheidsberoving een normale zaak.
Eind 16e eeuw zijn er in Parijs “les maisons de correction” of “les maisons de force” aan te treffen. Hier gekend als tuchthuizen.Londen en Amsterdam volgen en begin 17e eeuw Lubeck en Bremen. Ook in Gent is er sprake van de oprichting van een “huis voor tuchtelynghen”. Tot 1666 werd er gewacht om 4 handmolens aan te schaffen. In 1675 is er een reglement opgesteld om in 1676 met een Spinhuis (voor vrouwen) of Rasphuis (voor mannen) van start te gaan in het Geeraerd de Duivelsteen.

Rasphuis ingang – Ghendtsche Tydinghen 1987
De molens die waren aangekocht waren tot nut bij het raspen van “braziel- of brizylhout”. Dit hout was afkomstig uit Oost-Indië en bevatte veel rode kleurstof dat volop in de textiel werd gebruikt. Na verloop van tijd werd het verfhout ook volop uitgevoerd. Door ontdekkingen kreeg het de naam mee van het ontdekte land of stad als Brasil, Brésil, Pernambukhout (Pernambuco Brazilië) of Campechehout (Mexicaanse havenstad Campeche).
Regelmatig werden de ongunstige leefomstandigheden in het Gentse Duivelsteen aangekaart. In belangrijke mate door Jean Jacques Philippe Vilain XIIII, vanaf 1755 eerste schepen van de Keure en een man met de nodige invloed. Onder zijn impuls namen “de Staten” op 13 juli 1771 de beslissing de stedelijke instelling “het Steen” te liquideren voor de oprichting van een nieuw provinciaal tuchthuis. Dit Rasphuis, Sterkhuis, Centrale Gevangenis of Provinciaal Correctiehuis zal in de vorm van een onregelmatige achthoek met een oppervlakte van 43490m² worden opgericht op een stuk braakliggende grond langsheen de Coupure.
Het kon tot 1500 gevangenen of opgeslotenen herbergen nl.1000 mannen en 500 vrouwen. De tuchtstrafregeling voorzag het toedienen van stokslagen. Door de combinatieopsluiting – individuele cellen – verplichte tewerkstelling (ten voordele van het leger), en omdat men vooral het oog hield op de zedelijke verbetering, moest het Rasphuis een modelinrichting worden, maar door de vele misbruiken is het dat nooit geworden. Integendeel.

Rasphuis maquette – Stadsmuseum Gent – Antoon de Looof – Fb
De eerste “tuchtelingen” mochten reeds in mei 1773 het Rasphuis bewonen. Er was daarbij een nieuw algemeen reglement van kracht waaronder “het binnen de 24u visiteren van een nieuweling, geschoren door een chirurgien en gekleed in het uniform van het huis”. Vele “stielen” werden er uitgeoefend zoals wol- en katoenspinners, kleermakers, het kleuren van lijnwaad, tijkwevers, timmerlieden, metaalbewerkers, zeilmakers, nettenknopers, etc.
De dood van Vilain XIIII in 1777 betekende een groot verlies voor het tuchthuis. Vele onregelmatigheden werden er vastgesteld. Daar maakte Lieven Bauwens gretig gebruik van. Hij kon het klaarspelen het Rasphuis voor zijn kar te spannen om zo goedkoop textiel te vervaardigen in ruil voor tegenprestaties die niet werden nagekomen.
Pater jezuïet Isidoor van de Kerckhove, die er in 1819 tot aalmoezenier werd aangesteld, trof er verschrikkelijke toestanden aan. De zedelijkheid van de gevangenen was er angstwekkend laag. Het was echt een plek van ondeugd waar de hygiëne beneden alle peil stond. De gevangenis was een kazerne van ontucht en verdorvenheid Hij noemde het een tweede Sodoma. De gevangenen hadden een individuele cel, maar in zijn tijd verbleven er vier tot vijf gevangenen in één cel. Ze stonden op en gingen slapen met het daglicht. Het was een wanhopige toestand, waar geen redding aan was. In 1874 werd beslist dat het Rasphuis nog enkel werd voorbehouden aan:
- veroordeelden tot levenslange hechtenis
- veroordeelden die wegens hun lichaams- of geestestoestand niet aan het afzonderingsregime konden onderworpen worden
- jonge veroordeelden van 16 tot 18 jaar
In september 1824 besliste Willem I tot de voltooiing van het Rasphuis en trok daarvoor een bedrag van 500.000 gulden uit. In 1826 zal het gebouw zijn voltooiing kennen.
Op 1 januari 1935 telde de gevangenis nog 513 gevangenen. Daar de strafinrichting voor de overheid een al te zware last was in verhouding tot haar belangrijkheid, werd overwogen deze af te schaffen en de 500 gedetineerden naar Merksplas, Oudenaarde en Doornik over te brengen.
Eind 1935 nam minister van justitie E. Soudan het definitieve besluit tot sluiting van het Rasphuis. Het Rasphuis is achteraf nog opengesteld geweest voor het publiek om uiteindelijk te worden afgebroken.
In 1937 liet de universiteit er de faculteit landbouwwetenschappen bouwen. Een maquette van het Rasphuis bevindt zich in het Museum Dr. Guislain. Er bestaat in Gent ook een Rasphuisstraat van de Hoogstraat naar de Coupure Rechts.
———-
Bron:
Ghendtsche Tydinghen 1986
Ghendtsche Tydinghen 1987
Ghendtsche Tydinghen 2001 – Vol30 N°5
Ghendtsche Tydinghen 2009 – Vol38 N°4
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.