Graaf Boudewijn II Van Vlaanderen (De Kale)
°865 – †918
Markgraaf der Vlamingen van 879 tot 918.
Boudewijn verkreeg de bijnaam van “De Kale”, verwijzend naar zijn grootvader Karel de Kale en was de achterkleinzoon van Karel de Grote.
Hij was de zoon van Boudewijn I met den ijzeren arm en gehuwd met Aelfryth (Elstrude) van Wessex, dochter van Alfred De Grote, koning van Wessex dat toen het voornaamste Angelsaksische koninkrijk in Engeland was. Zijn laatste rustplaats bevindt zich in de St.-Pietersabdij te Gent.
Boudewijn II voerde een harde en gewelddadige politiek om zijn aanzien en die van het graafschap veilig te stellen tot aan het einde van zijn bewind.
Door de invallen van de Noormannen in 879 waarbij Gent door hun leider Rollo in brand werd gestoken en het verval der koninklijke macht nastreefde annexeerde (inpikken) Boudewijn verlaten gouwen tussen de kuststreek en de Scheldevallei (Gent, Waas, Kortrijk, Aardenburg, …), wat hem tot oprichter van het graafschap Vlaanderen maakte.
Later zou zijn macht zich veel zuidelijker uitstrekken, waaronder de streek van Boonen (Boulogne), Terwaan (Sint-Omaars (Saint-Omer)) en Doornik.
Aan het einde van de negende eeuw richtte Boudewijn II een castrum (vesting, fort) op waar nu het huidige Gravensteen is gesitueerd.
Hij ligt begraven in de Mariakapel van de St.-Pietersabdij te Gent.