Betekenis en definitie
Tsjeef – Tjeef
Met een tjeef wordt in Vlaanderen doorgaans een katholiek, en bij uitbreiding een christendemocraat bedoeld. In West-Vlaanderen en het zuiden van Oost-Vlaanderen komen eveneens de varianten seef en dzeef voor. Het handelen van tjeven wordt de tjeverij genoemd. De term geldt als scheldwoord. Een synoniem is kaloot, hoewel dit eerder op de godsdienst dan op de politieke beweging slaat. (Bron : nl.wikipedia.org)

(1837) (Vlaanderen, scheldw.) paaps of rooms persoon (vooral dan een politicus); een christendemocraat of een lid van de vroegere Christelijke Volkspartij (CVP, thans CD&V). Tsjeef is een verbastering van de naam Jozef en verwijst wellicht naar Sint-Jozef. De Gentse dichter Napoleon Destanberg, alias de “Cis van Gendt” wordt wel eens genoemd als bedenker van het woord. De eerste vakbond in Gent heette de Sint Jozefsgilde en die was destijds in hevige strijd verwikkeld met de socialisten. Tegenwoordig beschouwen veel christendemocraten het als een geuzennaam. Een synoniem is kadodder. ‘Tsjevenstreken’ zijn loense streken. Verder spreekt men ook van een ‘tsjevencafé’, een ‘tsjevenpartij’ of een ‘tsjevengazet’ (roomse krant). De tegenhanger van de tsjeef is de sos. (Bron : http://www.ensie.nl)

Het woord Tsjeef of Tsjeven is afkomstig uit Gent in het midden van de negentiende eeuw. Daar heeft, volgens eigen zeggen, de Gentse dichter, Napoleon Destanberg, alias “Cis van Gendt” het bedacht als benaming voor de leden van de Sint-Jozefskring. Uit dezelfde tijd vinden we dat de Sint-Jozefskring het woord ‘Tsjeef’ als een “geuzennaam” heeft geadopteerd want bij de opening van het nieuwe lokaal van de kring, in mei 1871, spreekt Baron Jean Auguste Casier de leden toe en laat ze het Tsjeefkenslied zingen met volgend refrein:
Wie zoo zijn zaeken eere doet,
Die moet zijn naam niet zwijgen –
Tot spijt
Van wie ’t benijdt,
De Tjeefkens is ons naam en blijft het voor altijd.
De krant van Casier, Le Bien Public, schrijft later: “Les ’t Jeefkens – pourquoi ne pas leur donner ce nom populaire dont ils sont si fiers?”.
Ook de Gentse volks- en straatzanger uit die periode, Karel Waeri, gebruikte vrijelijk het woordje ‘tsjeef’. In deze betekenis was het al zeer duidelijk geen verwijzing meer naar de Sint-Jozefskring maar naar de Christendemocraten of aanhangers van de Katholieke partij, de betekenis die het nu ook nog steeds heeft. .
Foert Foert Foertorium
Weg met het tsjevenras ad aeternum
en
k zal peper geven uit al mijn krachten
op kwezel, tsjeef en kalotijn
Vanuit Gent is het woord dan in de rest van Vlaanderen verspreid. Nu ook wordt het nog gebruikt in het politiek discours maar de betekenis is steeds die van ‘leden of aanhangers van de katholieke partij’. Ook de afleiding Tsjevenstreek is daar een gevolg van en is eigenlijk een synoniem voor Jezuïtenstreek, maar die zijn in hetzelfde bedje ziek.
———-
Bronnen:
Eddy Levis – G@zette v.d. Gentsche Sosseteit
- Bruyneel, Tineke: “Historische situering en analyse van politieke aspecten in het oeuvre van de negentiende-eeuwse Gentse volkszanger Karel Waeri”, licentiaatsverhandeling 2001-2002, Universiteit Gent
- – Prof. dr. Guy Schrans. Vrijmetselaars te Gent in de XVIIIde eeuw. [http://www.liberaalarchief.be/HFD33-proef.pdf] (p. 491 over ” Franciscus de Smet), volledig boek op: http://www.liberaalarchief.be/Schransinhoud.html%5B- Prof. dr. Guy Schrans. Vrijmetselaars te Gent in de XVIIIde eeuw. (p. 491 )
- Willemyns, Roland & Vandenbussche, Wim: “Over Kaloten, Tsjeven en andere Cistjes. Verwensingen in 19de-eeuwse politieke teksten.” in: Moerdijk, F., van Santen, A. & Tempelaars, R. Leven met woorden. Opstellen aangeboden aan Piet van Sterkenburg… Leiden: Koninklijke Brill. 339-351.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.